Welke wegraking naar wie? De wegraking Terminologie Waarde van de anamnese Welke wegraking naar wie? E.I.Hoff CAT 27-10-2005
Definitie Een wegraking is: kortdurend bewustzijnverlies met spontaan herstel niet veroorzaakt door schedeltrauma
Terminologie ‘voorbijgaande bewusteloosheid’ Thijs RD et al, Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1625-30 EHBO LUMC, 8 weken, 123/4300 = 2.9 %. Inclusie: kortdurend niet-traumatisch bewustzijnsverlies Termen: “Collaps, syncope, flauwvallen, wegraking, insult”
Terminologie collaps = val zonder een evidente externe oorzaak als struikelen wegraking = voorbijgaande bewusteloosheid zonder oorzaak (TLOC) => syncope = wegraking op basis van cerebrale hypoperfusie => insult = epileptische aanval Geen plaats voor ‘collaps eci’ of ‘wegraking eci’
Syncope 1) Onvoldoende pompfunctie hart (ritmestoornis, cardiomyopathie) 2) Onvoldoende circulerend volume (diuretica, bijnierschorsinsufficientie) 3) Falen autonoom zenuwstelsel (MSA/Parkinson, diabetes/amyloidose, psychofarmaca/alfa-adrenerge blokkers) 4) Tijdelijke stoornis in autonome regulatie van circulatie: reflexsyncope (vasovagale syncope, mictiesyncope) # Symptomatologie: - kan ontstaan na snel opstaan / lang staan (2, 3, 4), tijdens inspanning (1) of erna (3) - kan beginnen met licht gevoel in hoofd, verminderde visus, ‘geluiden ver weg’ - bleekheid, misselijkheid, zweten door ‘autonome activatie’ (4) - bewustzijnsverlies met vallen, meestal hypotoon - soms met schokken na de val: kortdurend en asynchroon - snel en vlot herstel
Syncope vs. Insult Biemond cursus 2005 Suggestief voor syncope: autonome activatie (bleek, misselijk, zweten) Suggestief voor insult: (laterale) tongbeet, lang bewusteloos, langdurig verward na wegraking N.B. Sensitiviteit en specificiteit van voorspellende factoren in onderzoeken naar ‘syncope vs. insult’ vaak bias door heterogene samenstelling van groepen => onderliggend lijden bepaalt daarin frequentie van voorspellende factoren
Wieling et al. Diagnostische strategie bij wegrakingen: belang van anamnese. Ned Tijdschr Geneeskd, 2003;147:849-54 Diagnostische opbrengst: anamnese, lichamelijk onderzoek en ECG kan onderscheid maken tussen wegraking op basis van epilepsie danwel syncope, en tussen een reflexsyncope en een potentieel levensbedreigende cardiale syncope (32-74%)
Welke wegraking naar wie? (epidemiologie) Een wegraking bij patiënt <35 jaar vrijwel altijd op een functionele stoornis in bloeddrukregulatie (reflexsyncope) Bij patiënten >35 jaar naast reflexsyncope ook orthostatische en postprandiale hypotensie, sinus-caroticussyndroom, ritmestoornissen en klepgebreken
Welke wegraking naar wie? Colman et al. Patient met onbegrepen wegraking: neuroloog of cardioloog? Ned Tijdschr Geneeskd, 2003;147:841-3 1. Reflexsyncope komt zeer veel voor 2. Goede anamnese van belang in onderscheid insult syncope 3. Syncope: vaak geen neurologische of cardiologische ziekte als verklaring Conclusie: Onderzoek door een arts met speciale belangstelling voor de regeling van de bloedsomloop (internist, cardioloog, neuroloog, huisarts of geriater) levert meer op dan aanvullend cardiaal of neurologisch onderzoek. De arts kan daarbij eventueel gebruikmaken van een kanteltafeltest of van sinus-caroticusmassage.
Wat te vragen? (patient, familie, huisarts, GGD) Leeftijd, medicatiegebruik Wat was patient aan het doen? Voelde patient het aankomen? Autonome activatie? Duur, gelaatskleur, trekkingen tijdens wegraking? Patient meteen weer helder of langdurig verward?