Kenmerk 30 De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en taatsburgerschap Les 1: Oorzaken van de Franse Revolutie
Sociaal-economische en bestuurlijke achtergronden/oorzaken H4:§ 8:p81-2 Sociaal-economische en bestuurlijke achtergronden/oorzaken Standenmaatschappij Al sinds de middeleeuwen 1e De Geestelijkheid 2e De Adel 3e Het Volk
Geestelijkheid (1e stand) Veel macht Invloed op de koning Invloed op de bevolking Veel land (10%) Bij 1% van de bevolking Privileges Hoefde geen belasting te betalen Eigen rechtbank
Adel (2e stand) Veel macht Privileges Invloed op de politiek Bezat 20% van het land Vormde 1½ % van de bevolking Besturen groot deel der bevolking Privileges Maar beetje belasting betalen Eigen rechtbank
De 3e stand, het Volk Gewoonweg de 3e stand genoemd Verzameling van allerlei groepen Veelal boeren Arme stadsbewoners Veelal werkzaam in de nijverheid; een klein deel in de industrie Rijke burgers, de bourgeoisie Bourgeoisie wordt vanaf eind 17e eeuw steeds groter, rijker Verdiende veel geld in de handel en industrie Geen macht, lees: invloed op het bestuur Wel veel belasting betalen
bourgeoisie
Belasting (weegt zwaar) Meeste betaald door de grote massa boeren, die al weinig had. Waren veelal pachter en leefden op de rand van het bestaan. Ze moesten naast (1) belasting, (2) pacht (in natura) ook nog (3) herendiensten verrichten Veel hongersnoden en zo nu en dan opstanden in de Provincie
Bestuurlijke puinhoop & arrogantie Lodewijk XVI erfde een bijna failliete staat Oplossing: belastingen De toestand in het land interesseerde hem weinig, hetgeen ook gold voor de andere kerkelijke- en wereldlijke bestuurders Daarnaast was de rechtspraak oneerlijk leeg!