Hoofdstuk 15 Mededingingsrecht
(2/34) Op de interne markt mag de concurrentie niet vervalst worden: Daarom zijn er regels om te voorkomen dat de concurrentie wordt vervalst door: Ondernemingen Lidstaten
De belangrijkste regels om vervalsing van de concurrentie door ondernemingen te voorkomen zijn: Het verbod van artikel 81, lid 1 (bijvoorbeeld verbod van concurrentiebeperkende overeenkomsten). Het verbod van artikel 81, lid 2 (verbod van misbruik van machtspositie). Verordening 139/2004 (verplichting tot aanmelding van concentraties). (3/34)
Artikel 81, lid 1, van het Verdrag verbiedt: alle overeenkomsten tussen ondernemingen, en alle besluiten van ondernemersverenigingen, en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die 1. ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, en 2. de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. (4/34)
Enige begrippen in artikel 81 die nadere uitleg verdienen: Onderneming Overeenkomsten Besluiten van ondernemersverenigingen Onderling afgestemde feitelijke gedragingen ‘Ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’ ‘De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden’ (5/34)
Onderneming: Iedere zelfstandige uitoefening van een economische activiteit. Dus ook overheidsactiviteiten, zoals: Arbeidsbemiddeling en Ziekenvervoer (6/34)
Overeenkomsten: Dit begrip omvat: mondeling of schriftelijk vastgelegde afspraken. stilzwijgende afspraken. vrijblijvende afspraken (gentlemen’s agreements). (7/34)
Besluiten van ondernemersverenigingen: Bijvoorbeeld: Een besluit van een branchevereniging dat bindend is voor de aangesloten ondernemingen. Onderling afgestemde feitelijke gedragingen: Hiervan is sprake wanneer ondernemingen een uniform beleid voeren, zonder overeenkomst of besluit, en zonder dat dit kan worden verklaard door de marktstructuur. (8/34)
‘Ertoe strekken (...) dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’: Ertoe strekken = ten doel hebben Voorbeelden: Een horizontale afspraak tussen producenten om van onderlinge prijsconcurrentie af te zien. Een netwerk van verticale afspraken tussen fabrikant en distributeurs dat erop gericht is bestaande prijsverschillen in de lidstaten te laten voortbestaan. (9/34)
‘(...) Ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’: Ten gevolge hebben = het gebeurt zonder dat dit het doel is Voorbeeld: Een afspraak, naar aanleiding van de verkoop van een onderneming, waarbij gedurende twintig jaar de verkoper zich verplicht de koper geen concurrentie aan te doen. (10/34)
‘De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden’: Doel hiervan is om de grens te bepalen tussen: het Europees mededingingsrecht en het mededingingsrecht van de lidstaten. Voorbeeld: Een prijsovereenkomst van restaurants in Amsterdam verstoort de concurrentie, maar kan de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden. Daarom is deze overeenkomst: niet verboden door artikel 81, lid 1. wel verboden door het Nederlands mededingingsrecht (11/34)
Ontheffingen op basis van artikel 81, lid 3: Artikel 81, lid 3, maakt ontheffingen van het verbod van artikel 81, lid 1, mogelijk, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Voor een ontheffing komt bijvoorbeeld in aanmerking: Een afspraak tussen ondernemingen om samen te werken aan een onderzoek om tot aanzienlijke kwaliteitsverbetering van hun producten te komen, als: Geen onnodige afspraken (zoals prijsafspraken) worden gemaakt. Er geen risico is dat de concurrentie wordt uitgeschakeld (bijvoorbeeld als de betrokken ondernemingen een zeer groot marktaandeel hebben). (12/34)
Individuele ontheffing: Een verklaring van de Commissie dat de afspraak tussen de ondernemingen X en Y niet verboden is, omdat deze afspraak aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoet. Vanaf 1 mei 2004 is het niet meer mogelijk om aan de Commissie een ‘individuele ontheffing’ te vragen. (13/34)
Groepsvrijstelling: Een verordening, waarin de Commissie verklaart dat een bepaald type overeenkomst – bij voorbaat – is toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Er bestaan groepsvrijstellingen voor: horizontale overeenkomsten (= afspraken tussen concurrenten), en verticale overeenkomsten (= bijvoorbeeld afspraken tussen een fabrikant en zijn distributeurs). (14/34)
Groepsvrijstelling voor distributieovereenkomsten (verordening 2790/1999): Distributieovereenkomst = overeenkomst tussen een leverancier en diens distributeurs. Distributeurs zijn personen die: op eigen naam en voor eigen rekening een bepaald product (in de vorm van goederen of diensten) inkopen en doorverkopen aan derden, bijvoorbeeld: - Detaillisten - Groothandelaren - Importeurs (15/34)
Op grond van verordening 2790/1999 is vrijwel alles toegestaan, als aan twee voorwaarden voldaan is: Het marktaandeel van (meestal) de leverancier op de relevante markt mag niet meer dan 30% bedragen. Er mogen geen hardcore restricties worden toegepast. Er is bijvoorbeeld sprake van een hardcore restrictie wanneer de leverancier de distributeur verplicht tot een bepaalde prijspolitiek bij wederverkoop. (16/34)
Artikel 82 van het Verdrag verbiedt: misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan), dat 1. toerekenbaar is aan één of meer ondernemingen, en 2. de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Enige begrippen in artikel 82 die nadere uitleg verdienen: Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen Misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan) (17/34)
Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen: Artikel 82 kan worden toegepast op één onderneming, of meer ondernemingen (die een collectieve machtspositie bezitten). (18/34)
Misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan): Om te bepalen of hiervan sprake is, moeten de volgende vragen worden beantwoord: Wat is de relevante productmarkt? Wat is de relevante geografische markt? Is er sprake van een machtspositie op de aldus gevonden markt? Is er sprake van misbruik van deze machtspositie? (19/34)
De relevante productmarkt: bestaat uit producten die door de consument wegens hun eigenschappen, hun gebruik en hun prijs als gelijksoortig worden beschouwd. (20/34)
De relevante geografische markt: De relevante geografische markt is het gebied, waarin de concurrentievoorwaarden voor het betrokken product voor alle handelaren vergelijkbaar zijn. Artikel 82 is alleen geschonden als het geografisch gebied bestaat uit: de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt. (21/34)
Machtspositie: Een zeer aanzienlijk marktaandeel (= marktaandeel van meer dan 50%) op de relevante markt, levert op zichzelf het bewijs op van een machtspositie. Een aanzienlijk marktaandeel (marktaandeel van meer dan 30%, maar niet meer dan 50%) levert slechts het bewijs van een machtspositie op in samenhang met andere factoren (zoals het marktaandeel van concurrenten). (22/34)
Misbruik van machtspositie: Voorbeelden van misbruik van machtspositie: Het opleggen van onbillijke voorwaarden aan een afnemer, zoals een exportverbod. Een leveringsweigering (bijvoorbeeld om een afnemer te straffen die zich niet houdt aan de onbillijke voorwaarden van de leverancier). (23/34)
Verordening 1/2003: De Commissie is de rol van Europese mededingingsautoriteit toebedeeld. Dit betekent dat de Commissie is belast met: I. het opsporen van inbreuken op artikel 81 en 82. II. het nemen van maatregelen om geconstateerde inbreuken te beëindigen. III. het bestraffen van geconstateerde inbreuken. (24/34)
I. Het opsporen van inbreuken op artikel 81 en 82: De Commissie beschikt over omvangrijke opsporingsbevoegdheden, zoals: de bevoegdheid om inlichtingen te vragen (of bij beschikking te eisen). de bevoegdheid om inspecties bij ondernemingen en ondernemersverenigingen en zelfs in woningen en vervoermiddelen te verrichten. (25/34)
II. Het nemen van maatregelen om geconstateerde inbreuken te beëindigen: Als een inbreuk op artikel 81 of 82 van het Verdrag door onderneming Z is vastgesteld, kan de Commissie: Onderneming Z – bij beschikking – verplichten om binnen een bepaalde termijn aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken. Een dwangsom opleggen voor iedere dag dat onderneming Z niet aan deze verplichting voldoet (na het verstrijken van de gestelde termijn). (26/34)
III. Het bestraffen van geconstateerde inbreuken: De Commissie kan een hoge geldboete opleggen als straf voor een gepleegde inbreuk op artikel 81 of 82. De hoogte van deze boete is maximaal 10% van de totale omzet uit het voorafgaande boekjaar van die onderneming. (27/34)
Concentratieverordening 139/2004: Deze verordening belast de Commissie met preventief toezicht (= toezicht vooraf) op: Concentraties met een communautaire dimensie. (28/34)
Concentraties: Fusies, Overnames, Vorming van een gemeenschappelijke onderneming (joint venture). Communautaire dimensie: Wanneer zeer grote ondernemingen tot concentratievorming overgaan met gevolgen voor de interne markt. (29/34)
Aanmeldingsplicht: Concentraties met een communautaire dimensie moeten worden aangemeld bij de Commissie: Aanmelding dient plaats te vinden voordat de concentratie tot stand wordt gebracht. Na aanmelding gaat de Commissie beoordelen of de concentratie al dan niet verenigbaar is met de interne markt. (30/34)
Concentratie moet verenigbaar zijn met de interne markt: Een concentratie is onverenigbaar met de interne markt wanneer de concurrentie op de interne markt (of een wezenlijk deel daarvan) duidelijk wordt belemmerd. Dit is met name het geval wanneer: Een machtspositie in het leven wordt geroepen, of Een reeds bestaande machtspositie wordt versterkt. (31/34)
Sancties: Artikel 7 van de verordening verbiedt om een concentratie (met communautaire dimensie) tot stand te brengen zolang deze: niet is aangemeld, en niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is verklaard. Ondernemingen die deze regels overtreden, riskeren een boete van maximaal 10% van de totale jaaromzet van de betrokken onderneming. (32/34)
Verstoring van de concurrentie door de lidstaten: 1. Lidstaat X kan de concurrentie beperken door bij wet een hoge prijs voor bepaalde producten (van particuliere ondernemingen) vast te stellen. Dit is in strijd met artikel 10 (het beginsel van gemeenschapstrouw). 2. Lidstaat X kan de concurrentie verstoren wanneer het toestaat dat door lidstaat X gecontroleerde ondernemingen zich niet aan de regels van de artikelen 81 en 82 houden. Dit is verboden door artikel Lidstaat X kan de concurrentie vervalsen door staatssteun te verlenen aan onderneming Y. Dit is verboden door artikel 87, lid 1. (33/34)
Rechtsbescherming: Artikel 230, alinea 4, biedt onderneming X de mogelijkheid om beschikkingen van de Europese instellingen aan te vechten, met name: Een tot onderneming X gerichte beschikking van de Commissie. Een tot onderneming Y gerichte beschikking van de Commissie, waardoor onderneming X rechtstreeks en individueel geraakt wordt. (34/34)