2.2 – Het Middellandse Zeeklimaat

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Par. 2.6 Mondiale luchtstromen
Advertisements

WINDEN :PASSAAT EN MOESSON
Luchtdrukverschillen en wind
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
Weer en klimaat in de VS.
Hoofdstuk 1 van atheneum 4
Systeem aarde: windsystemen en orkanen
Hoofdstuk 3 Wat een klimaat!
Hoofdstuk 2 Wonen en werken in één wereld
Door: Charlot Zwerink, Lisa Stensen en Veerle Schreuder
4 havo, H.2 Tot en met par. 12 af? PO-materiaal inleveren
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
Les 5 - Klimaatsysteem van Köppen
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 6 en 7
Bij B wordt het aardoppervlak en dus ook de lucht erboven sterker verwarmd dan bij B. De luchtdeeltjes in kolom B gaan harder bewegen  de luchtkolom zet.
Het klimaat in ZO-Azië.
Klimaten in Indonesië.
WIND.
Vandaag! Klimaten op Aarde (Hoofdstuk 2): Water, te veel of te weinig (paragraaf 4 blz. 34 & 35)
- Passaten en Moesson - Verschillende soorten regen
Land van de moesson Paragraaf 1.
Windsystemen Paragraaf 1.
Klimaatsysteem van Köppen
Windsystemen Paragraaf.
Start de presentatie Kies je eigen route door in de dia’s te klikken !
Start de presentatie en klik dan in deze ster !
Paragraaf 2: Natuurlijke en landschappelijke kenmerken.
Wet van Buys Ballot. 1-Lucht stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. 2-Lucht krijgt op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts.
Weer en klimaat Paragraaf 6 en verder.
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
3.3 verschillen in klimaten
5.3 verschillen in klimaten
KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 6 en 7
Hoofdstuk 1 Extern systeem en klimaatzones Paragraaf 1 t/m 4
Het grote windsysteem Moesson.
Klimaat herkennen.
1 vmbo-T/havo 2 klimaat, §2 en 3
1 havo/vwo 2 klimaat, §2, 3 en 4.
Latijns-Amerika - klimaat
3 havo Köppen en Buys Ballot
3 havo Köppen.
In de weer voor het klimaat
China.
1 T/H Klimaten Hoofdstuk 2 § 2 - 4
Hoofdstuk 9 Weer en klimaat in de Verenigde Staten.
Hoofdstuk 7 Nederlands weer en klimaatverschillen.
1 VWO Hoofdstuk 2 Klimaat § 8-10
B37 HET KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN.
1 VWO Hoofdstuk 2 Klimaat § 2-5
AARDE 3/4 vmbo 4 Weer en klimaat § 6-9. Het weer in Nederland isobaren lijnen op een tussen plaatsen met dezelfde luchtdruk lagedrukgebieden: rond de.
AARDE 3/4 vmbo 4 Weer en klimaat § 2-4. Het weer Weer Atmosfeer Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats Luchtlaag die om.
WINDEN :PASSAAT EN MOESSON
4 havo 2 Klimaat en landschap § 5-8
Wat een klimaat Hoofdstuk 3.
Regen in de woestijn.
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 6 en 7
Klimaten op aarde, heel logisch!
Mondiale lucht- en zeestromen
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
KLIMAAT en LANDSCHP.
Landschapszones en klimaat
Klimaten Natuurlijke zones.
Klimaat en het weer.
Cursus 2.1 Klimaten en Plantengroei Klas 2 KGT Lesweek 1
Cursus 2.1 Klimaten en Plantengroei Klas 2 BK Lesweek 1
1 vmbo-T/havo 2 klimaat, §2 en 3
Formatieve toets thema 2
Köppen klimaat systeem
Hoofdstuk 2 Weer en klimaat
Transcript van de presentatie:

2.2 – Het Middellandse Zeeklimaat

Klimaatgrafieken van de zeeklimaten Gematigd Zeeklimaat: Ongeveer even veel neerslag in alle jaargetijden. Wintertemperaturen gemiddeld tussen de - 3°C en de +18°C. Middellandse Zeeklimaat: Neerslag vooral in de winter. Zomer droog.Wintertemperatuur gemiddeld tussen de 0°C en de 18°.

Klimaatgrafieken van de droge klimaten Steppeklimaat: Hier speelt de temperatuur een bijrol. Er wordt vooral gekeken naar de neerslag. De hoeveelheid neerslag die er per jaar valt ligt tussen de 200 en 450 mm. Woestijnklimaat: Ook hier speelt de temperatuur een bijrol. Men kijkt in de eerste plaats naar de neerslag. Als de hoeveelheid minder is dan 200 mm. Per jaar dan spreekt men van een woestijnklimaat.

Koude klimaten noemt men ook wel polaire klimaten Klimaatgrafieken van de koude klimaten. Koude klimaten noemt men ook wel polaire klimaten Sneeuw- en IJsklimaat: Gemiddelde zomertemperatuur lager dan 0°C. Er valt weinig neerslag. Toendraklimaat: Gemiddelde zomertemperatuur lager dan 10°C. Hooggebergte klimaat: Gemiddelde zomertemperatuur op de toppen lager dan 0°C. Er valt echter meer neerslag dan in het Sneeuw- en IJsklimaat.

E. Polaire zone D. Boreale zone C. Gematigde zone B. Droge zone (poolkimaat) Sneeuw- en IJsklimaat - EF Toendraklimaat - ET D. Boreale zone (landklimaat) Landklimaat – Dw Siberisch klimaat Landklimaat - Df Zeeklimaat - Cf C. Gematigde zone (zeeklimaat) Hooggebergte klimaat - EH Middellands Zeeklimaat - Cs Zeeklimaat – Cw Chinaklimaat Woestijnklimaat - BW B. Droge zone (droog klimaat) Steppe klimaat - BS Savanneklimaat - Aw Tropische zone (tropisch klimaat) Tropisch regenwoud klimaat - Af

Luchtcirculatie

Hogedruk & Lagedruk Hogedruk: pakket lucht v/d dampkring is in elkaar geperst en druk relatief zwaar op de aarde; Lagedruk: het omgekeerde, hier is een tekort aan lucht. luchtdruk: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060706_luchtdruk01 (0’46 min)

Lucht stroomt van gebied met teveel (hogedrukgebied of maximum) naar gebied met tekort (lagedrukgebied of minimum) Vanuit hogedrukgebied stroomt lucht langs aardoppervlak naar lagedrukgebied. Lagedrukgebied wordt van onderaf opgevuld.

Wet van Buijs Ballot 1e directeur van het KNMI ‘De wind waait van een maximum (hoge druk) naar een minimum (lage druk)’ ‘Door de draaiing van de aarde krijgt de wind op het noordelijk halfrond en afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links (=corioliseffect)’. ‘Let op: het geldt alleen als je met je rug naar de wind staat’

Corioliseffect http://www.youtube.com/watch?v=mcPs_OdQOYU (2’12 min)

De grote windsystemen Koude lucht is zwaarder dan warme lucht  warme lucht stijgt op Op sommige plaatsen op aarde is bijna altijd een maximum aan luchtdruk, op andere plaatsen bijna altijd een minimum. Voorbeeld: ‘Bij de evenaar is het altijd erg warm, waardoor lucht stijgt en wegstroomt. Daardoor ontstaat er een minimum (tropisch minimum)'

De vaste minima en maxima zorgen voor de drie grote windsystemen. polair maximum subpolair minimum subtropisch maximium tropisch minimum Luchtstromen op aarde: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_luchtstromen01 (2’17 min)

Weer bij lagedrukgebied Bij lagedrukgebied stroomt lucht toe langs aardoppervlak; De toegestroomde lucht moet ergens heen en kan niet naar beneden of opzij; Toegestroomde lucht gaat omhoog; Stijgende lucht zorgt voor afkoeling, wolken en regen;  dus: bewolkt, regenachtig weer

Weer bij hogedrukgebied Bij hogedrukgebied stroomt lucht weg langs aardoppervlak; Er komt aanvulling van boven in de vorm van dalende lucht; De lucht wordt warmer, wolken lossen op en er zijn blauwe luchten; Zomer  warm, zonnig, windstil weer; Winter  koud, zonnig, windstil weer

Teken in onderstaande figuur de luchtcirculatie (hoge- en lagedrukgebieden) die in de zomer in de loop van de dag ontstaat boven het strand en de zee. Leg je antwoord uit. Zee Strand

Teken in onderstaande figuur de luchtcirculatie (hoge- en lagedrukgebieden) die in de zomer in de loop van de dag ontstaat boven het strand en de zee. Leg je antwoord uit. Zee Strand

Figuur: Bij een koufront is het frontvlak steil Figuur: Bij een koufront is het frontvlak steil. Er ontstaan zware stortbuien, in de zomer met onweer. Bij een warmtefront is het frontvlak minder steil. Het (mot)regent (1=buien, 2=stortbuien, 3=motregen). Neerslag