2.2 – Het Middellandse Zeeklimaat
Klimaatgrafieken van de zeeklimaten Gematigd Zeeklimaat: Ongeveer even veel neerslag in alle jaargetijden. Wintertemperaturen gemiddeld tussen de - 3°C en de +18°C. Middellandse Zeeklimaat: Neerslag vooral in de winter. Zomer droog.Wintertemperatuur gemiddeld tussen de 0°C en de 18°.
Klimaatgrafieken van de droge klimaten Steppeklimaat: Hier speelt de temperatuur een bijrol. Er wordt vooral gekeken naar de neerslag. De hoeveelheid neerslag die er per jaar valt ligt tussen de 200 en 450 mm. Woestijnklimaat: Ook hier speelt de temperatuur een bijrol. Men kijkt in de eerste plaats naar de neerslag. Als de hoeveelheid minder is dan 200 mm. Per jaar dan spreekt men van een woestijnklimaat.
Koude klimaten noemt men ook wel polaire klimaten Klimaatgrafieken van de koude klimaten. Koude klimaten noemt men ook wel polaire klimaten Sneeuw- en IJsklimaat: Gemiddelde zomertemperatuur lager dan 0°C. Er valt weinig neerslag. Toendraklimaat: Gemiddelde zomertemperatuur lager dan 10°C. Hooggebergte klimaat: Gemiddelde zomertemperatuur op de toppen lager dan 0°C. Er valt echter meer neerslag dan in het Sneeuw- en IJsklimaat.
E. Polaire zone D. Boreale zone C. Gematigde zone B. Droge zone (poolkimaat) Sneeuw- en IJsklimaat - EF Toendraklimaat - ET D. Boreale zone (landklimaat) Landklimaat – Dw Siberisch klimaat Landklimaat - Df Zeeklimaat - Cf C. Gematigde zone (zeeklimaat) Hooggebergte klimaat - EH Middellands Zeeklimaat - Cs Zeeklimaat – Cw Chinaklimaat Woestijnklimaat - BW B. Droge zone (droog klimaat) Steppe klimaat - BS Savanneklimaat - Aw Tropische zone (tropisch klimaat) Tropisch regenwoud klimaat - Af
Luchtcirculatie
Hogedruk & Lagedruk Hogedruk: pakket lucht v/d dampkring is in elkaar geperst en druk relatief zwaar op de aarde; Lagedruk: het omgekeerde, hier is een tekort aan lucht. luchtdruk: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060706_luchtdruk01 (0’46 min)
Lucht stroomt van gebied met teveel (hogedrukgebied of maximum) naar gebied met tekort (lagedrukgebied of minimum) Vanuit hogedrukgebied stroomt lucht langs aardoppervlak naar lagedrukgebied. Lagedrukgebied wordt van onderaf opgevuld.
Wet van Buijs Ballot 1e directeur van het KNMI ‘De wind waait van een maximum (hoge druk) naar een minimum (lage druk)’ ‘Door de draaiing van de aarde krijgt de wind op het noordelijk halfrond en afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links (=corioliseffect)’. ‘Let op: het geldt alleen als je met je rug naar de wind staat’
Corioliseffect http://www.youtube.com/watch?v=mcPs_OdQOYU (2’12 min)
De grote windsystemen Koude lucht is zwaarder dan warme lucht warme lucht stijgt op Op sommige plaatsen op aarde is bijna altijd een maximum aan luchtdruk, op andere plaatsen bijna altijd een minimum. Voorbeeld: ‘Bij de evenaar is het altijd erg warm, waardoor lucht stijgt en wegstroomt. Daardoor ontstaat er een minimum (tropisch minimum)'
De vaste minima en maxima zorgen voor de drie grote windsystemen. polair maximum subpolair minimum subtropisch maximium tropisch minimum Luchtstromen op aarde: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060209_luchtstromen01 (2’17 min)
Weer bij lagedrukgebied Bij lagedrukgebied stroomt lucht toe langs aardoppervlak; De toegestroomde lucht moet ergens heen en kan niet naar beneden of opzij; Toegestroomde lucht gaat omhoog; Stijgende lucht zorgt voor afkoeling, wolken en regen; dus: bewolkt, regenachtig weer
Weer bij hogedrukgebied Bij hogedrukgebied stroomt lucht weg langs aardoppervlak; Er komt aanvulling van boven in de vorm van dalende lucht; De lucht wordt warmer, wolken lossen op en er zijn blauwe luchten; Zomer warm, zonnig, windstil weer; Winter koud, zonnig, windstil weer
Teken in onderstaande figuur de luchtcirculatie (hoge- en lagedrukgebieden) die in de zomer in de loop van de dag ontstaat boven het strand en de zee. Leg je antwoord uit. Zee Strand
Teken in onderstaande figuur de luchtcirculatie (hoge- en lagedrukgebieden) die in de zomer in de loop van de dag ontstaat boven het strand en de zee. Leg je antwoord uit. Zee Strand
Figuur: Bij een koufront is het frontvlak steil Figuur: Bij een koufront is het frontvlak steil. Er ontstaan zware stortbuien, in de zomer met onweer. Bij een warmtefront is het frontvlak minder steil. Het (mot)regent (1=buien, 2=stortbuien, 3=motregen). Neerslag