Poel, L. van der, Blokhuis, A. (2008). Wat je speelt, ben je zelf Poel, L. van der, Blokhuis, A. (2008). Wat je speelt, ben je zelf. De ontmoeting met de wereld van mensen met een verstandelijke beperking. Houten: Bohn van Stafleu van Loghum De ontmoeting met de wereld van mensen met een verstandelijke beperking
INLEIDING Er zijn verschillende onderzoeken gedaan vanuit de vraag of de spelontwikkeling van kinderen met een verstandelijke beperking op dezelfde manier verloopt als die van mensen zonder verstandelijke beperking. De conclusies houden in dat de spelontwikkeling op dezelfde manier verloopt, maar in een langzamer tempo – net zoals hun algemene ontwikkeling.
INHOUDSTAFEL 1) verschillen in spelgedrag 2) waarde van spel voor kinderen met verstandelijke beperking voor volwassenen met verstandelijke beperking 3) spel en levensverhaal 4) spel voor mensen met een verstandelijke beperking: samenvatting EXTRA: de theorie van de ervaringsordening
1) VERSCHILLEN IN SPELGEDRAG Moeite om spel tot iets eigens te maken - spel heeft minder diepgang - minder betrokken op hun spel - leveren minder inbreng => mechanisch en aangeleerd Weinig variatie - veel minder exploratie - omgang met spelmateriaal is stereotiep
Moeite met verbeeldend spel - hulp nodig bij stap naar symbolisch spel - concreet en levensecht materiaal nodig - omgeving moet overeenstemmen met realiteit: moeite met decontextualisatie Kiezen voor veilige omgang met omgeving => spelen op lager niveau dan ze kunnen uit schrik voor faalervaringen Durven zich minder makkelijk aan het spel overleveren
2) WAARDE VAN HET SPEL Kinderen met verstandelijke beperking Volgens Csikszentmihalyi is een kind dat speelt altijd in perfecte balans met zijn omgeving. In het spel heeft het kind de vrijheid om op zijn niveau om te gaan met de omgeving, dit levert het kind het gevoel competent om te gaan met zijn omgeving. Dit levert meestal ook het prettige gevoel dat vaak ook buiten het spel tot een betere omgang met anderen leidt. Maar terwijl kinderen met een verstandelijke beperking net goed van het spel kunnen profiteren, maakt hun (vaak minder ontwikkelde) zelf het moeilijk om te spelen, en dus ook om beter om te gaan met anderen.
2) WAARDE VAN HET SPEL Volwassenen met verstandelijke beperking Ook volwassenen spelen, hoewel dit meestal anders genoemd wordt. De verstandelijke beperking die ze hebben brengt vaak met zich mee dat ze zich moeilijk kunnen uitdrukken en daardoor moeilijk aan anderen kunnen overbrengen wat hen bezighoudt. Om goed in te schatten wat hen bezighoudt, is goed kijken naar hun gedrag een vereiste. Ook om hen te stimuleren in hun spel, zodat ze op die manier in beeld kunnen brengen wat voor hen belangrijk is. Vervolgens kunnen we hen daarin ondersteunen en bevestigen, waardoor ze meer zelfvertrouwen krijgen.
3) SPEL EN LEVENSVERHAAL Behoefte om ervaringen te delen: moeilijk => ondersteuning van derden is nodig => spelmaterialen kunnen daarbij grote communicatieve waarde hebben Gebeurtenissen uit verleden kunnen nagespeeld, verteld en verwerkt worden a.d.h.v. spel.
4) SAMENGEVAT Spel van mensen met verstandelijke beperking verschilt van dat van mensen zonder verstandelijke beperking. Ze vinden het moeilijker om de spontane omgang met de wereld vorm te geven. Toch kan spel hen de mogelijkheid bieden om de wereld op een pos. manier te ontmoeten. Ondersteuning bij het spel in nodig.
EXTRA: de theorie van de ervaringsordening 4 fasen die elkaar opvolgen gedurende de eerste levensjaren en zich verdiepen tot in de volwassenheid: Veel mensen met een verstandelijke beperking blijven hangen in de overgang van de associatieve naar de structurerende ervaringsordening. Fase in de ervaringsordening kernbegrip Lichaamsgebonden Sensatie Associatief Verwachting Structurerend Herinnering Vormgevend Abstractie