Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Tevredenheid met behandelaar en behandeling.
Advertisements

Wat doen wij met Gods Schepping …
Plaatje vrienden op een bank
Herkenning? Rot voelen? Leegte opvullen?
Paulus' eerste brief aan Korinthe (20) 23 januari 2013 Bodegraven.
“ff Anders”.  Het thema van dit jaar is “ff Anders” 2.
Echte Vrienden zijn belangrijk in het leven.
ÉÉN GOD, DE VADER 3 nov Rotterdam.
7 april 2013 Zoetermeer 1. 1Korinthe Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? 2.
de genezing te Bethesda
15 juni 2014 Den Haag 1. De Bijbel... geschreven  door feilbare mensen  door kinderen van hun tijd  in verloop van duizenden jaren  op talloze plaatsen.
Het bewijs van haar liefde (Carmen 83, p. 74)
gestorven voor onze zonden 3 Want voor alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de.
1. 3 Indien iemand een andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden van onze Here Jezus Christus*... * = de woorden die de Here Jezus.
Het Brood des levens Niek vorige week gesproken over je vastheid vinden bij God.
Paulus en Israël Romeinen 9-11.
Waarom zijn er zoveel oorlogen ?
9 januari 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 11 1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg. 2.
Loze belofte (Carmen 70. p. 73)
Jezus vroeg zijn leerlingen: `Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?' Matt 16/13.
De visie is Jezus One for all.
13 maart 2014 Bodegraven 1. 1Korinthe Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam.
Bij het kolenvuur Johannes
Hoofdzaken... (II) 1 Korinthe
Pasen & Pinksteren op één dag!
"in geen ding bezorgd" 1.
1.Rom.3:22vanin 2.Rom.3:26vanin 3.Gal.2:16 (2x)vanin 4.Gal.2:20vanin 5.Gal.3:22vanin 6.Ef.3:12 aanin 7.Filp.3:9vanin St.Vert.NBG “geloof VAN” Christus.
Romeinen Maar de gerechtigheid uit het geloof… nl. in Gods onvoorwaardelijke BELOFTE 2.
zielig & geestig sluit aan op de inleiding - rups - vlinder
1Korinthe 6 : Korinthe 6 : Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig...
Groot geloof 1.
1 19 dec Rijnsburg 19 dec Rijnsburg. 2 Hebreeën 8 1 De hoofdzaak VAN ONS ONDERWERP is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is.
1 donderdag 3 januari 2013 bespreking vanaf Kolosse 4 4 donderdag 3 januari 2013 bespreking vanaf Kolosse 4 4.
De Ben Adam Psalm 8.
In de moederschoot gevormd Psalm 139.
Tien treden terug Jesaja 38. tien treden terug Jesaja 38.
28 februari 2013 bijbelstudie nr. 5 Vanaf hoofdstuk 2:8.
Marcus Marcus En toen Hij weder uit het gebied van Tyrus vertrokken was En Jezus ging vandaar en trok Zich terug naar de omgeving.
 Matt 15:21 En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. 22 Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die.
Kom Hoger #5 Hij moet groter worden!
Rein & onrein ... Handelingen 10:1-48
Wanneer heb je een echt, levend, geloof?
De strijd Romeinen 7:14 - 8:4.
Er was eens een meisje die had 4 vrienden
Vrolijk Grappen maken Lol TREUREN??? Carnaval 26 februari.
Verlangen naar licht.
Kirti Zeijlmans MSc Rijksuniversiteit Groningen Voor meer informatie:
aangename ont - moeting
De vreugde van de HEERE.
14 november 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 9 19 Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen;
Lucas 15: 11 En Hij zeide: Iemand had twee zonen
12 sept 2013 Bodegraven 1. 2  vooraf lezen: 1Kor.7:12 t/m 24  indeling 1Korinthe 7  1 t/m 9: over het huwelijk  10 t/m 16: over echtscheiding  16.
Strijd tegen de zonde?.
Doopdienst 22 juni 2014 Koen Minderhoud
essentie van kerst Over de mens-wording van Gods Zoon
Zondag 2 HC Franeker 13 september 2009
17 jan Urk. Galaten 3 16 Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in.
Romeinen 7:1 – 8:2 1Weet u dan niet, broeders en zusters, ik spreek immers tot mensen die de wet kennen, dat de wet alleen gezag over een mens heeft zolang.
13 november 2014 Bodegraven 1. 2 de vorige keer: 1Kor.15:29-34 indien er geen doden opgewekt worden...  vs 29: waarom dopen?  vs.30-32: waarom doodsgevaren.
? ! Gods gerechtigheid... 1.
Zondag 7 HC Franeker 21 februari 2010
Garderen. Lucas En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij? = Jezus tot de wetgeleerde.
10 januari 2013 bijbelstudie nr. 3 Vanaf hoofdstuk 1:19.
2 juni 2013 Rotterdam 1. Galaten 4 21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 2.
Welkom in de kerk Zondag 8 HC Franeker 7 maart 2010 Thema: De Drie- enige, de God van je doop.
30 juni 2013 Zoetermeer 1. 2 Handelingen 14:27 27 En daar aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van al wat God met hen gedaan had,
26 sept 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 8 1 Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde.
“de liefde van God”.
Wandelen (bewegen) in Gods genade.. Genade Identiteit Gevoel LIEFDE Verstand Heiliging Schuld.
4G Geven Gunst Genade Gratie Geven 4G Geven & ontvangen …
Transcript van de presentatie:

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 6. Ad matrem Helviam de consolatione X, 1-11 (deel 1 – p. 53)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Ad matrem Helviam de consolatione = Over de troost(woorden) tot moeder Helvia Geschreven in 41-42 n. Chr. Seneca tussen 41-48 verbannen naar Corsica vanwege een aanklacht wegens overspel Seneca’s moeder hier verdrietig over: zag haar zoon lange tijd niet Seneca troost z’n moeder in dit werk

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Samenvatting p. 47-52 § 6: ballingschap = verandering van plaats Lijkt akelig: - je vaderland missen met z’n mensen en cultuur / - eerverlies, armoede Maar - er zijn mensen die vrijwillig naar een (afgelegen / andere) plaats gaan, want: - menselijke geesten zijn zaden (semina) van de goddelijke hemellichamen en vinden dus van nature reizen / verandering fijn § 7: - voorbeelden van hele volkeren die verhuisd zijn om verschillende redenen: migratie is van alle tijden, dat is het lot (Fatum) - ook het eiland Corsica (waar Seneca naar toe gaat) heeft verschillende bewoners gekend

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 De balling Marcellus Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur; 1 tulit – is perf van ……? ferre (hier: verdragen) quicquam – is het onzijdig van …..? quisquam – iemand quicquam – iets (nec quicquam = niets) Wat is de naamval van quicquam in deze zin?

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 De balling Marcellus Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur; 1 tulit – is perf van ……? ferre (hier: verdragen) quicquam – is het onzijdig van …..? quisquam – iemand quicquam – iets (nec quicquam = niets) Wat is de naamval van quicquam in deze zin? acc. , want mutatio is nom, dus onderwerp!

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 De balling Marcellus Bene ergo exilium tulit Marcellus nec quicquam in animo eius mutavit loci mutatio, quamvis eam paupertas sequeretur; Marcellus heeft zijn ballingschap dus goed verdragen en de verandering van plaats heeft niets in zijn geest veranderd, hoewel armoede deze volgde; 1 Marcellus – voorbeeld van een man die ook in ballingschap moest, net als Seneca nu. Hij had Pompeius gesteund, maar Caesar won. 2 eam – naar welk woord (LA) verwijst dit? mutatio (loci)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 in qua nihil mali esse, quisquis modo nondum pervenit in insaniam omnia subvertentis avaritiae atque luxuriae, intellegit. 2 in qua – welke constructie? relatieve aansluiting rel. vervangen door: en maar + aanw./ pers. vnw! want 2 nihil esse – AcI bij intellegit 3-4 quiquis … luxuriae – deze hele zin is onderwerp (subjectszin) 3 subvertentis – ppa, gen ev; congrueert met …? avaritiae

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 in qua nihil mali esse, quisquis modo nondum pervenit in insaniam omnia subvertentis avaritiae atque luxuriae, intellegit. en dat hierin niets slechts/ergs is, begrijpt iedereen die nog niet is vervallen tot de waanzin van de alles vernietigende hebzucht en weeldezucht. Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Welke 2 redenen geeft Seneca hier, waarom sommige mensen ballingschap wel erg vinden? avaritiae atque luxuriae (maar volgens de filosofie van de Stoa behoort bezit tot de indifferentia)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Quantulum enim est quod in tutelam hominis necessarium est! Hoe gering immers is (datgene) wat voor het onderhoud van de mens noodzakelijk is! 4 quod – relativum zonder antecedent. Je kunt een antecedent zelf aanvullen (id, quod…), als je wil De filosoof Diogenes ging zover, dat hij zijn huis wegdeed en ging leven in een ton.

Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? 5 cui – welke vorm van welk woord? dativ. van quis (vraagwoord) ullam – congrueert met …?

Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? 5 cui – welke vorm van welk woord? dativ. van quis (vraagwoord) ullam – congrueert met …? virtutem habenti - welke vorm? ppa in dat ev; waar congrueert het mee ?

Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? 5 cui – welke vorm van welk woord? dativ. van quis (vraagwoord) ullam – congrueert met …? virtutem habenti - welke vorm? ppa in dat ev; waar congrueert het mee ? cui

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Et cui deesse hoc potest, ullam modo virtutem habenti? En aan wie kan dit ontbreken, als hij (die) ook maar enige deugd heeft? 5 Wat wordt er bedoeld met hoc? Het weinige, dat je maar nodig hebt om in leven te blijven Wat is het antwoord op deze (retorische) vraag? ‘Niemand’  Dus: iedereen met ‘virtus’ heeft in principe genoeg Wat betekent virtus in dit verband? De goede eigenschappen van een mens in filosofische zin: inzien wat je wel/niet moet nastreven. Sapientia.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Overdaad schaadt! Quod ad me quidem pertinet, intellego me non opes, sed occupationes perdidisse. Wat mezélf betreft, begrijp ik dat ik geen rijkdommen, maar mijn drukke bezigheden heb verloren 6 quod – rel. zonder antecedent me .. perdidisse – AcI bij intellego perdidisse – infin perf; dus achter de rug Op welk moment heeft hij die dingen dan verloren?  toen hij in ballingschap werd gestuurd

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Corporis exigua desideria sunt: frigus summoveri vult, alimentis famem ac sitim extinguere; 7 corporis – genit. summoveri – welke vorm? inf praes P vult – wat is het onderwerp hierbij? corpus

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Corporis exigua desideria sunt: frigus summoveri vult, alimentis famem ac sitim extinguere; De verlangens van het lichaam zijn gering: het wil dat kou wordt verdreven, (het wil) met voedsel honger en dorst stillen;

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 quidquid extra concupiscitur, vitiis, non usibus laboratur. alwat daarbuiten wordt begeerd, wordt nagejaagd voor onze fouten/gebreken, niet voor behoeftes. 8 quicquid … concupiscitur – deze hele zin is onderwerp (subjectszin) Wat bedoelt Seneca met deze zin? Als je meer wil hebben dan nodig, is dat niet omdat je het nodig hebt, maar omdat je fout zit (nog geen virtus / sapientia bezit) Welke stijlfiguur zie je hier? (adversatief) asyndeton (vitiis, non usibus)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Non est necesse omne perscrutari profundum nec strage animalium ventrem onerare nec conchylia ultimi maris ex ignoto litore eruere: 9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est?

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Non est necesse omne perscrutari profundum nec strage animalium ventrem onerare nec conchylia ultimi maris ex ignoto litore eruere: 9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est? perscrutari onerare  trikolon / climax (das Gezsetz der eruere wachsenden Glieder) 9 omne – welk vorm van omnis en waarmee congrueert het?

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Non est necesse omne perscrutari profundum nec strage animalium ventrem onerare nec conchylia ultimi maris ex ignoto litore eruere: 9-10 Wat zijn de aanvullingen bij necesse est? perscrutari onerare  trikolon / climax (das Gezsetz der eruere wachsenden Glieder) 9 omne – welk vorm van omnis en waarmee congrueert het? (acc) onz ev congr. met profundum

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Non est necesse omne perscrutari profundum nec strage animalium ventrem onerare nec conchylia ultimi maris ex ignoto litore eruere: Het is niet nodig de hele / iedere diepte van de zee te door- zoeken, noch om door slachting van dieren de maag te overladen, noch om oesters van een heel verweg gelegen zee (vanaf) op een onbekend strand op te sporen: Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Waar zijn de 3 genoemde dingen een voorbeeld van? Van overdaad / overdadig eten: een mens heeft wel eten nodig, maar het hoeft niet zó luxe of zó veel te zijn

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 di istos deaeque perdant, quorum luxuria tam invidiosi imperii fines transcendit! 11 perdant – welke modus en waarom? coni praes -> desiderativus (wens) quorum – wat is het antecedent? istos

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 di istos deaeque perdant, quorum luxuria tam invidiosi imperii fines transcendit! mogen de goden en godinnen diegenen te gronde richten, van wie zucht naar weelde de grenzen van ons zo benijdenswaardig rijk overschrijdt! 11 istos – is negatief bedoeld 11-12 quorum … transcendit. Wat bedoelt Seneca hiermee? Dat die mensen alleen maar dingen willen eten / hebben, die van ver komen / van buiten de grenzen van het rijk 11 invidiosi – waarom is het Rom. Rijk invidiosus? Het is zo groot, dat anderen er jaloers op zijn.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Decadent gedrag Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat, nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus, aves petere. 13 ultra + acc – verder dan, voorbij (voorzetsel) capi – welke vorm? inf praes P quod … instruat - het antecedent bij quod ontbreekt; zelf aanvullen: id, quod… – verklaar de werkwoordsvorm in deze zin (instruat) coni praes  finalis

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Decadent gedrag Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat, nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus, aves petere. Ze willen dat voorbij de Phasis dat gevangen wordt wat een ambitieuze keuken moet creëren/om…te creëren en het wekt geen weerzin om van de Parthen vogels te vragen, van wie wij nog geen schadevergoeding hebben gekregen. Phasis, een rivier in Colchis Waarvan zijn de in deze zin genoemde dingen een voorbeeld? Van dingen die van heel ver weg komen

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Decadent gedrag Ultra Phasin capi volunt, quod ambitiosam popinam instruat, nec piget a Parthis, a quibus nondum poenas repetimus, aves petere. Ze willen dat voorbij de Phasis dat gevangen wordt wat een ambitieuze keuken moet creëren/om…te creëren en het wekt geen weerzin om van de Parthen vogels te vragen, van wie wij nog geen schadevergoeding hebben gekregen. Phasis, een rivier in Colchis Waarvan zijn de in deze zin genoemde dingen een voorbeeld? Van dingen die van heel ver weg komen Nec piget … petere – wat bedoelt Seneca hiermee? De Romeinen hebben grandioos van de Parthen verloren kort geleden en nauwelijks schadevergoeding gehad. Daar wil je toch geen eten vandaan?

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Undique convehunt omnia nota fastidienti gulae; quod dissolutus deliciis stomachus vix admittat, ab ultimo portatur oceano; 15 Let op de zinsbouw: omnia = lijd vw bij convehunt nota = lijd vw bij fastidientis Beide zijn onz mv, gesubstantiveerd: omnia – alle dingen  alles nota – bekende dingen Welke naamval is deliciis? abl mv (bijw bep bij dissolutus)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Undique convehunt omnia nota fastidienti gulae; quod dissolutus deliciis stomachus vix admittat, ab ultimo portatur oceano; Van alle kanten brengen zij alles samen voor een vraat- zucht die walgt van bekende etenswaren; wat een maag, verzwakt door genot, nauwelijks toelaat, wordt van de heel verweg gelegen oceaan aangevoerd;

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 vomunt ut edant, edunt ut vomant, et epulas, quas toto orbe conquirunt, nec concoquere dignantur. ze kotsen (uit) om te eten, ze eten om te kotsen, en spijzen die ze over de hele wereld bijeenzoeken, verwaardigen ze zich zelfs niet om te verteren. 17 dignantur: het passivum wordt soms ook reflexief (wederkerend) gebruikt: lavari – zich wassen (ipv gewassen worden) dignari – zich verwaardigen Welke stijlfiguren zie je in deze zin? chiasme + sententia : vomunt ut edant, edunt ut vomant Asyndeton + herhaling: edant, edunt

Ista si quis despicit, quid illi paupertas nocet? Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Ista si quis despicit, quid illi paupertas nocet? 17 ista – onz mv  die dingen; lijd vw bij despicit quis = ….? aliquis na si, nisi, num en ne gaat ali- niet met quis-je mee!

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Ista si quis despicit, quid illi paupertas nocet? Als iemand die dingen minacht, wat benadeelt armoede hem (dan)? 17 Wat wordt bedoeld met ista? dat voedsel dat van heel weg in groten getale wordt aangevoerd 17-18 Wat bedoelt Seneca met deze (retorische) vraag? Als je geen behoefte hebt aan al dat bijzondere eten, mis je het ook niet, als je het niet kunt kopen.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Si quis concupiscit, illi paupertas etiam prodest; Als iemand die dingen begeert, is armoede zelfs voordelig voor hem; 18-19: Dit lijkt een rare opmerking (armoede is voordelig). Vandaar dat Seneca hem in de volgende zin gaat uitleggen (enim!)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 invitus enim sanatur et, si remedia ne coactus quidem recipit, interim certe, dum non potest, illa nolenti similis est. 19 coactus – welke vorm van welk woord? ppp van cogere – dwingen 20 illa – welke vorm? onz mv van ille  die dingen, nl al dat exotische eten nolenti – welke vorm? ppa van nolle (gesubstantiveerd)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 invitus enim sanatur et, si remedia ne coactus quidem recipit, interim certe, dum non potest, illa nolenti similis est. want hij wordt tegen zijn zin genezen en, ook al neemt hij de geneesmiddelen zelfs niet gedwongen, ondertussen is hij zeker, terwijl hij (ze) niet kan (krijgen), gelijk aan hem die (ze) niet wil. Wat bedoelt Seneca met illa nolenti similis est? Ze hebben allebei het luxe-eten niet: de een omdat hij niet wil, de ander omdat hij het niet kan krijgen. Welke stijlfiguur zie je in deze zin? metafoor: sanatur, remedia Degene die eigenlijk wel behoefte heeft aan luxe-eten, wordt ‘genezen’, zodat hij het niet meer wil

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Het voorbeeld van Caligula C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna possent, centiens sestertio cenavit uno die; 21 (rerum) natura – onderwerp van videtur 22 ostenderet possent - verklaar de coniunctivi Keizer Caligula

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Het voorbeeld van Caligula C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna possent, centiens sestertio cenavit uno die; 21 (rerum) natura – onderwerp van videtur 22 ostenderet - finalis (na ut) possent - grammaticalis (afh. vraag) posse - hier: tot stand kunnen brengen sestertio - abl. van sestertium: met (voor) een prijs van centiens - 10.000.000 (sestertiën) Keizer Caligula

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Het voorbeeld van Caligula C. Caesar [Augustus], quem mihi videtur rerum natura edidisse, ut ostenderet quid summa vitia in summa fortuna possent, centiens sestertio cenavit uno die; Gaius Caesar, die de natuur mij toeschijnt voortgebracht te hebben om te tonen wat de grootste fouten/gebreken in de hoogste positie tot stand konden brengen, dineerde op één dag voor 10 miljoen sestertiën; Keizer Caligula

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 et in hoc omnium adiutus ingenio vix tamen invenit, quomodo trium provinciarum tributum una cena fieret. 23 omnium – gen mv; bepaling bij ingenio adiutus – welke vorm? ppp van adiuvare – helpen 24 tributum – belastingopbrengst

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 et in hoc omnium adiutus ingenio vix tamen invenit, quomodo trium provinciarum tributum una cena fieret. en (hoewel hij) hierbij (werd) geholpen door het vernuft van allen vond hij toch nauwelijks (een manier), hoe de belas- tingopbrengst van 3 provincies één maaltijd kon worden. Wat is de toon van deze regels? Ironisch

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Wat van ver komt is lekker O miserabiles, quorum palatum nisi ad pretiosos cibos non excitatur! O beklagenswaardigen, wier gehemelte/eetlust niet wordt opgewekt/geprikkeld behalve bij kostbaar voedsel/spijzen! -

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit. 26-27 pretiosos … facit – let op de opbouw van de zin Onderwerp = …?

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit. 26-27 pretiosos … facit – let op de opbouw van de zin Onderwerp= NON sapor, dulcedo SED raritas, difficultas pretiosos – vul aan: eos (=cibos) facere = dubbele acc. = maken (tot) 27 parandi – welke vorm ook alweer? gerundium (parare – hier: zich verschaffen, verkrijgen)

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Pretiosos autem non eximius sapor aut aliqua faucium dulcedo, sed raritas et difficultas parandi facit. Niet de bijzondere geur echter of een of andere zoetigheid van/voor de keel, maar de zeldzaamheid en moeilijkheid om ze aan te schaffen maakt ze kostbaar.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Alioqui, si ad sanam illis mentem placeat reverti, quid opus est tot artibus ventri servientibus? 28 opus est + abl – er is behoefte aan, men heeft nodig Wat is de abl hierbij? artibus (servientibus) Welke vorm is servientibus? ppa (congr met artibus) ventri – dativ aanvulling bij servientibus

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Alioqui, si ad sanam illis mentem placeat reverti, quid opus est tot artibus ventri servientibus? In het andere geval, als het bij hen in de smaak viel / zou vallen om terug te keren naar een gezonde geest, waarom zijn dan zoveel middelen nodig die ten dienste staan van de maag? 27 sanam mentem – wat bedoelt Seneca hiermee? Een geest die inziet wat belangrijk is in een leven (dus niet: overdadig eten). Seneca gebruikt deze metafoor vaker: de geest die nog zo denkt, is ziek en moet genezen worden.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Quid mercaturis? Quid vastatione silvarum? Quid profundi perscrutatione? Waarom (is) handel (nodig)? Waarom het verwoesten van bossen? Waarom het doorzoeken van (de diepte van) de zee? 28-29 Alles nog in abl, omdat je opus est er nog een keer bij moet denken. Romeinse handelsroutes

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Passim iacent alimenta, quae rerum natura omnibus locis disposuit; Overal liggen etenswaren, die de natuur op alle plaatsen heeft opgesteld / verspreid; 29-30 Oftewel: je eten hoeft niet van heel ver weg te komen.

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 sed haec velut caeci transeunt et omnes regiones pervagantur, maria traiciunt et, cum famem exiguo possint sedare, magno inritant. 30 haec – verwijst naar …? alimenta transeunt – komt van het ww ….? trans-ire

Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 sed haec velut caeci transeunt et omnes regiones pervagantur, maria traiciunt et, cum famem exiguo possint sedare, magno inritant. maar aan deze dingen/hieraan gaan ze voorbij als blinden en ze doorkruisen alle streken, ze steken zeeën over en, hoewel ze hun honger voor een klein bedrag kunnen stillen, wekken ze deze voor een groot (bedrag) op. 30 Vergelijking: 1 de mensen die luxe eten 2 zijn als blinden Tertium comparationis = …? transeunt (ze gaan voorbij, zien iets niet)