Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen Wout Ultee.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
3.3 Nigeria in de wereldeconomie
Advertisements

Overgang van handelskapitalisme naar Industrieel kapitalisme
H3 Industralisatie en Ismen.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
APARTHEID IN ZUID- AFRIKA OMGEDRAAID? ASSF-project Nick Laarhoven, voorjaar 2012.
Hoofdstuk 4: Pruiken en Revoluties
Onderwerpen: Veranderingen: Individuele verantwoordelijkheid en het individueel gedragen van Mensen Continuïteit: wat bleef hetzelfde bij groeps- en individueel.
Hoofdstuk 5. par 5 Help! De wereld krimpt!
1 havo/vwo H3 ontwikkeling §2
Het socialisme Paragraaf 7..
Wout Ultee Hedendaagse sociologische theorieën
Globalisering H2.
Globalisering H2.
Modellen VWO 6.
Een communistische grootmacht
De Verenigde Staten en hun federale overheid Een wereldmacht in wording § 2.1.
De Verenigde Staten en hun federale overheid Een wereldmacht in wording § 2.1 & 2.2.
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
Hst 2: ZOA: Een regio in beweging
Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidsvragen Wout Ultee.
Ontstaan en ontwikkeling van een politieke stroming
§ 2 CHINA DE FABRIEK VAN DE WERELD
4.2 de sociale kwestie..
OORLOG IN VIETNAM. ACHTERGROND Het midden van de 20e eeuw stond in het teken van de opkomst van grote mogendheden: de Verenigde Staten en de Sovjet Unie.
Centrum-periferie-model
Historisch overzicht paragraaf 6.2
Liberalisme en socialisme
AANBOD ARBEID IS GROTER DAN DE VRAAG NAAR ARBEID
Oefening 17 p. 97 – les 5.
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
HISTORISCHE CONTEXT KOUDE OORLOG
Hoofdstuk 3 Arm en rijk in de VS en Nigeria.
Hoe werkt de maatschappij? Is deze maakbaar? Hoe beïnvloed je de economie?
 Industriële revolutie Uitleg  Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door.
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Het Kapitalisme Handelskapitalisme Oostzeevaart VOC/WIC
Antwoorden herhalingsopgaven
WERELD 2 h/v Ontwikkeling, arm en rijk par 2.
Arbeidsmarkt Als je op de markt loopt zie je om je heen verschillende kopers en verkopers. De vraag naar een product bestaat uit de mensen die een product.
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
Week 5 Sociologie en diversiteit SOCIALE ONGELIJKHEID / ONGELIJKHEID TUSSEN GROEPEN / INTERCULTURELE COMMUNICATIE.
Hoofdstuk 3: Parlementaire democratie
Antwoorden proeftoets H4, h6 en h7 1 t/m 3. Jaren Schuldrest begin van het jaar InterestAflossing Schuld einde van het jaar Belasting- voordeel Lasten.
H10.2 Feminisme en socialisme
Kinderarbeid door de eeuwen heen Tijd van burgers en stoommachines.
WERKVERSCHAFFING EN DWANGARBEID
Koloniale verleden.
Staatsinrichting van Nederland (deel 1)
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
3.1 PRODUCTIE.
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
Burgers en stoommachines 5.2 De sociale kwestie
Hst 4 Hoe wordt er gewerkt?
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
Vmbo 2 economie Goede producten?
Hoofdstuk 9 De economische sprong van Europa
de tijd van burgers en stoommachines
Les kiezen, politieke stromingen en partijen
Welkom Havo 5..
Cursus 2.3 Een Wereldeconomie Klas 2 KGT Lesweek 3
Cursus 2.3 Een Wereldeconomie Klas 2 BK Lesweek 3
Welkom Havo 5..
Hoofdstuk 2 Nederland als industriële samenleving § 4
Blok 2 Koffie en suiker Deelvraag:
ORGANISATIE & MAATSCHAPPIJ
Duurzaamheid C en D Hoofdstuk 2 People.
1BK Hoofdstuk 3 | Arm en rijk
Transcript van de presentatie:

Historisch-materialistische antwoorden op ongelijkheidvragen Wout Ultee

Marx 1859 De kern van het historisch materialisme uitgeschreven als een uitspraak met zes clausules

a  b  c  d  e  f  WELKE productiewijze een samenleving ook kent,

a  b  c  d  e  f  ELKE ongelijkheid in die samenleving

a  b  c  d  e  f  berust op EEN OF ANDERE vorm van dwang;

a  b  c  d  e  f  deze dwang leidt tot een BEPAALDE vorm van strijd

a  b  c  d  e  f  en SOMS resulteert deze strijd in de afschaffing van de oude dwangmiddelen en het verdwijnen van de oude ongelijkheden

a  b  c  d  e  f  en onder BEPAALDE omstandigheden tot de komst van gelijkheid.

Op grond van clausule 3, volgens welke ongelijkheid op dwang berust, kan men de kern van het historisch materialisme de DWANGHYPOTHESE noemen

Marx 1867, ook al Engels 1845 De kern van het historisch materialisme ingevuld: Het eerste bestanddeel van het klassieke historisch materialisme: DE ALGEMENE WET VAN DE KAPITALISTISCHE ACCUMULATIE

a  b  c  d  e  f  In samenlevingen waar niet alleen spierkracht en gereedschap productiemiddelen zijn maar tevens machines en waar sommige personen eigenaar van machines zijn (kapitaalbezitters), terwijl andere personen moeten leven van de aanwending van hun arbeidskracht (arbeiders),

a  b  c  d  e  f  dalen de arbeidslonen en stijgen de winsten van kapitaalbezitters,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat kapitaalbezitters dreigen met de vervanging van arbeidskracht door machines;

a  b  c  d  e  f  tegen die dwang ontstaat gewelddadig verzet

a  b  c  d  e  f  en als arbeiders zich van die dwang bewust worden en zich aaneensluiten, winnen ze deze gewelddadige strijd en wordt privé-eigendom van de productiemiddelen afgeschaft;

a  b  c  d  e  f  en als de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden, ontvangen mensen voortaan consumptiegoederen naar hun behoeften.

Onderzoeksbevinding na Marx: De leden van de arbeidende klasse worden niet armer

Bernstein 1892 De kern van het historisch materialisme opnieuw ingevuld, de oude invulling wordt herzien: Het revisionistisch historisch materialisme en de SCHOLINGHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen zonder vrijheid van vereniging en vergadering en zonder een grondwet die aangeeft dat iedereen stemrecht voor een parlement heeft, die niet zegt dat ieders stem even zwaar weegt en die niet zegt dat ministers aan dit parlement verantwoording zijn verschuldigd,

a  b  c  d  e  f  worden de arbeiders niet absoluut, maar wel relatief armer;

a  b  c  d  e  f  de arbeiders gaan er absoluut op vooruit doordat arbeid met de mechanisering van de productiewijze geschoold raakt en kapitaalbezitters minder dwang op geschoolde dan op ongeschoolde arbeiders kunnen uitoefenen; de arbeiders worden relatief armer doordat scholing niet geheel de dwang teniet kan doen die kapitaalbezitters uitoefenen;

a  b  c  d  e  f  onder deze omstandigheden wordt de strijd tussen arbeiders en kapitaalbezitters steeds meer een strijd om de uitbreiding van politieke rechten; die strijd is niet uitsluitend gewelddadig en heeft succes; naarmate de verworven politieke rechten ruimer zijn, wordt de strijd tussen arbeiders en kapitaalbezitters meer syndicalistisch en parlementair van aard, daarmee vreedzame vormen aannemend;

a  b  c  d  e  f  wanneer de arbeiders zich in vakbonden en partijen aaneensluiten, krijgen ze bij stapsgewijze hervormingen allerlei sociale rechten,

a  b  c  d  e  f  terwijl door de invoering van sociale rechten de inkomens van arbeiders en kapitaalbezitters ook in relatieve zin minder van elkaar gaan verschillen.

Luxemburg 1913 De kern van het historisch materialisme opnieuw ingevuld maar zo dat de oude invulling zo veel mogelijk overeind blijft: Het orthodoxe historisch materialisme en de KOLONIALISMEHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  Als kapitalistische samenlevingen koloniën hebben en aldus het moederland van een imperium zijn,

a  b  c  d  e  f  dan stijgen in de moederlanden de lonen van arbeiders in absolute, maar niet in relatieve zin, terwijl de lonen van arbeiders in de koloniën in absolute zin dalen;

a  b  c  d  e  f  en wel doordat kapitaalbezitters meer dwang uitoefenen over de arbeiders in hun koloniale ondernemingen, en met de daar gemaakte winsten de arbeiders in de moederlanden afkopen;

a  b  c  d  e  f  het zoeken van moederlanden naar koloniën leidt tot oorlogen tussen de imperia,

a  b  c  d  e  f  en deze oorlogen leiden tot de ondergang van het kapitalisme.

Onderzoeksbevinding na Luxemburg: De koloniën worden zelfstandig

Wallerstein 1973 De kern van het historisch materialisme weer anders ingevuld: Het orthodoxe historisch materialisme en de WERELDSYSTEEMTHEORIE

a  b  c  d  e  f  In sommige kapitalistische landen bevinden zich de hoofdzetels van ondernemingen (het centrum van de kapitalistische wereldeconomie), in andere (de periferie) staan alleen nevenvestigingen, waarbij veelal in de nevenvestigingen grondstoffen worden gewonnen of verbouwd en in de hoofdzetels daaruit eindproducten worden vervaardigd;

a  b  c  d  e  f  in het centrum stijgen de lonen absoluut en relatief, terwijl ze in de periferie relatief en absoluut dalen,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat ondernemingen met de hoofdzetel in het centrum en nevenvestigingen in de periferie (multinationals) meer dwang uitoefenen over arbeiders in de periferie dan over arbeiders in het centrum;

a  b  c  d  e  f  hierdoor komen in de periferie gewelddadige bewegingen op tegen regeringen die multinationals niet aan banden leggen.

Klein 2001 De kern van het historisch materialisme nog anders ingevuld, omdat de wereldsysteemtheorie uitging van vrijhandel in grondstoffen (geen invoerrechten in rijke landen daarop) en van belemmeringen bij de handel in eindproducten (rijke landen heffen invoerrechten op eindproducten als ze uit arme landen komen) Het orthodoxe historisch materialisme en de MONDIALISERINGHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In een wereld met vrijhandel in grondstoffen en eindproducten waarin wereldwijd in- en verkopende ondernemingen uit hoge- lonenlanden zich steeds meer toeleggen op merkgoederen,

a  b  c  d  e  f  stijgt in hoge-lonenlanden de werkloosheid onder academici, dalen er in absolute zin de lonen voor ongeschoolde arbeid in de industrie en blijven in lage-lonenlanden deze lonen even laag als ze waren en de arbeidsomstandigheden even erbarmelijk,

a  b  c  d  e  f  en wel omdat mondiale ondernemingen arbeid in hoge-lonenlanden vervangen door arbeid in lage- loonlanden en onderaannemers in lage-loonlanden tegen elkaar uitspelen;

a  b  c  d  e  f  tegen deze dwang wordt tijdens bijeenkomsten van de wereldhandelsorganisatie (WTO) en andere internationale organen betoogd door studenten uit hoge-lonenlanden,

a  b  c  d  e  f  en hoe meer deze studenten via het internet te weten komen van de leden van vakbonden in de landen met lage lonen over het optreden aldaar van onderaannemers en hoe meer deze studenten die kennis onderling uitwisselen,

a  b  c  d  e  f  des te sneller wordt de aardbol een wereld zonder kinderarbeid waarin de productie voldoet aan veiligheidseisen en werknemers minstens het wettelijk minimumloon ontvangen en tevens een wereld zonder logo's.

Marx 1867 Het tweede bestanddeel van de klassieke invulling van de kern van het historisch materialisme: DE DALINGHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen

a  b  c  d  e  f  raakt de alsmaar groeiende hoeveelheid kapitaal bij steeds minder kapitaalbezitters geconcentreerd,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat grote eigenaren de kleine eigenaren door prijsafbraak uit de markt drijven.

Marx 1867 Het derde bestanddeel van het klassieke historisch materialisme: DE GEEN-STIJGING HYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen

a  b  c  d  e  f  zijn alle bewoners, wat de vrijheid van arbeid en het recht op privé-eigendom betreft, voor de wet gelijk; in feite echter is het voor arbeiders zo goed als onmogelijk een eigen bedrijf te beginnen en daarmee eigendom te verwerven,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat gevestigde ondernemers nieuwelingen uit de markt drukken.

Onderzoeksbevinding rond 1900 (en nu nog): Hoe kan dat, in de Verenigde Staten is de accumulatie van kapitaal het verst, Maar de steun voor socialistische partijen is er het laagst? IS ER IN DAT LAND MINDER DALING EN/OF MEER STIJGING?

Sombart 1906 Het derde bestanddeel van het klassieke historisch materialisme verbeterd: Het revisionistisch historisch materialisme en DE STIJGINGHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen die geen feodaal verleden hebben gekend en waar onontgonnen grond bestaat die nog niet in particuliere handen is,

a  b  c  d  e  f  beginnen meer arbeiders een eigen bedrijf, waardoor ze sociaal stijgen;

a  b  c  d  e  f  ze doen dat omdat de dwang die kapitaalbezitters in landen met vrije grond over arbeiders kunnen uitoefenen zwakker is;

a  b  c  d  e  f  en naarmate de sociale stijging in die samenlevingen omvangrijker is, komt er minder strijd voor tussen arbeiders en kapitaalbezitters en neemt die strijd ook vreedzamer vormen aan.

Onderzoeksbevindingen na Sombart: Er zijn in de Verenigde Staten wel protestpartijen en in dat land mogen zwarten niet stemmen en worden ze op velerlei gebied gediscrimineerd

Wiley 1967 Het revisionisme van Sombart teruggedraaid: Het orthodoxe historisch materialisme en DE BOERENHYPOTHESE EN DE EX-SLAVENHYPOTHESE

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen waar steeds meer grond ontgonnen raakt,

a  b  c  d  e  f  worden de schulden van nieuwe boeren zwaarder, terwijl de rentebedragen die schuldeisers ontvangen toenemen,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat de boeren voor investeringen in hun bedrijf tegen voor hen steeds ongunstiger voorwaarden leningen aangaan;

a  b  c  d  e  f  dit leidt ertoe dat boeren op partijen stemmen die een lage rente en hoge graanprijzen voorstaan.

a  b  c  d  e  f  In kapitalistische samenlevingen die slavernij hebben gekend

a  b  c  d  e  f  verbetert de levensstandaard van voormalige slaven en van hun nakomelingen maar weinig,

a  b  c  d  e  f  en wel doordat de oude slavenhouders door één lijn te trekken deze mensen van het genot van goederen en diensten blijven uitsluiten;

a  b  c  d  e  f  dit leidt ertoe dat de nakomelingen van slaven deelnemen aan sit-ins, boycots, betogingen en marsen, en dat rassenrellen en -onlusten uitbreken.

Onderzoeksbevinding na Sombart eind 20e eeuw: De Nederlandse arbeidersbeweging bleef in de twintigste eeuw erg zwak. WAAROM?

Heerma van Voss 2002: Het derde bestanddeel van het klassieke historisch materialisme verbeterd: Het revisionistisch historisch materialisme en DE LEVENSSTANDAARDHYPOTHESE, DE VROUWENHYPOTHESE EN DE KLEININDUSTRIEHYPOTHESE

Sociologiestudenten uit Nijmegen op excursie in Berlijn 2005