Klimatologie: Van Zuylen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
1 havo/vwo 2 klimaat, §7 en 8.
Advertisements

WINDEN :PASSAAT EN MOESSON
Luchtdrukverschillen en wind
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
Weer en klimaat in de VS.
Het weer & klimaten. Het weer & klimaten Weer Wat zijn de 4 hoofd elementen van het weer? Temperatuur Neerslag Wind Bewolking of zon KNMI (koninklijk.
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 7
Hoofdstuk 3 Wat een klimaat!
4 havo, H.2 Tot en met par. 12 af? PO-materiaal inleveren
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
Les 5 - Klimaatsysteem van Köppen
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 6 en 7
Het klimaat in ZO-Azië.
Klimaten in Indonesië.
2.2 – Het Middellandse Zeeklimaat
Land van de moesson Paragraaf 1.
Windsystemen Paragraaf 1.
Klimaatsysteem van Köppen
Windsystemen Paragraaf.
Temperatuurfactoren Basisboek nummers 33 t/m 39.
Hoe ontstaat neerslag ? 4-Wolk(druppeltjes) 3-Condensatie 2-Afkoeling
Paragraaf 1: Land van onbegrensde mogelijkheden
Start de presentatie en klik dan in deze ster !
Paragraaf 2: Natuurlijke en landschappelijke kenmerken.
Wet van Buys Ballot. 1-Lucht stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. 2-Lucht krijgt op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts.
Weer en klimaat Paragraaf 6 en verder.
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
3.3 verschillen in klimaten
5.3 verschillen in klimaten
KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN
Hoofdstuk 2 Aarde: klimaatzones en landschappen Paragraaf 6 en 7
Paleo-klimaten Hoe zijn de afwisselende omstandigheden gedurende het Kwartair te verklaren?
Hoofdstuk 1 Extern systeem en klimaatzones Paragraaf 1 t/m 4
2.4: veranderend klimaat.
Het grote windsysteem Moesson.
Klimaat herkennen.
1 vmbo-T/havo 2 klimaat, §2 en 3
Landbouwdriehoek: landbouwgebied in Rusland dat wordt begrensd door de steden Odesa, Irkutsk en Sint-Petersburg.
Latijns-Amerika - klimaat
3 havo Köppen en Buys Ballot
1 vmbo-T/havo 2 klimaat, §6 en 7
3 havo Köppen.
Indeling les Uitleg §3: Temperatuurverschillen op aarde.
1 havo/vwo H2 klimaat, §4.
In de weer voor het klimaat
China.
1 T/H Hoofdstuk 2 Klimaten § 7 - 8
1 HV Hoofdstuk 2 Klimaat § 8-9
1 T/H Klimaten Hoofdstuk 2 § 2 - 4
Hoofdstuk 7 Nederlands weer en klimaatverschillen.
1 VWO Hoofdstuk 2 Klimaat § 8-10
B37 HET KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN.
Hoofdstuk 8 Klimaatverschillen tussen Spanje en Nederland.
1 VWO Hoofdstuk 2 Klimaat § 2-5
Indeling les Nakijken huiswerk §3: opdracht 1 t/m 3.
5. Een wereld vol verschillen?. Zijn de volgende hypotheses correct of vals? Leg duidelijk uit waarom!
AARDE 3/4 vmbo 4 Weer en klimaat § 2-4. Het weer Weer Atmosfeer Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats Luchtlaag die om.
WINDEN :PASSAAT EN MOESSON
4 havo 2 Klimaat en landschap § 5-8
Klimaten op aarde, heel logisch!
Paragraaf 3. Temperatuurverschillen op aarde Een deken over de aarde
Mondiale lucht- en zeestromen
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen Paragraaf 9 en 10
Klimaten Natuurlijke zones.
Thema 2 blok 1 Op zoek naar voedsel.
Cursus 2.1 Klimaten en Plantengroei Klas 2 KGT Lesweek 1
Cursus 2.1 Klimaten en Plantengroei Klas 2 BK Lesweek 1
Klimaten van Europa Klas 2.
1 vmbo-T/havo 2 klimaat, §6 en 7
Hoofdstuk 2 Weer en klimaat
Transcript van de presentatie:

Klimatologie: Van Zuylen

Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk door drie factoren bepaald Geografische breedte( hoek van inval van de zon) DE overheersende winden met hun stijg- en daalbewegingen Continentaliteit( d.i de mate waarin een gebied invloed van zee ondervindt)

Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk door drie factoren bepaald Geografische breedte( hoek van inval van de zon) DE overheersende winden met hun stijg- en daalbewegingen Continentaliteit( d.i de mate waarin een gebied invloed van zee ondervindt)

De NP is steeds naar ons toegekeerd De NP is steeds naar ons toegekeerd. De schaduwlijn dag/nacht verschuift in de loop van het jaar. De aarde draait daarnaast in 24 uur om haar eigen scheefstaande as. Hierdoor ontstaan gebieden rond de polen( witte en blauwe gebieden) met 24 uur of meer dag of nacht.

21 juni en 22 december met doorsneden van de aarde met de richting van de zonnestralen en de lengte van dag en nacht.

De aardas staat scheef op de aardbaan en blijft zo staan tijdens haar reis om de zon. Er ontstaan daardoor 4 opvallende parallellen. 66½ begrenst het gebied rond de polen met pooldag en poolnacht. 23½ begrenst het gebied met loodrechte zonnestraling

De lengte van de dag neemt met toenemende geografische breedte af De lengte van de dag neemt met toenemende geografische breedte af. De R-balk geeft het tijdstip van zonsopkomst aan, de L-balk het tijdstip van ondergang. De middenbalk geeft de daglengte aan.

We verwachten dat overal bij toenemende breedte de daglengte zal ……… In werkelijkheid zijn er grote afwijkingen t.o.v. de breedtecirkels

Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk door drie factoren bepaald Geografische breedte( hoek van inval van de zon) DE overheersende winden met hun stijg- en daalbewegingen Continentaliteit( d.i de mate waarin een gebied invloed van zee ondervindt)

Deze afwijkingen zijn het gevolg van de aanwezigheid van de dampkring. De aarde zit in een luchtenveloppe waarin stromingen voorkomen die zorgen voor een herverdeling van de zonnewarmte

Lucht heeft een gewicht. 1 dm3 lucht van 0⁰ weegt 1,2 gram

1 dm3 koude lucht weegt meer dan 1 dm3 warme lucht

Vergelijk in de kamer van de CV naar een raam Er ontstaat circulatie van lucht van een warmer naar een kouder gebied. Vergelijk in de kamer van de CV naar een raam

Zo’n circulatie vindt ook plaats tussen de evenaar en de polen

Die luchtstroom gaat niet volgens de kortste weg Die luchtstroom gaat niet volgens de kortste weg. Door de draaiing van de aarde is er een afwijking. Op het NH naar RECHTS, op het ZH naar LINKS

Omdat de aarde draait, draait de dampkring min of meer mee. Draait de dampkring even snel als de aarde: WINDSTIL Draait de dampkring sneller: WESTENWIND, Langzamer: OOSTENWIND Rode pijl= draaiing aarde: Blauwe pijl= draaiing dampkring Windrichting is hier dus………

Omdat het onderste deel van de dampkring, doordat het aan de aarde aangeplakt zit, even snel moet draaien als de aarde zelf moeten de gebieden met oostenwinden en westenwinden even groot zijn. Daardoor per halfrond drie windgordels en dus drie afzonderlijke windcirculaties

Stijging geeft N (depressie), daling geeft mooi en rustig weer (opklaring) Stijging tegen loefzijde gebergte: STUWINGSNEERSLAG, daling aan lijzijde: FÖHN Stijging bij sterke verwarming : STIJGINGSNEERSLAG

Van de evenaar naar de polen zal de plantengroei dus niet alleen bepaald worden door de lager wordende T, maar ook door de aanwezigheid van de windgordels met de daarbij horende stijg- en daalgebieden. Zo ontstaat een schematische voorstelling van plantengordels langs de meridiaan van 20⁰.

In het tropische regenklimaat ( bv Singapore) ontstaat o. i. v In het tropische regenklimaat ( bv Singapore) ontstaat o.i.v. constant hoge T en grote hoeveelheid N, een tropisch regenwoud. Kenmerk A-klimaat: T in koudste maand ≥ dan 18⁰

Verspreiding Af-klimaat rond de evenaar

BW-klimaat ( Caïro) Dalingsgebied rond 30⁰. T wisselt in het jaar, dit i.t.t. de tropen. Overdag zeer hoge en s’nachts zeer lage T. Hoe komt dat? Karakteristiek voor B is droogte ( N en verdamping)

Spreiding BW en BS klimaat Spreiding BW en BS klimaat. Ligging tussen 20⁰ en 30⁰ aan weerszijde van de evenaar De koude zeestromen bevorderen de daling van lucht, hierdoor aan westkusten van continenten woestijnkarakter

Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk door drie factoren bepaald Geografische breedte( hoek van inval van de zon) DE overheersende winden met hun stijg- en daalbewegingen Continentaliteit( d.i de mate waarin een gebied invloed van zee ondervindt)

In het stijggebied van de gematigde breedte bevinden zich twee klimaten. Het zeeklimaat (Cf en Cw/Cs) en het land of boreaal klimaat ( Df en Dw/Ds). In een zeeklimaat is loofwoud de overheersende vegetatie. Kenmerk C : gemiddelde T in de koudste maand ≥ (niet lager dan) -3⁰ C en in de warmste maand tussen 10 en 18⁰ C.

Gebieden op gematigde breedte zonder invloed van zeewinden behoren tot het land– of boreaal klimaat. Vegetatie: naaldwoud Kenmerk: Gemiddelde T in de koudste maand < -3⁰ C en in de warmste maand > 10⁰ C (= boomgrens)

Spreiding Loof- en naaldwouden Het ZH: Er zijn geen naaldwouden op het ZH, loofwoud slechts beperkt Wat is de reden hiervoor?

In poolgebieden overwegend dalende luchtbeweging In poolgebieden overwegend dalende luchtbeweging. Hierdoor weinig N (sneeuw). Toch kan er een dik pak sneeuw liggen?????? ET klimaat= toendraklimaat; EF kilmaat is ijs- of sneeuwklimaat Kenmerk: T in warmste maand ≤ 10 ⁰ C

Bovenste en onderste helft geeft de gevolgen van de verschuiving van de loodrechte zonsinval. Er ontstaan gebieden met zomer- en winterregens

Akyab ligt aan de kust van Birma (Miramar) Voorbeeld van zomerregens a.g.v. de moesson

Zomerregens in Afrika, Azië en Australië Door verschuiving van de windgordels verandert de windrichting in deze gebieden van zomer naar winter. In zomer van evenaar af, in winter naar evenaar toe

Verschuivinggebied: Zomerdroogte Cs klimaat Hete droge, zonnige zomers o.i.v. dalende luchtbeweging en zachte regenrijke winters o.i.v. stijgbewegingen

Zonale ligging van klimaten

Toendra (klimaat)