De klimaatklassificatie van Köppen
Empirische klassificatie: Köppen Köppen keek naar de wereldwijde verspreiding van verschillende planten- en dierensoorten en zocht naar weervariabelen die met deze patronen correleerden
Variabelen in de klimaatklassificatie van Köppen Temperatuur Neerslag
Klimaat-relaties Figure 10.3
Mid Latitude Climates (C) Ice Climates (E) Snow Climates (D) Mid Latitude Climates (C) Dry Climates (B) Tropical Climates (A) Dry Climates (B) Mid Latitude Climates (C) Ice Climates (E)
Köppen Systeem Geïndiceerd door twee of drie lettercodes: A – Tropisch / heet B – Aride / semiaride = desert C – Gematigd maritiem = “mesothermal” D – Gematigd continentaal = “microthermal” E – Polar / toendra H - Hoogland
Köppen Systeem – betekenis van de tweede letter S - Steppe W - Woestijn f – feucht: altijd nat w – wintertrocken: droog seizoen s – sommertrocken: droog seizoen m - moesson
Köppen systeem: de betekenis van de derde letter: a – hete zomer (warmste maand > 22°C) b – warme zomer c - koele korte zomer d – erg koude winter h – droog heet (jaarl. gemidd.T >18°C) k – droog koud (jaarl. gemidd.T <18°C)
Köppen Classification System
Fig. 14.2
A: Tropische vochtige klimaten Alle maanden hebben een gemidd. T > 18° C. Omdat alle maanden warm zijn, is er geen echt winterseizoen HEET EN NAT! Af: Tropisch vochtig; vb.: regenwoud Am: Tropische moesson; vb: z. India Aw: Tropisch met droog seizoen: v.b: savanne
Tropische A-klimaten
Tropisch regenwoudklimaat: Af Figure 10.7
Tropisch moessonklimaat: Am Figure 10.8
Tropisch savanneklimaat: Aw Figure 10.9
B: Droge klimaten Gehele jaar tekort aan neerslag. DROOG! BW: aride: echte woestijn BWh: heet en droog BWk: koel en droog BS: semiaride/steppe
Aride en semiaride klimaten (B)
Woestijnlandschap Figure 10.23
Woestijn op lage breedte: BWh Figure 10.24
Koude woestijn op middelbare breedte: BWk Figure 10.25
Hete steppe op lage breedte: BSh Figure 10.26
Koude steppe op gematigde breedte: BSk Figure 10.27
C: Vochtige klimaten op de gematigde breedtes met milde winters (Mesothermal) Warme tot soms hete zomers met milde winters. T gemidd. koudste maand tussen -3°C en 18°C Cs: droge zomer; subtropisch /mediterraan Cw: droge winter; subtropisch /mediterraan f: alle seizoenen nat Cfa: humid subtropical Cfb: marine
Mesothermal Climates (C)
Humid Subtropical Hot-Summer:Cfa Figure 10.10
Humid Subtropical Winter-Dry: Cwa Figure 10.12
Marine West Coast: Cfb Figure 10.14
Mediterane klimaten Csb Csa Figure 10.16
D: Vochtige klimaten op de gematigde breedten met strenge winters Warme zomers en koude winters. T gemidd.warmste maand > 10°C; T gemidd. koudste maand < -3oC Dfa: humide continentaal met warme zomers Dfb: humide continentaal met koele zomers Dfc: subpolar (Alaska)
Microthermal Climates (D)
Humide Continentale hete zomer klimaten (Dfa) Figure 10.17
Humide Continentale Milde zomer klimaten (Dfb) Figure 10.18
Subarctische koele zomer klimaten (Dfc) Figure 10.19
Extreem Subarctisch Koude Winter (Dfd) Figure 10.20
E en H: Polaire en Hoogland klimaten Extreem koude winters en zomers. T gemidd. warmste maand <10oC. Omdat alle maanden koud zijn is er geen echte zomer KOUD! ET: polair tundra permafrost EF: Polair ijskappen Antarctica en grootste deel van Groenland H: koud klimaat door hoge ligging
Polaire en Hoogland klimaten (E en H)