Financiële instrumenten (in relatie tot) 2. Valuta- en renterisico’s CAFI Week 5 Financiële instrumenten (in relatie tot) 2. Valuta- en renterisico’s
1 Wat zijn financiële instrumenten?
Financiële instrumenten Rechten of Verplichtingen om Liquide middelen of Andere financiële instrumenten Op enig moment te Leveren of Ontvangen
2 Voorbeelden financiële instrumenten?
Financiële instrumenten Voorbeelden Liquide middelen Vorderingen Schulden Eigen vermogen Derivaten
Risico’s Balansposten (fair value hedge) Cash-flow (cash-flow hedge)
Risico’s Fluctuatie van prijzen, tarieven, koersen Afdekken of hedgen Hoe?
Afdekken risico’s Afdekken/hedgen met (bijzondere) financiële instrumenten Derivaten Swaps Termijntransacties Opties
Derivaten Kenmerken: (bijzonder) Financieel instrument (dus ook de kenmerken daarvan) Lage aanschafprijs Toekomstige afwikkeling Doel is mitigeren risico of juist speculatie
Comptabele verwerking derivaten Termijntransactie: Leververplichting Ontvangstrecht N.B. Tevens recht om te leveren, plicht om af te nemen.
Comptabele verwerking derivaten Opties: Recht om te verkopen of te kopen. On balance of off balance?
Comptabele verwerking derivaten Waardering derivaat in de balans tegen? Reële waarde marktwaarde 2. Waardering onderliggende waarde tegen?
Geamortiseerde kostprijs Wanneer wordt de geamortiseerde kostprijs gebruikt?
Geamortiseerde kostprijs Beleggingen in obligaties met het doel deze te houden tot aan de expiratiedatum.
Berekening geamortiseerde kostprijs Conform amortisatiemethode obligatieleningen (zie week 4) Contante waarde renteontvangsten + contante waarde aflossing Vrijval agio/disagio: couponrente minus effectieve (of marktrente) x restant vordering obligatie aan het begin van het jaar Boekwaarde begin +/- vrijval (dis-)agio = boekwaarde eind