Kopen en verkopen les 74.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Winst- & verliesrekening (of resultatenrekening of baten- & lastenrekening) Het Eigen Vermogen verandert als gevolg van de bedrijfsactiviteiten gedurende.
Advertisements

Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Klaas koopt een bank voor in de winkel, waarop mensen kunnen zitten
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
inkoopprijs – verkoopprijs winst – verlies
Paragraaf 3+4. Hoe kan het dat je besluit een nieuwe telefoon te kopen?  De mening van vrienden en familie  De eigen smaak en leeftijd  De financiële.
HERBALIFE = NETWERKMARKETINGBEDRIJF
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
2.3 Vreemde valuta.
Hoe en waarom brengt de burger zijn snoeihout snel naar de biomassa verbrander? Van consument tot biomassaleverancier.
Hoofdstuk 5 “Een eigen bedrijf”
Lesplanning 6.5 blz. 174 t/m 177 Binnenkomst. Intro. Uitleg docent.
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
6.2 Maak je winst? Wat is het verschil tussen omzet en afzet?
Fase 1 Ken de (detail)handel
Inkoopprijs, verkoopprijs,winst, verlies
Inkoopprijs, verkoopprijs,winst, verlies
Hoofdstuk 2.
Stap 3; Constant of Variabel?
§2.3 Hoe leen je? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Lenen
8.1 Waarom handel met het buitenland?
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Budgetteren H5 Omzetbelasting Ondernemer detailhandel.
Hoe komt de verkoopprijs van een ijsje tot stand?
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
de boekhoudkundige verwerking van een economische cyclus:
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Inventarisatie: Productiefactoren Afschrijving Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
Toepassingen 5L week 10: ‘Koopjes’ KORTING 100,00 euro afslag een vermindering van 10 % 1/10 korting Betaal 15,00 euro minder! het tweede artikel aan de.
Toepassingen 5L week 8: ‘Op de markt’
MIJN WEBSHOP YANAH PRUYM, MEB D. HOME PAGINA
expertles handelskanalen en inkoop-/verkoopprijs
Rekenvaardigheid Procenten. Absoluut, relatief, cumulatief Absolute getallen: aantal stuks of eenheden Relatieve getallen: als deel van een groter geheel.
Rekenvaardigheid Procenten. Absoluut, relatief, cumulatief Absolute getallen: aantal stuks of eenheden Relatieve getallen: als deel van een groter geheel.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 6 Productie.
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
Constante kosten / variabele kosten. Ondernemer zijn Waarom ben je ondernemer? Om geld te kunnen verdienen. Voordat je kunt beginnen: Ga je:
Pag 137 t/m 143. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week / toets Prijsberekening in de detailhandel Maar nu eerst …….. Een filmpje.
Toepassingen 5de leerjaar.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
omzet, inkoopwaarde, bedrijfskosten en nettoresultaat
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
3.1 PRODUCTIE.
verwarring begrippen omzet of winst
Paragraaf 2.3 Wat willen zij dat je koopt?.
Hst 4 Hoe wordt er gewerkt?
Brutowinst en nettowinst
BTW = Belasting toegevoegde waarde
Vmbo 2 economie Goede producten?
Beste Havo 4..
Beste Havo 4..
Beste ath 4..
Welkom Havo/vwo 3..
Examenopgave Havo M&O opgave 3
Vmbo 2 economie Goede producten?
Test Jezelf.
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Afzet = Aantal verkochte producten
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Belasting toegevoegde waarde
Economische kringloop
Het uitbesteden van overheidstaken aan de particuliere sector
BASISREKENVAARDIGHEDEN
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Transcript van de presentatie:

kopen en verkopen les 74

Jo en Karen hebben een winkel.

Elke dag komen er heel wat klanten hun inkopen doen in hun winkel. Voordat Karen en Jo iets kunnen verkopen, komt er heel wat werk bij kijken.

Om iets te kunnen VERKOPEN moeten Jo en Karen bij een groothandelaar of in een fabriek hun producten aankopen of inkopen Wanneer die producten geleverd worden,moeten die natuurlijk ook betaald worden door Jo en Karen. Dat bedrag noemen we de inkoopprijs of aankoopprijs.

Bij de levering van zijn producten zal de handelaar een factuur krijgen. De factuur is een blad waarop de geleverde producten ,de prijs, enz….vermeld staan. Een factuur moet natuurlijk betaald worden.

voorbeeld factuur

Karen en Jo willen natuurlijk aan hun handel iets verdienen Karen en Jo willen natuurlijk aan hun handel iets verdienen. Daarom verkopen ze hun producten duurder dan dat ze die aangekocht hebben. Ze doen bij de inkoopprijs een bepaald bedrag bij: Dat noemen we hun WINST.

de verkoopprijs = de inkoopprijs + de winst Wanneer de klanten in de winkel betalen voor de producten, betalen zij de verkoopprijs voor dat product. SAMENGEVAT de verkoopprijs = de inkoopprijs + de winst ( geld dat de klant betaalt ( bedrag dat de handelaar betaalt de verdiensten van aan de handelaar) aan de fabriek) de handelaar)

Op alles wat gekocht of verkocht wordt, moet ook belasting betaald worden. Die belasting ( = geld) gaat naar de staat ( de regering ) die met dat geld bijvoorbeeld wegen aanlegt of mensen helpt. Die belasting noemen we BTW ( Belasting op de Toegevoegde Waarde) DUS VOLLEDIGER SAMENGEVAT De verkoopprijs = de inkoopprijs + de winst + BTW

Een handelaar heeft ook uitgaven Een handelaar heeft ook uitgaven. Hij moet verwarming betalen, electriciteit, reclame, personeel,… Dat noemen we onkosten , uitgaven of bedrijfskosten.

Om meer klanten te lokken kan de handelaar sommige producten goedkoper verkopen. Hij kan korting geven. Die korting wordt veelal in percent uitgedrukt. De korting wordt berekent op de verkoopprijs. - 50 solden

Inkoopprijs – verkoopprijs = verlies Heel af en toe kan een handelaar genoodzaakt zijn om zijn producten goedkoper te verkopen dan dat hij ze zelf aangekocht heeft omdat het product niet goed verkoopt of om dat ze anders zullen bederven. Dus wanneer de verkoopprijs minder is dan de aankoopprijs maakt de handelaar verlies. Samengevat: Inkoopprijs – verkoopprijs = verlies

Wanneer je computer online is, kan je op onderstaande link klikken. Los de oefeningen op. Je mag je rekenmachine gebruiken (of het rekenmachine op de computer). Sluit daarna de site af door op het kruisje rechts bovenaan te klikken. http://users.pandora.be/kabaja/weboefeningen/winstenverlies.htm

SAMENGEVAT: INKOOPPRIJS, VERKOOPPRIJS, WINST OF VERLIES Fabriek/ groothandel winkel IK Als de verkoopprijs meer is dan de inkoopprijs maakt de handelaar winst VP > IP = WINST Als de verkoopprijs minder is dan de inkoopprijs maakt de handelaar verlies VP < IP = VERLIES De winkelier koopt een product bij de groothandelaar of de fabriek. Hij betaalt de INKOOPPRIJS (IP) Ik koop het product in de winkel Ik betaal de VERKOOPPRIJS (VP)

Begin nu aan je werkfiche. Sluit dit programma af zoals het hoort.