P LANNER - s.com s.com
U NIDAD 3 ¿ cómo eres?
J E LEERT Iemands uiterlijk en karakter beschrijven (familie en vrienden) Vertellen wat je leuk en niet leuk vindt. Regelmatige werkwoorden (tegenwoordige tijd)
W EEK 2 Tekstboek OEFENINGEN 1 Huiswerk (maandag 16 januari) Oefening 1, 2 en 4 werkboek
I EMAND UITERLIJK BESCHRIJVEN BLZ. 31 Tiene el pelo rubio el pelo negro ojos azules Es rubio Es moreno Es castaño Es calvo Tiene el pelo rizado/liso/muy bonito. Tiene los ojos azules /verdes/muy grandes
Es alt o / alt a Es bajit o / bajit a Es delgad o /delgad a Es gordit o /gordit a
E JERCICIO 1 Se buscan chicos y chicas Lees de informatie van de advertentie. Zoek vervolgens de geschikte kandidaad aan de hand van de informatie die de jongens en meisjes hebben gegeven. Wie is de geschikte kandidaad?
B ESCRIJF JE MEDECURSIST Maak een korte beschrijving van degene die naast jou zit.
Video tml ejercicios anish/Cam1Uni4/Cam1Uni4New/12.htm anish/Cam1Uni4/Cam1Uni4New/6.htm
HUISWERK Werkboek: oefening 1, 2 en 4
W EEK 4 ¿Cómo somos? Hoeveel jongens en meisjes uit de klas hebben blond haar? bruine ogen, een bril of krulen?... Maak een statistiekje Bijvoorbeeld : En la clase hay 6 chicos rubios.
O EFENING 4 B Blz. 32 Maak met een klasgenoot deze af. ¡ hola Daniela! ¿sabes una cosa? Mi hermano tiene novia! ¡ je, je, je! Ella es.....
H UISWERK Stencil afmaken Opdrachten internet maken Opdrachten internet maken
WeekToetsen, afspraken Huiswerk Week 4 Maandag 23 de enero Boek Gente 1 Unidad 3 TB: 3, 4B, Week 4 donderdag 26 de enero SO woordeschat (deel 1) Groepswerk Week 5 Maandag 30 de enero Boek gente Unidad 3 TB: 5A, 6, WB: oefening 6,8, afmaken oef. 13,15 WB blz. 37 (1A). blz. 38 (1 t/m 3), blz. 39 (1A+B) Week 5 donderdag 2 de febrero SO woordenschat (deel 2) (NS-SN) Werken aan het eindtaak (foto- album) Week 6 maandag 5 de febrero SO grammatica (jezelf beschrijven en een ander met de werkwoorden SER-TENER- LLEVAR) Boek gente Unidad 3, TB: 7 A en C Week 6 donderdag 8 de febrero Boek gente, unidad 3 TB: 8A, D en E. Típico Tópico> indelen regio’s / tweetallen maken Típico Tópico Week 7 Maandag 12 de febrero Verkort rooster: Mondeling voorbereiden: Werken aan Típico Tópico of eindtaak (foto- album) Week 7 Donderdag 15 de febrero PW: Unidad 3 Week 8 Maandag Vakantie Week Donderdag Vakantie Week 9 Maandag Eindtaak inleveren (foto- album) Presentaties Week 9 Donderdag Presentaties Week 10Start periode 3
¿ QUÉ TE GUSTA HACER ? A mí me gusta mucho y A mí NO me gusta nada Hacer los deberes? Ver la televisión? Leer? Escribir redacciones? Hablar español? Jugar al fútbol? Jugar con la consola? Navegar por internet? Hacer exámenes? Tocar guitarra? Chatear? Salir con amigos? Resolver problemas de matemáticas? Ir de compras? Ordenar mi habitación? Ir a la playa? Hacer teatro?
¿ QUÉ LE GUSTA A TU COMPAÑERO ? Voorbeeld: Vraag : ¿ María, qué te gusta hacer? Antwoord : A mí me gusta ir a la playa. Verteel aan de docente in het Spaans wat je klasgenoot leuk vind om te doen. Bijvoorbeeld: A María le gusta ir a la playa.
F RECUENCIA Todos los días/ lunes/ martes/miercoles, etc. A veces Nunca
¿E RES COMO PABLO O COMO MARTÍN ? Lees wat Pablo en Martín doen. Zeg van vier dingen of jij ze doet, en hoe vaak. Schrijf het op in je schrift. Blz. 33
HUISWERK WB: oefening 6,8, afmaken oef. 13,15
F AMILIAS B LZ. 34 Ejercicio 7 A Verbind de teksten met de plaatjes Ejercicio 7 C Stap 1 Beschrijf in 5 zinnen 3 klasgenoten Stap 2 Je klasgenoot stelt vragen om erachter te komen wie je beschreven hebt.
T U MEDIA NARANJA Stap1 Cómo eres tú? Geef aan hoe je bent (5 zinnen). Noem positieve en negatieve eigenschappen. Soy…… Tengo (zie woordenlijst unidad 3 voor beschrijvingen) Simpático/a Antipático/a Inteligente Vago/a Callado/a Mentiroso/a Deportista Trabajador/a Responsable Empollón/a Sincero/a Chivato/a Tranquilo/a Tacaño/a Ordenado/a cabezota/
L LEVAR = D RAGEN Yo llevo una camisa blanc a Yo llevo un pantalón vaquero Él lleva una camis a negr a Ella lleva un vestid o roj o. (Yo) (Tú) (Él/ ella/ Usted) (Nosotros/as) (Vosotros/as) (Ellos/ ellas/ ustedes) llevo llevas lleva llevamos lleváis llevan
El pantalón La chaqueta La camisa La falda El vestido Los calzados Las botas Los vaqueros La camiseta El jersey
El pantalón/ los pantalones La chaqueta El abrigo La camisa La falda El vestido Los calzados Las botas La camiseta Los vaqueros De broek De jas De winterjas Het overhemd / de blouse De rok De jurk De schoenen De laarzen Het t-shirt De spijkerbroek
COLORES masc. sing.fem. sing.masc. pl.fem. pl. blanco -a-a - os - as amarillo -a-a - os - as rojo -a-a - os - as negro -a-a - os - as verde -s-s azul - es gris - es rosa naranja beige
Stap 2. Noem de eigenschappen van de volgende personen: Ella es Él es Ella tiene Él tiene Profesora de español Alguien de tu familia Tu mejor amigo/a Tu cantante favorito Un personaje famoso (un deportista, actor o una actriz)
A GENDA Eindtaak inleveren week 9: Opdracht 1 (Schrijftelijk) Maandag 27 februari Donderdag 1 maart Opdracht 2 (Presentaties in het Spaans) Presentaties Maandag 27 februari en donderdag 1 maart
ZELFSTANDIG WERKEN Mijn familie en ik (30 minuten) Document
T ÍPICO T ÓPICO We gaan een tentoonstelling maken over HET ANDERE SPANJE. Doelstelling: bewustwording van vooroordelen en stereotypen. Filmpje
V ANDAAG Stap 1: De docent activeert de aanwezige voorkennis. Waar denk je aan als je aan SPANJE denkt? Stap 2: De leerlingen gaan in groepjes op stap door de school en stellen (5) willekeurige leerlingen en docenten dezelfde vraag: Waar denk je aan als je aan SPANJE denkt?groepjes Stap 3: (Thuis) De leerlingen stellen thuis bij familie en/of vrienden (5) dezelfde vraag. Waar denk je aan als je aan Spanje denkt? Stap 4: De leerlingen schrijven de woorden van stap 1 t/m 3 (Nederlands-Spaans) op in hun taalportfolio.
D ONDERDAG 2B en 2C PW Unidad 3 - Wat moet je weten en kunnen?Wat moet je weten en kunnen?
DONDERDAG Stap 5: De leerlingen gaan in groepjes (andere samenstelling dan in stap 2) bijelkaar zitten en vergelijken hun uitkomsten met elkaar. Per groepje het volgende resultaat boeken: 5 uitkomsten die bekend voor je zijn en 5 uitkomsten die niet bekend voor je zijn. De uitkomsten komen op het bord/beamer/board. Stap 6: De docent presenteert het onderwerp vooroordeel en stereotype (bv. in Spanje schijnt altijd de zon) en vraagt de leerlingen over het tegenovergestelde na te denken (bv. in Zuid-Spanje ligt eeuwige sneeuw>Alpujarras, Sierra Nevada). Stap 7: De leerlingen gaan eerst aan elkaar PRESENTEREN hoe Spanje is opgedeeld in 17 zelfstandige regio’s (comunidades autónomas). de leerlingen kiezen 1 partner en maken een Top 3 van de regio’s met hun motivatie (bv. mijn tante woont in Granada dus wil ik……) de docent verdeelt de regio’s onder de leerlingen de leerlingen onderzoeken eerst de algemene zaken van de regio: geografie (waar ligt het, de hoofdstad, andere belangrijke steden etc.), landschap (rivieren, bergen, strand etc.), het klimaat, de taal/talen, 2/3belangrijke personen en dingen uit die regio etc.) de leerlingen presenteren in 3 minuten hun bevindingen (geen beamer, computer, powerpoint > wees creatief en bedenk andere manieren In het Nederlands met 10 Spaanse woorden die van toepassing zijn op jouw regio voor een CIJFER (telt 2x)