De dansreceptieve ontwikkeling

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoe operationaliseer je dit vanuit de ontwikkelingspsychologie?
Advertisements

23 mei 2011 Plaats van kunst en cultuur in het secundair onderwijs Willy Sleurs Afdeling Projecten: EVC, Curriculum en Kwalificaties (APECK)
ZINTUIGLIJK WELBEVINDEN
Rekenproblemen en Dyscalculie
De theoretische cultuur (4) De moderne tijd: van betekenis naar structuur, van ethisch naar wetenschappelijk.
3-jarigen in het basisonderwijs
Samen opvoeden; ouders en pedagogisch medewerkers
2010 Leren leren voor de maatschappij & Leren leven in de maatschappij.
Beginnen met actieonderzoek Hoe pak je dat aan?
Fasetoets 1 Introductiecollege.
Workshop Relationele en seksuele vorming
Toetsen en leerlijnen in nieuwe scheikunde
Doorlopende leerlijn(en) cultuuronderwijs
Jean Piaget Programma’s hebben een grote effectiviteit als die in het basisonderwijs rekening houden met de ontwikkelingsfasen van Piaget (hattie, 2010)
Moderne Kunst.
Depressie bij kinderen en adolescenten.
Workshop 7 Ontwikkelingspsychologie
Goed zO! Een observatiesysteem voor baby’s en peuters met het oog op doorstroming van informatie naar het kleuteronderwijs.
Human Dynamics.
Basisstof 6: Ontwikkeling bij de mens
Ontwikkelingsgericht werken in Vaktherapie
Ouderavond Kindcentrum De Schutsluis 7 februari 2012.
Methodische vaardigheden
MedMec01-2 Les schema per week
Morele ontwikkeling en opvoeding
Doel onderzoek : ALGEMEEN : De kwaliteit van leven in de verschillende zorggroepen. Is er een verband tussen : veranderingen in fysieke, psychische en.
Het begint bij het jonge kind
Begeer, S., Meerum Terwogt, M., Rieffe, C., en Lex P. A. M. Stockmann (2005). Begrip en gebruik van sociaal- emotionele regels bij kinderen met autisme.
Kijk op leerlingen en leren
Verwerking van Elke Louagie
Sociale ontwikkeling 2 Sociale cognitie en gedrag sekserollen
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
Week 7 Twee weken over de sociale ontwikkeling : de ontwikkeling van het individu in relatie tot de sociale omgeving Interactie met anderen, mensen reageren.
Module ‘Kijken naar Kinderen’ AD opleiding ‘Pedagogisch educatief medewerker’ Week 2 Pascal van Schajik.
Week 3:Taal en cognitieve ontwikkeling
Kind in ontwikkeling: het jonge kind
Kind in ontwikkeling deel A
Ontwikkeling en de basisschool
Les 5 Twee weken over de sociale ontwikkeling : de ontwikkeling van het individu in relatie tot de sociale omgeving Interactie met anderen, mensen reageren.
Ontwikkeling van het jonge kind
Ontwikkeling van het jonge kind
Kind in ontwikkeling deel A
Proeftoets quiz ding.
Ontwikkeling en de basisschool
ONTWIKKELING VAN HET JONGE KIND College 1 Inleiding module.
 Schoolleeftijd 3  6-12 jaar 4  Geheugen – KTG/werkgeheugen, snelheid  Aandacht - selectief  IQ – Binet-Spearman-Gardner  Executieve functies.
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
Levenslooppsychologie Hoorcollege 3
Oefententamen Twee groepen Iedereen geeft antwoord; A, B, C of D
Levensbeschouwelijk leren
 GEEN EINDPRESENTIE! (eindopdracht actualiteiten)  Week 6: College Kleutertijd en schoolleeftijd  Week 7: presentatie expertgroepen en verwerkopdracht.
Kind in ontwikkeling deel A Thema 3 Adolescent
+ Oefententamen Vraag 1: Plasticiteit is: A: Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft B: De mate.
Sowebatraining bovenbouw. Doel van de Sowebalessen! Het aanleren van sociaal competent gedrag en de daarbij behorende vaardigheden Het aanleren van sociale.
Jan davidsz de Heem Esthetisch oordeel Esthetisch: Mooi, schoon, smaakvol Esthetica: de leer die zich bezig houdt met schoonheid.
Problemen in de interactie en communicatie bij kinderen met een aan autisme verwante stoornis. M. Serra & R.B. Minderaa.
² INHOUD = idee VORM = zintuiglijke waarneembaarheid van de idee.
Morele opvoeding en fatsoen. Fatsoen en moraliteit Onderscheid tussen morele normen (grote waarden bv. rechtvaardigheid) en conventionele gedragsregels.
7 de specialisatiejaar kinderzorg Toelichting bij AD5.
Psychopathologie v0or 1e jaars BBL 2017
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie 16september
Ontwikkelingspsychologie
Hoe benader ik een literaire tekst ui de negentiende eeuw?
Psychopathologie v0or 1e jaars BBL 2017
Consumentengedrag Les 2: Consumentengedrag (paragraaf 1.1 – 1.3)
ontwikkelingspsychologie
Waarom veranderde Brecht het theater ?
Ontwikkelingspsychologie
Transcript van de presentatie:

De dansreceptieve ontwikkeling

Ontwikkelingspsychologie Bestudeert de veranderingen in de ontwikkeling van de mens. Die veranderingen doen zich voor als een opeenvolging van samenhangende verschijnselen die vaak in elke leeftijdsfase verschillend zijn. De ontwikkeling komt tot stand door drie factoren: . groei (fysiek) . rijping . leren.

Genetisch structuralisme (constructivisme) Ontwikkeling komt tot stand door het vormen van ervaringsstructuren. Verloopt via verschillende stadia, in een bepaalde volgorde. Elk stadium impliceert de voorgaande stadia. Niet strikt aan leeftijd gebonden

Ontwikkelingspsychologische uitwerkingen Jean Piaget: de cognitieve ontwikkeling. Lawrence Kohlberg: de morele ontwikkeling. Michael Parsons: de ontwikkeling van het esthetisch oordelen.

De stadia van Piaget 1. De sensomotorische fase (tot ongeveer 2 jaar) 2. pré-operationele fase (tot ongeveer 7 jaar) 3. concreet operationele fase (tot ongeveer 11-12 jaar) 4. formeel operationele fase (vanaf ongeveer 13 jaar)

Symbolen

‘How we understand art’ Michael Parsons ‘How we understand art’ Ontwikkeling van het esthetisch oordelen. Onderzoek onder honderden proefpersonen, van kleuters tot kunstexperts. Interviews over beeldende kunst.

Opeenvolgende stadia Mede gevormd door sociale processen. Van egocentrisch conventioneel autonoom. Ieder volgens stadium levert meer adequate oordelen op.

Frans Hals ‘Malle Babbe’

De stadia van Parsons 1. Het associatieve stadium (ongeveer 3 tot 5 jaar) 2. Het mimetische stadium a. Schematisch realisme (tot ongeveer 7 jaar) b. Fotografisch realisme (tot ongeveer 9 jaar)

De stadia van Parsons 3. Het expressieve stadium (tot ongeveer 12 jaar) 4. Het formele stadium (vanaf ongeveer 12 jaar) 5. Het interpretatieve stadium (Vanaf ongeveer 16 jaar)

Overzicht Piaget en Parsons Piaget: cognitief pré-operationeel (tot ± 7 jaar) concreet operationeel (tot ± 11-12 jaar) formeel operationeel (vanaf ± 11-12 jaar) Parsons: esthetisch associatief mimetisch 1 mimetisch 2 expressief formeel Interpretatief (vanaf ± 16 jaar)

De dansreceptieve ontwikkeling Voorop staat dat het gaat om een theoretisch construct: we schetsen de mogelijke ontwikkeling. Daarbij gaan we er vanuit dat kinderen de mogelijkheden aangereikt krijgen om (dans)ervaringsstructuren te construeren.

Voorstellingen tijdens Stiltefestival Deliriums of paper Carrousels des moutons

1. Imitatief/zintuiglijk (tot ongeveer 7 jaar) Het kind vraagt zich niet af wat de bedoeling van de dansers is. Kan zich projecteren in herkenbare symbolische figuren. Begrijpt het ‘doen alsof’. Kan niet goed stapelen in de tijd en kan aangeboden informatie niet goed ordenen. Is zintuiglijk ingesteld en geboeid door klank, kleur en dynamiek. Vindt het fijn om mee te dansen. Kan eigen oordeel nog niet beargumenteren.

2.Technisch (tot ongeveer 10 jaar) Het kind is gericht op het concreet waarneembare. Is ‘realistisch’. Heeft moeite met het communicatieve aspect van dans. Heeft moeite met analogieën en metaforen. Identificatie zal eerder met de danser dan met het personage optreden. Is gevoelig voor het ‘spektakel’ in de dans. Heeft respect voor de fysieke prestaties van de dansers. Decors en kostuums spreken aan als ze vernuftig in elkaar steken en een aanwijsbare functie hebben. ` Is zich niet bewust van subjectiviteit van het eigen oordeel. ‘Mooi’ en ‘lelijk’ zijn eigenschappen van de dingen.

3. Expressief (tot ongeveer 12 jaar) Het kind krijgt inzicht in theater conventies. Collectieve symbolen worden herkend, er is besef van subjectieve interpretatie. Schrijft intenties toe aan de dansers. Zoekt betekenis vooral in relationele en emotionele sfeer. Identificeert zich met personages die aansluiten bij rolconcepten. Heeft oog voor ordening en structuur. Onderscheidt globaal verschillende dansvormen. Is gevoelig voor stemming en sfeer die door muziek, decor en aankleding worden opgeroepen. Oordeelt op grond van gevoelens die worden opgeroepen.

4. Formeel (tot ongeveer 16 jaar) Kan abstracties hanteren en metaforen zowel universeel als subjectief duiden en interpreteren. Identificatie en empathie richten zich zowel op de dansers als op personages. Heeft respect voor fysieke virtuositeit. Kinesthetische gewaarwording is belangrijk. Het medium wordt gezien als drager van de expressie. Herkent vormgevingsprincipes. Herkent verschillende dansvormen. Heeft oog voor de samenhang tussen dans, muziek, decor, belichting. Oordeelt op grond van criteria die ontleend zijn aan conventies van de eigen (jongeren)cultuur.

5. Choreologisch (vanaf 16 jaar, volwassenen) Alle verworvenheden uit vorige stadia zijn geïntegreerd. De voorstelling wordt niet alleen als toeschouwer benaderd, maar men verplaatst zich ook in de rol van de makers. Men analyseert de oplossingen die de makers hebben gevonden voor artistieke probleemstellingen. Ambachtelijkheid en originaliteit zijn belangrijk. Vertaalslag van betekenis naar vorm en omgekeerd wordt getoetst op consistentie en ethische en esthetische principes. Niet alleen de choreografie, maar ook de eigen opvattingen en criteria worden ter discussie gesteld.