GROTE RASSEN “Maxi rassen” Een presentatie door Gea Stoop Maart 2007
DE ‘ MAXIRASSEN ’ ZIJN: AGI of Arricciato Gigante Italiano 21 cm Parijse Frisé 19 cm Padovan 18 cm Melado Tenerfeño 19 cm Lancashire 23 cm Yorkshire 18 cm
Inhoud Overzicht stamboom Wervel kolom Uiterlijk Frisering Houding Inleiding Overzicht stamboom Wervel kolom Uiterlijk Frisering Houding Vorm INHOUD
Het uiterlijk van postuurkanaries is formaat + lichaamsbouw + bevedering = type
DE ‘GROTE RASSEN’ Is een groep van 6 vogels in zowel frisé, als houdingras, als vormras, als gekuifdras. We zien in deze groep eigenlijk het meest het creatieras. Het creatieras is ontstaan door een kruising tot ontwikkeling te brengen en door hierop een strenge selectie toe te passen tot het eigenlijke doel is bereikt. Willen wij een ras goed houden dan passen wij ook een streng selectie toe. Waarom? Even herhalen.
INLEIDING De ontwikkeling vanuit de wilde kanarie is zeer geleidelijk gegaan. De kanarie in zijn wildvorm is 12,5 cm, thans hebben we vogels met een lengte van 23 cm. Postuurrassen onderscheiden zich van zang-kleurkanaries. Onderling kunnen de vogels verschillen door houding, grootte, vorm bevedering en in sommige gevallen de tekening. Dat alles was alleen mogelijk door selectieve kweek en oplettendheid van de kweker. Postuurkanaries verdelen we in een aantalgroepen te weten: Gefriseerde, houding rassen, vormrassen, gekuifde rassen en getekende rassen.
In de onderlingen verschillen komen voor: Rassen die kleiner zijn van de normale kanarie: 11- 13 cm. Rassen die groter zijn dan de normale kanarie: van 13- 23 cm.
Dat alles was alleen mogelijk door selectieve kweek en oplettendheid van de kweker. Postuurkanaries verdelen we in een aantal groepen te weten: Gefriseerde, houding rassen, vormrassen, gekuifde rassen en getekende rassen. De grote rassen zijn tot nu toe een kleine groep: 6 stuks Wat zijn de verschillen en waar letten we op!
Paring normale lengte vogels. Een normale productie van groeihormonen levert een normale wervelkolom op van een normale lengte. Paring te grote vogels Bij een overproductie ontstaan dus grote vogels en bij een onderproductie dus een kleinere vogel. Paring te kleine vogels. Selectieve productie Het totale milieu waarin een vogel verkeerd - en de selectie van de kweker – zou mede van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van deze erfelijke factoren.
De afmeting van de wervels. Wat is het wezelijke verschil dat de een groot is en de ander klein. De afmeting van de wervels. Deze wordt mede bepaalt door de groeischijfjes die zich aan de uiteinde van de wervels bevinden. De groeischijfjes worden opgebouwd door groeihormonen, die op hun beurt weer worden aangemaakt onder invloed van de hypofyse.
DE WERVELKOLOM Grootte, de lengte van ieder levend wezen wordt bepaald door zijn wervelkolom. De wervelkolom van mens en dier – alleen zoogdieren- bestaat uit dezelfde hoeveelheid wervels, ongeacht het formaat van mens en dier.
Grootte, de lengte van de vogel wordt bepaald door zijn wervelkolom. DE WERVELKOLOM Grootte, de lengte van de vogel wordt bepaald door zijn wervelkolom. Onderzoek heeft vastgesteld dat er geen verschil zit in het aantal wervels. (Denk aan de giraf) De hoeveelheid wervels van een giraf is net zoveel als die van een muis. De afmeting van de wervels wordt mede bepaalt door de groeischijfjes die zich aan de uiteinde van de wervels bevinden. Deze groeischijfjes worden opgebouwd door groeihormonen, die op hun beurt weer worden aangemaakt onder invloed van de hypofyse. De aanleg tot het produceren van de voor dat soort kenmerkende hoeveelheid groeihormonen is erfelijk ingekweekt.
De hoeveelheid wervels van een giraf is net zoveel als die van een muis en de mens.
De aanleg tot het produceren van de voor dat soort kenmerkende hoeveelheid groeihormonen is erfelijk ingekweekt. Bijkomende detail is, dat men ‘s morgens het grootst is en ‘s avonds het kleinst. De druk van de wervel is ‘s morgens uitgerust en uitgerekt en ‘s avonds moe van de druk van de hele dag en dan ineen geschoven.
Om tot een ontwikkeling te komen onthouden we dit: Rassen hebben moeite om groot/klein te blijven omdat zij vaak terug vallen naar een “normale”kanarie. Formaat ontstaat door groei en selectie daarop. Bij het beoordelen van het formaat wordt dikwijls afgegaan op het gevoel.
WETEN IS METEN, MAAR NIET IEDEREEN KAN METEN METE
Rassen die klein zijn worden vaak te groot. Rassen die groot zijn worden vaak weer klein.
Arriciato Gigante Italiano In Italië werd vanuit de Parijse frisé de Agi ontwikkeld. De vogel vertoont kenmerken die niet allemaal te vergelijken zijn met de Parijse Frisé. Tijdens de wereldshow in Undine 1995 werd het ras voor het eerst geïntroduceerd. Een jaar later werd het ras erkend. De lengte van de vogel is tenminste 21 cm en alles moet in verhouding zijn met de lengte. In de bevedering zijn alle kleuren toegestaan.
Parijse frise ------ Arricciato Gigante Italiano 1995 Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Parijse frisé 1860 Norwich 1860 Harzer 1850 Scotch fancy 1870 Fr. De Roubaix 1880 Waterslager 1870 Crest 1870 Yorkshire1880 Noord hollander 1880 Schweizer Hollander 1882 Frise de Picars Border 1890 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Gloster consort Gloster corona 1935 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Mailander/padovan 1950 Fife fancy 1950 Giboso Espagnola 1960 Duitse kuif 1950 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Raza Espagnola 1956 Rheinländer 1987 Stafford canary 1989 Melano Tinerfeno 1980 Mehringer 1983 La Raza Capitolina1995 Irish fancy 1990? AGI 1995
Parijse frisé 1860 Arricciato Gigante Italiano
AGI
De bevedering wordt gevormd door zowel de primaire als de secundaire gefriseerde veervelden. De rugmantel kan in 2 vormen voorkomen als een mantel met een scheiding aangevuld met een boeket, maar kan ook in rozetvorm waardoor van een scheiding in de rug geen sprake meer mag zijn. De veervelden op de borst vormen geen korfje,maar groeien vanaf de zijkanten omhoog. De vinnen groeien ook omhoog en krullen tot aan de vleugels. De hals is goed gevuld en voorzien van een goede frisering die ook omhoog groeit en overgaat in de collerette. Ook hier kennen we 2 type kopbevedering.
Parijse frisé – Lutetiae yorkhireae parisii In 1853 werd de Parijse - van nu - de Hollandse kanarie genoemd. De eerste aanwijzing van deze vogel kunnen we terug vinden in de naamlijst van Hervieux in 1702. Hierop komt de naam voor van gedonsde – asgrauwe, -gele en -bonte. Andere namen zijn o.a. Serins Hollandais, Old Dutch, Vieux Hollandaise, Dutch frill. De geschiedenis van de Parijse frisé is te lezen in het boekje van Jules Janin. Het ontstaan van de frisering denkt men terug te voeren door de in Nederland aanwezige laken industrie. In deze laken industrie werd veelvuldig gebruik gemaakt van lijnzaad om o.a.het linnen te pappen. De vogels aten de resten en de verengroei werd hierdoor aangetast. Dit heeft een lange tijd voor dat iemand het opmerkte en jammer voor ons werd de ontwikkeling overgenomen door o.a kwekers in het noorden van Frankrijk, Parijs en Roubaix. Hierdoor ontstonden 2 soorten Frisé. Parijse Frise
Hollandse kanarie 1850 ------ Parijse frise Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Parijse frisé 1860 Norwich 1860 Harzer 1850 Scotch fancy 1870 Fr. De Roubaix 1880 Waterslager 1870 Crest 1870 Yorkshire1880 Noord hollander 1880 Border 1890 Schweizer Hollander 1882 Frise de Picars Gloster consort Gloster corona 1935 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Fife fancy 1950 Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Duitse kuif 1950 Mailander/padovan 1950 Raza Espagnola 1956 Giboso Espagnola 1960 Stafford canary 1989 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Rheinländer 1987 Irish fancy 1990? Melano Tinerfeno 1980 Mehringer 1983 La Raza Capitolina1995 AGI 1995
Dutch kanarie Belgische bult Yorkshire Parijse frisé
De eerste lijn is een ras waar practische geen vermeninging was met een ander ras. Het enigste wat men deed was een vermenging door voeren om de lengte te verbeteren, men vermoed dat de Yorkshire hier voor is gebruikt. Ook de Grote Gentse wordt hier regelmatig genoemd. Aangezien de krulveer recessief ten aanzien van de gladveer, had men wel enige terugval in de uitbundigheid van de krulling, maar dat laat zich snel herstellen. In die tijd spreekt men over een lengte van 20/21 cm. Wanneer u witte eitjes aantreft in uw legsel dan wil dit zeggen dat er een zuiver ras wordt geboren. De tweede lijn is de Roubaix hier vond een vermening plaats met de Belgische bult.
In België vond rond 1810 de kruising plaats met de Grote Gentse. Het doel was een Grote gefriseerde Gentse, slechte producten kwamen weer Noord Frankrijk terecht in Rijsel, Robeke en Toorkanje. Hun houding was de doorgezakte variant. Ze werden Grenouille genoemd en kwamen voor tot in 1990. Hij werd weggeschreven door flink in de houding te straffen. Dit ras is naderhand gebruikt om andere rassen tot ontwikkeling te brengen, de Gibber italicus en aan de Scotch. De Parijse frisé heeft een groot aantal kenmerken en mag in alle kleuren gebracht worden.
PADOVANO Is een betrekkelijk jongras die, ongeveer in 1950 in Italië, rond de stad Padua is ontwikkeld. Men vermoed door een kruising van een Parijse Frisé x een Lancashire. De kruising met de lancashire was in eerste een kruising voor de kuif, later is de gladkop toegestaan. We kennen bij dit ras 2 soorten kuiven; de rozet vormige en de opstaande kuif. Zijn raskenmerk is praktisch gelijk aan die van de Parijse frisé.
Parijse frisé x Lancashire = Padovano 1950 Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Parijse frisé 1860 Norwich 1860 Harzer 1850 Scotch fancy 1870 Fr. De Roubaix 1880 Waterslager 1870 Crest 1870 Yorkshire1880 Noord hollander 1880 Schweizer Hollander 1882 Frise de Picars Border 1890 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Gloster consort Gloster corona 1935 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Mailander/padovan 1950 Fife fancy 1950 Giboso Espagnola 1960 Duitse kuif 1950 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Raza Espagnola 1956 Rheinländer 1987 Stafford canary 1989 Melano Tinerfeno 1980 Mehringer 1983 La Raza Capitolina1995 Irish fancy 1990? AGI 1995
Parijse frisé Lancashire Padovano
Melado Ternerfeño De melado is een ras dat in 1997 nog niet internationaal erkend was, maar wel een lange geschiedenis kent. Het ras stamt af van het eiland Teneriffe en was daar waarschijndelijk al in 1850 aanwezig. Hij was daar al een kweekproduct en men neemt aan dat met redelijke waarschijnlijkheid dit ras aan de bron stond van de Giboso Espagnola. De melado behoort tot de rassen van de gefriseerde gebogen rassen. De vogels waren toen honingeel en vandaar de naam melado.
Melado Tenerfeño 1850 Melado Tenerfeño 1850 Parijse frise 1860 Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Melado Tenerfeño 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Norwich 1860 Harzer 1850 Parijse frise 1860 Scotch fancy 1870 Waterslager 1870 Fr. De Roubaix 1880 Crest 1870 Noord hollander 1880 Yorkshire1880 Schweizer Hollander 1882 Border 1890 Frise de Picars Gloster consort Gloster corona 1935 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Duitse kuif 1950 Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Fife fancy 1950 Mailander/padovan 1950 Giboso Espagnola 1960 Raza Espagnola 1956 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Stafford canary 1989 Melano Tinerfeno 1980 Rheinländer 1987 Mehringer 1983 Irish fancy 1990? La Raza Capitolina1995 AGI 1995
Dit ras werd in 1993 in Breda, tijdens de wereld- tentoonstelling, tentoongesteld om de erkenning te verkrijgen. Kopje is hazelnootvormig en iets afgeplat. Kop en hals kunnen beide een lengte van 5 cm opbouwen. Rug met hoge schouders en borst zijn breed, zij hebben een breedte van 4 cm. Rugmantel begint aan de hoge schouders en de moet krachtig ontwikkeld zijn in verhouding tot de hele vogel.
De melado is een gebogen friseras met een werkhouding die overeenkomt met een 1, de pootjes zijn tijdens de werkhouding lang en gestrekt. Zijn lengte is tenminste 19 cm. Het borstbeen is bedekt met veertjes de zogenoemde vibrizas. Zijn dijen zijn bedekt, die worden filoplumas genoemd. De melado wordt tentoongesteld in de grote postuurkooi met 2 stokken, breed 14cm, afstand 12 cm bovenin.
Lancashire Coppy & Plainheads Klassiek Lengte van 21 tot 23 cm
Lancashire Er is weinig over dit ras terug te vinden, van oorsprong was de naam Manchester coppy. Omdat deze vogel in meerdere plaatsen werd gekweekt, werd er gekozen voor Lancashire, het graafschap waar deze plaatsen in lagen. Men vermoed dat hij is ontstaan uit de Hollandse kanarie, die vrij groot was, maar wel kuifloos was. Voor het tot stand brengen van de kuif gaat het vermoeden uit naar de inbreng van de Norwich. De gekuifde Lancashire wordt coppie genoemd en de gladkop, plainhead. Vanaf 1870 wordt het ras gebruikt om andere rassen te verbeteren, waardoor het bijna was uitgestorven. Na 1945 heeft men het weer opgepakt en via de kruising Crested Norwich x Yorkshire is dit uiteindelijk gelukt. Rond 1961 verschenen de eerste vogels weer op een show in Londen.
Lancashire 1850 Melado Tenerfeno 1850 Parijse frise 1860 Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Melado Tenerfeno 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Norwich 1860 Harzer 1850 Parijse frise 1860 Scotch fancy 1870 Waterslager 1870 Fr. De Roubaix 1880 Crest 1870 Noord hollander 1880 Yorkshire1880 Schweizer Hollander 1882 Border 1890 Frise de Picars Gloster consort Gloster corona 1935 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Duitse kuif 1950 Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Fife fancy 1950 Mailander/padovan 1950 Giboso Espagnola 1960 Raza Espagnola 1956 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Stafford canary 1989 Melano Tinerfeno 1980 Rheinländer 1987 Mehringer 1983 Irish fancy 1990? La Raza Capitolina1995 AGI 1995
Dutch canary Yorkshire Crested Norwich Lancashire
Yorkshire In vergelijking met een aantal Engelse rassen is de York een vrij jong ras. Zijn oorsprong ligt in de Graafschap York, rond de plaats Yorkshire. De eerste vogels kwamen voor in 1820. De verberingen van dit ras vond plaats in samenwerking met kwekers uit het Graafschap Lancashire. De York behoort tot het type ringvogels. Het oude type York had vele namen Guardsman, Aristocrat. Na de 2de wereldoorlog veranderde het type het lichaam werd zwaarder en het worteltype ontstond en de naam ontstond van Gentleman of the fancy.
Yorkshire 1880 Melado Tenerfeno 1850 Parijse frise 1860 Lizard 1640 Grote van Gent 1700 Kuifkanarie 1650 Ur Frise 1690 Timbrado espagnol 1700 Belgische bult 1800 Frise kanarie 1780 Lancashire 1850 Melado Tenerfeno 1850 Tiroler slager 1800 Glasgow dun 1850 Norwich 1860 Harzer 1850 Parijse frise 1860 Scotch fancy 1870 Waterslager 1870 Fr. De Roubaix 1880 Crest 1870 Noord hollander 1880 Yorkshire 1880 Schweizer Hollander 1882 Border 1890 Frise de Picars Gloster consort Gloster corona 1935 Münchner Hollander 1890 Edelroller 1920 Wiener Hollander 1890 Japan hoso 1920 1930 Makige Zuid Hollandse frise Gibber Espagnola Duitse kuif 1950 Amercansinger 1950 Kanarie Smet 1950 Fife fancy 1950 Mailander/padovan 1950 Giboso Espagnola 1960 Raza Espagnola 1956 Timbrado 1980? Fiorino 1980 Stafford canary 1989 Melano Tinerfeno 1980 Rheinländer 1987 Mehringer 1983 Irish fancy 1990? La Raza Capitolina1995 AGI 1995
Yorkshire Lancashire
Thans kennen we nu het Goldingtype, voorheen was eerst de ruglijn belangrijk, nu de borstlijn. Naar aanleiding van de opgekregen gegevens maakt een meneer S.A. Golding een tekening. De vogel had gelijk zijn naam; het Goldingtype. Er is belangrijk weerstand geweest over de aannamen van dit type, men hield van het oude worteltype. Deze is dan ook het verbeteren waard. De York is een forstype, maar behoort toch tot de groep van ringvogels.
WE HEBBEN HET GEHAD OVER: AFSTAMMING UITERLIJK WERVELS FRISERING HOUDING VORM GROTE RASSEN
Bedankt voor uw aandacht Gebruikte literatuur: Standaardeisen NbvV H.K. van de Wal Martin Weijling De pluimgraaf Internet Bedankt voor uw aandacht En tot de volgende keer!