(heeft niet als doel om winst te maken = overheid)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
Advertisements

Hoofdstuk 2: De overheid om ons heen
Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
20-03 Indelingen kosten.
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
Overheidsinterventie 2
Procenten. Schattend rekenen 19% van % van % van % van % van 839.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
H1.3 prijsberekening detailhandel 23 november 2012
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
BTW berekeningen verkoopprijs exclusief BTW = 100%
Mode1. Cijfers  Onvoldoende 5  Matig 6  Voldoende 7  Goed 8  Uitstekend 9  Excellent 10.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
Be Indelingen kosten.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Regels voor het vermenigvuldigen
Lineaire functies Lineaire functie
Regelmaat in getallen … … …
Regelmaat in getallen (1).
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
 (het is niet zo moeilijk…)
2.1 Procenten en promillages
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
Meten BMI Dat is in de veilige zone, want de BMI zit tussen 18,5 en 25
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Lesplanning 6.4, blz Binnenkomst. Ging dit goed? Intro. Bespreken proefwerk hoofdstuk 5 Uitleg docent paragraaf 6.4, blz Zelfstandig.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
Een bakje kwark kost € 1,27. Hoeveel kosten vijf bakjes? 5 x € 1,27 = 5 x € 1,00 = € 5,00 5 x € 0,20 = € 1,00 5 x € 0,07 = € 0, € 6,35 Een.
Algemene Ondernemersvaardigheden
(Naam bedrijf & logo) Lost het product/dienst een bestaand probleem op? 1.1 Zo ja, welke? 1.2 Zo, nee wie gaat dit product/dienst kopen? 2. Waaruit maak.
Algemene Ondernemersvaardigheden
Agenda  Les  wkn  hs 2 1 omzet en afzet  bestuderen tb 32 tm 36 maken 2.1 tm 2.5 (wb tm 60)
Hoofdstuk 2.
Algemene Ondernemersvaardigheden
Constant of Variabel? Kosten.
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
Gemeente Culemborg > Keurmerk Veilig Ondernemen Pavijen Huub van Oorschot Wethouder Economische Zaken.
7.1 Wie is toch die overheid?
5.1 Hoeveel kost dat? Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt. Vermenigvuldig je de afzet met de verkoopprijs (excl. btw) dan weet je wat.
Bedrijfseconomie H3 Omzet en marge Junior accountmanager.
Kosten en break-even Filiaalmanager
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
 Drie soorten opgaven: ◦ vanuit de prijs exclusief btw ◦ vanuit een btw-bedrag ◦ vanuit de prijs inclusief btw.
Presentatie titel Kennisbasis Rekenen
Hoofdstuk 6 Productie.
REKENTIP BTW. TARIEVEN Laag tarief = 6 % Normaal tarief = 21 %
Hoofdstuk 2 De winstmarge VWO 3
Deze les nieuwe opzet Instructietafel links in de klas
Rekenen met procentuele afname
Welkom Havo/vwo 3..
Vmbo 2 economie Goede producten?
Winstcoëfficiënt.
Les 2: Rekenen met procenten in dagelijkse situaties
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Hoofdstuk 26 Rekenen met procenten. Hoofdstuk 26 Rekenen met procenten.
Belasting toegevoegde waarde
Rekenen MZ4.
Het maken van goederen en het leveren van diensten
Hoofdstuk 11 Rekenen met procenten. Hoofdstuk 11 Rekenen met procenten.
Transcript van de presentatie:

(heeft niet als doel om winst te maken = overheid) De overheid: rijksoverheid + provincies + gemeenten Collectieve sector (heeft niet als doel om winst te maken = overheid) Ambtenaren: zijn mensen die in dienst zijn bij de overheid

(willen winst maken =bedrijven) Particuliere sector (willen winst maken =bedrijven)

Accijns (op ‘slechte’ zaken) Subsidie (op ‘goede’ zaken)

Collectieve goederen Infrastructuur

- het verlaagd BTW-tarief van 6% - het verlaagd BTW-tarief van 6% . Producten die dagelijks nodig hebt zoals water, eten en boeken. - het algemeen BTW-tarief van 21% Inclusief BTW (met) = prijs van product + BTW Exclusief BTW (zonder) = prijs van product

Voorbeeld 1: Inclusief BTW (=21%) kost een stoel €150,- Voorbeeld 1: Inclusief BTW (=21%) kost een stoel €150,-. Hoeveel kost deze stoel exclusief BTW? €150,- = 121%. 1% = €150:121 = €1,239 100% = €1,239 x 100 = €123,97 Hoe schrijft je dit het beste op: €150 : 121 x 100 = €123,97 Voorbeeld 2: 90% van de totale prijs is €40,- Hoeveel is de totale prijs? €40,- = 90% 1% = €40:90 = €0,4444 100% = €0,44 x 100 = €44,44,- Hoe schrijf je dit het beste op: €40 : 90 x 100 = €44,44,-

Onderwerpen economische vaardigheden ‘normaal procent rekenen’ (opgave 1 + 2 + 6) Terugrekenen procenten (uitleg) Deel : geheel x 100 =…% (3, 8)

- het verlaagd BTW-tarief van 6% - het verlaagd BTW-tarief van 6% . Producten die dagelijks nodig hebt zoals water, eten en boeken. - het algemeen BTW-tarief van 21% Inclusief BTW (met) = prijs van product + BTW Exclusief BTW (zonder) = prijs van product

21% BTW 1,7 x 0,06 = €0,1 1,7 + € 0,1 = € 1,8 34 x 0,06 = €2,04 34 + € 2,04 = € 36,04 45 x 0,21 = €9,45 45+ € 9,45 = € 54,45 108,75x 0,21 = €22,83 108,75+ € 22,83 = € 131,58

Inclusief BTW (121%) = prijs van product (100%) + 21% BTW Exclusief BTW (100%) = prijs van product (100%) 121% (inclusief BTW) 1% 100% (exclusief BTW) €665,5 €665,5 : 121 = €5,5 €5,5 x 100 = €550,-

Voorbeeld 1: Inclusief BTW (=21%) kost een stoel €150,- Voorbeeld 1: Inclusief BTW (=21%) kost een stoel €150,-. Hoeveel kost deze stoel exclusief BTW? €150,- = 121%. 1% = €150:121 = €1,239 100% = €1,239 x 100 = €123,97 Hoe schrijft je dit het beste op: €150 : 121 x 100 = €123,97 Voorbeeld 2: 90% van de totale prijs is €40,- Hoeveel is de totale prijs? €40,- = 90% 1% = €40:90 = €0,4444 100% = €0,44 x 100 = €44,44,- Hoe schrijf je dit het beste op: €40 : 90 x 100 = €44,44,-

Inclusief 21% BTW kost een tv €666,- Wat kost de tv exclusief BTW?

Verkoopprijs (inclusief) = €1,17 Kosten product (exclusief) = € 0,32 Naar de overheid gaat = €1,17 - € 0,32 = € 0,85 Deel = € 0,85 X 100 = 72,6% Geheel = € 1,17

Onderwerpen economische vaardigheden ‘normaal procent rekenen’ (opgave 1 + 2 + 6) Terugrekenen procenten (uitleg) Deel : geheel x 100 =…% (3, 8)