H 29: Kostprijs bij heterogene producten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H20:Voorraadwaardering
Advertisements

Procenten Als je deze uitleg stap voor stap volgt, kun je na afloop prima rekenen met procenten Elke keer als je klaar bent met lezen, klik je op een toets.
H 11: Winstverdeling en (stock)- cashdividend
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
BRIDGE Vervolgcursus Vervolg op starterscursus Bridgeclub Schiedam ‘59 info: Maandagavond: 19: – of
Heterogene productie Stukproductie Bouw/diensten/maatwerk
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
20-03 Indelingen kosten.
Duurzaamheid en kosten
Proef- en de saldibalans
De verschillende fasen in de elektronische noterings- procedure.
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
© BeSite B.V www.besite.nl Feit: In 2007 is 58% van de organisaties goed vindbaar op internet, terwijl in 2006 slechts 32% goed vindbaar.
Hoofdstuk 2: § 2.1: Procenten
H 28: Nacalculatie bij homogene productie
A: korte (basale) herhaling H 27
H 22: Brutowinstopslagmethode
Kosten produceren - vervolg
Elke 7 seconden een nieuw getal
Bedrijfseconomie Uitwerking opgave (pagina 396)
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
Inkomen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
Inkomen les 7 27 t/m 37.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Een bakje kwark kost € 1,27. Hoeveel kosten vijf bakjes? 5 x € 1,27 = 5 x € 1,00 = € 5,00 5 x € 0,20 = € 1,00 5 x € 0,07 = € 0, € 6,35 Een.
M3F-MATEN - Gewichten en lengtematen
Eerst even wat uitleg. Klik op het juiste antwoord als je het weet.
Op reis naar een dierentuin
ECHT ONGELOOFLIJK. Lees alle getallen. langzaam en rij voor rij
Kostprijs berekening bij meerdere soorten producten:
Hoeveelheidsaanpassing I
Hoeveelheidsaanpassing II
Hoofdstuk 11 Kostenstructuur.
Inkoopprijs, verkoopprijs,winst, verlies
Investeringsselectie
Algemene Ondernemersvaardigheden
H12 Kostencalculaties.
Agenda  Les  wkn  hs 2 1 omzet en afzet  bestuderen tb 32 tm 36 maken 2.1 tm 2.5 (wb tm 60)
Toets 1 Examen Reinder Reen.
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Constant of Variabel? Kosten.
Stap 3; Constant of Variabel?
Exploitatiebegroting Deel 2
De Bedrijfskolom.
Kosten en break-even Filiaalmanager
Ondernemen moet je doen
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Kostprijs berekening bij meerdere soorten producten: Heezen Pf 5.4
Pag 107 t/m 136. Waar gaan we het vandaag over hebben? samenvatten vorige week Uitwerking toets bespreken Uitwerking huiswerk Bezettingsverschillen Differentiële.
3.1 PRODUCTIE.
Kostprijsberekening bij stukproductie
Hoofdstuk 27 t/m 31 Kostprijsberekening in industriële ondernemingen
Financieel 1.
Vakman ondernemer – Financieel plan
Financiering en inkoop
Transcript van de presentatie:

H 29: Kostprijs bij heterogene producten In de hoofdstukken 27 en 28 hebben we het gehad over de kostprijs van homogene producten. Het ging daarbij om massaproductie. Voorbeelden van massaproductie zijn bijvoorbeeld suikerklontjes, luciferstokjes maar ook de productie van de Ford Focus. Hierbij wordt (binnen grenzen) geen rekening gehouden met de wensen van de consument. Belangrijke rol speelden daarbij de variabele en de constante kosten. Lopende band in Amerika waar de T-Ford wordt gemaakt

Voorbeelden van stukproductie zijn bijvoorbeeld een op maat gemaakt In hoofdstuk 29 gaat het over heterogene productie of ook wel stukproductie. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele wensen van de consument. Voorbeelden van stukproductie zijn bijvoorbeeld een op maat gemaakt motorjacht van een sjeik uit Dubai maar ook het ontwerp van een huis naar eigen wens. Belangrijke rol spelen hier de directe en de indirecte kosten. Zelf ontworpen jacht van Steve Jobs

Wat verstaan we onder directe en indirecte kosten? Onder directe kosten verstaan we kosten die direct toe te rekenen zijn aan het product. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld arbeid en materiaalkosten. Immers: je kunt precies aangeven hoeveel uur arbeid er verricht is om 1 product te maken. Je kunt ook precies aangeven hoeveel materiaal er in 1 product zit. Onder indirecte kosten verstaan we kosten die niet direct toe te rekenen zijn aan het product. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het salaris van de directeur van het bedrijf, de telefoonrekening of de schoonmaakkosten. Immers: de directeur kan niet aangeven hoeveel tijd hij besteedt heeft aan het ene product en hoeveel aan het andere product. De telefoonrekening is niet zo gespecificeerd dat je kunt aangeven hoeveel gesprekskosten er zijn gemaakt voor het ene product en hoeveel voor het andere product.

Om toch de kostprijs uit te kunnen rekening (en daarmee later de verkoopprijs) moeten zowel de directe als de indirecte kosten er in opgenomen worden. De directe kosten vormen geen probleem. De indirecte kosten daarentegen wel. Een bedrijf moet dus een verdeelsleutel zien te vinden om de gemaakte indirecte kosten te verdelen over de producten. Om de indirecte kosten te verdelen over de producten zijn er 2 methoden beschikbaar: 1 – de enkelvoudige opslagmethode 2 – de verfijnde opslagmethode Vervelend is dat beide methoden erg op elkaar lijken en dat jij uit moet kunnen maken m.b.v. de tekst welke methode je moet gebruiken. Bedenk dat de kostprijs taakstellend is. D.w.z. zoveel mag een product kosten. De kostprijs is voorcalculatorisch; je berekent de kostprijs vooraf. Achteraf kunnen er verschillen optreden wat kosten betreft. Het product kan duurder of goedkoper zijn. Dat is dan in het voor- of nadeel van de producent. Een klant gaat achteraf niet meer betalen dan vooraf is afgesproken!

Voorbeeld: enkelvoudige opslagmethode Totale directe hulpstofkosten € 400.000 Totale directe materiaalkosten € 1.100.000 Totale directe loonkosten € 2.400.000 Totale indirecte kosten € 1.800.000 Om 1 product te maken is nodig: € 1.500 aan hulpstof € 4.800 aan materiaal € 6.700 aan loon Het producerende bedrijf kiest er voor om de totale indirecte kosten op te nemen in de kostprijs als percentage van de totale directe materiaalkosten. Deze mededeling houdt in dat het producerende bedrijf de enkelvoudige opslagmethode gebruikt. De indirecte kosten worden namelijk m.b.v. 1 opslagpercentage opgenomen in de kostprijs.

Hoe nu de kostprijs uit te rekenen? 1: Bereken het gebruikte opslagpercentage. 2: Bereken de kostprijs. 3: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) 4: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%)

1: Bereken het gebruikte opslagpercentage. Het producerende bedrijf kiest er voor om de indirecte kosten (€ 1.800.000) op te nemen in de kostprijs als percentage van de directe materiaalkosten ( € 1.100.000). Het opslagpercentage wordt dus (1.800.000/1.100.000) x 100% = 163,64% 2: Bereken de kostprijs. Hulpstof € 1.500 Materiaal € 4.800 Loon € 6.700 € 13.000 Indirecte kosten € 7.854,55 (163,64% van € 4.800) Kostprijs € 20.854,55

3: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) Verkoopprijs = kostprijs + winst 100% 70% 30% € 20.854,55 = 70% € 29.792,21 = 100% 4: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) € 29.792,21 x 1,21 = € 36.048,57 Dure verbouwing?

Bedenk goed dat het uitmaakt op welke manier het producerende bedrijf de indirecte kosten middels een opslagpercentage opneemt in de kostprijs. Dit producerende bedrijf had ook kunnen kiezen om de totale indirecte kosten op te nemen in de kostprijs als percentage van: I: de totale hulpstofkosten II: de totale loonkosten III: de totale directe kosten Dat geeft natuurlijk andere antwoorden! I II III Opslagpercentage 450% 75% 46,15% Kostprijs € 19.750 € 18.025 € 18.999,5 Verkoopprijs € 28.214,29 € 25.750 € 27.142,14 Consumentenprijs € 34.139,29 € 31.157,50 € 32.841,99 Reken dat na!!!

Voorbeeld: verfijnde opslagmethode Totale directe hulpstofkosten € 400.000 Totale directe materiaalkosten € 1.100.000 Totale directe loonkosten € 2.400.000 Totale indirecte kosten € 1.800.000 Om 1 product te maken is nodig: € 1.500 aan hulpstof € 4.800 aan materiaal € 6.700 aan loon Het producerende bedrijf maakt bekend dat de indirecte kosten op de volgende manier samenhangen met de directe kosten: 18% hangt samen met de totale hulpstofkosten 22% hangt samen met de totale materiaalkosten 45% hangt samen met de totale loonkostenkosten 15% hangt samen met de totale directe kosten

Het producerende bedrijf maakt bekend dat de indirecte kosten op de volgende manier samenhangen met de directe kosten: 18% hangt samen met de totale hulpstofkosten 22% hangt samen met de totale materiaalkosten 45% hangt samen met de totale loonkostenkosten 15% hangt samen met de totale directe kosten Deze mededeling houdt in dat het producerende bedrijf de verfijnde opslagmethode gebruikt. De indirecte kosten worden namelijk m.b.v. meerdere opslagpercentages opgenomen in de kostprijs.

Hoe nu de kostprijs uit te rekenen? 1: Verdeel de totale indirecte kosten. 2: Bereken de gebruikte opslagpercentages. 3: Bereken de kostprijs. 4: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) 5: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) 1: Verdeel de totale indirecte kosten. 0,18 x € 1.800.000 = € 324.000 hangt samen met hulpstofkosten 0,22 x € 1.800.000 = € 396.000 hangt samen met materiaalkosten 0,45 x € 1.800.000 = € 810.000 hangt samen met loonkosten 0,15 x € 1.800.000 = € 270.000 hangt samen met totale directe kosten 2: Bereken de gebruikte opslagpercentages. (324.000/400.000 ) x 100% = 81,00% (396.000/1.100.000) x 100% = 36,00% (810.000/2.400.000) x 100% = 33,75% (270.000/3.900.000) x 100% = 6,92%

3: Bereken de kostprijs. Hulpstof € 1.500 Materiaal € 4.800 Loon € 6.700 € 13.000 Indirecte kosten € 1.215 (81% van € 1.500) € 1.728 (36% van € 4.800) € 2.261,50 (33,75% van € 6.700) € 899,60 (6,92% van € 13.000) Kostprijs € 19.104,10 4: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) € 19.104,10/0,7 = € 27.291,57 5: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) € 27.291,57 x 1,21 = € 33.022,80