Ive Verdoodt & Steven Vanhooren INTRODUCTIE TOT CULTURAL STUDIES, REPRESENTATIE, BEELDVORMING EN FILMDIDACTIEK Ive Verdoodt & Steven Vanhooren
CULTUUR
CULTUUR? “The best that has been thought and said” (Matthew Arnold, 19e eeuw) “Culture is ordinary (Raymond Williams, 1958) “A way of life” (antropologische visie) → verruiming van het cultuurbegrip
CULTUUR = BETEKENISCONSTRUCTIE Primarily, culture is concerned with the production and the exchange of meanings […] between the members of a society or group (Stuart Hall, 1997: 3).
THE CIRCUIT OF CULTURE (Du Gay, 1997) Representatie Identiteit Productie Consumptie Regulering Doing a cultural study: Sony Walkman = Hoe wordt betekenis geconstrueerd en uitgewisseld via die 5 processen?
REPRESENTATIE
Betekenis ontstaat door de manier waarop iets gerepresenteerd wordt in ‘taal’: “...we give things meaning by how we represent them – the words we use about them, the stories we tell about them, the images of them we produce, the emotions we associate with them, the ways we classify and conceptualize them, the values we place on them.” (Stuart Hall, 1997: 3)
THE CIRCUIT OF CULTURE (Du Gay, 1997) Representatie Identiteit Productie Consumptie Regulering
Cultuur = Uitwisselen van betekenis Hoe Cultuur = Uitwisselen van betekenis Hoe? Via ‘taal’ (tekens)= representatiesysteem
DRIE VISIES OP REPRESENTATIE Weerspiegelingstheorie Constructivistische benadering Intentionele benadering
REPRESENTATIE ≠ WERKELIJKHEID
FICTIONALITEIT = een autonome (verzonnen) werkelijkheid van verhalende representaties (roman, film…), met eigen regels en wetten bv. De zaak Rushdie – “Kan je iemand beledigen in een roman, film, strip, ...?” bv. debat rond mediageweld
FILM ALS LEERMIDDEL Discussie over de authenticiteit en de eigenheid van film (bv. debat film & geschiedenis) Wat kunnen we leren uit film? Welk soort kennis, inzichten en ervaringen halen we uit film? Welke invloed/effect hebben films op leerlingen en studenten binnen het onderwijsleerproces?
FILM ALS AUTONOME WERKELIJKHEID = het verbeelden, ontwerpen of representeren van een (mogelijke) werkelijkheid = een experiment of een laboratorium dat ons specifieke inzichten, kennis en ervaringen kan verschaffen die we zonder de film in kwestie niet zouden verwerven. = voorstel of scenario voor mogelijke handelswijzen en attitudes
MOGELIJKHEIDSZIN = het verbeelden, ontwerpen of representeren van een (mogelijke) werkelijkheid = een experiment of een laboratorium dat ons specifieke inzichten, kennis en ervaringen kan verschaffen die we zonder de film in kwestie niet zouden verwerven. = voorstel of scenario voor mogelijke handelswijzen en attitudes
Robert Musil, De man zonder eigenschappen (1922) “Aldus zou de mogelijkheidszin welhaast te definiëren zijn als het vermogen om alles te denken wat evengoed zou kunnen zijn, en om aan wat is geen grotere betekenis te hechten dan aan wat niet is.” Robert Musil, De man zonder eigenschappen (1922)
HYPERREALITEIT In onze postmoderne, gemediatiseerde samenleving zijn representaties alomtegenwoordig Hyperrealiteit (Baudrillard) = grensvervaging tussen de ‘werkelijkheid’ en mediarepresentaties
SEMIOTIEK
SEMIOTIEK = de studie of de wetenschap van de tekens (van Dale: “tekenleer”) en van hun rol als voertuigen van betekenis in onze maatschappij. → Hoe construeren representaties betekenis?
= arbitraire relatie (bv. ‘bank’) TEKEN = BETEKENAAR + BETEKENDE Teken Betekenaar (signifiant/signifier) Betekende (signifié/signified) = arbitraire relatie (bv. ‘bank’) DRIE SOORTEN TEKENS Symbolische tekens Indexicale tekens Iconische tekens
CULTURELE OF LINGUISTISCHE CODES Mensen uit eenzelfde cultuur kunnen elkaar begrijpen omdat ze tot op zekere hoogte dezelfde codes delen: bv. code van de Nederlandse taal bv. code van de taal van de verkeerslichten bv. code van het stripverhaal bv. westerse culturele code m.b.t. kledij (code van de westerse modetaal) ( jeans)
BETEKENIS = ONSTABIEL / CONTEXTAFHANKELIJK De culturele context (geografisch, historisch,...) bepaalt mee de betekenis van tekens/representaties: bv. ‘wijf’ bv. muziek
LYNCHING PHOTOGRAPHY
BETEKENIS = RELATIONEEL Tekens krijgen hun betekenis in relatie tot (een verschil met) andere tekens: bv. ‘bank’ ‘tank’ bv. ‘villa’( ‘huis’, ‘kasteel’, ‘bungalow’, ‘hut’,...)
BINAIRE OPPOSITIES Toepassing in de narratologie = structurele analyse van het tekensysteem ‘verhaal’ bv. onderliggende binaire oppositiestructuur van westerns: beschaving wildernis goed kwaad
DENOTATIE ↔ CONNOTATIE Denotatie= de eerste, voor de hand liggende betekenis (van een betekenaar) voor mensen in eenzelfde cultuur. Connotatie= één of meerdere bijbetekenissen die (aan een betekenaar) worden verleend afhankelijk van de socio-culturele context. bv. ‘vos’ bv. jeans
SEMIOTISCHE ANALYSE ALS CULTUURONDERZOEK “The underlying argument behind the semiotic approach is that, since all cultural objects convey meaning, and all cultural practices depend on meaning, they must make use of signs; and in so far as they do, they must work like language works, and be amenable to an analysis which basically makes use of Saussure’s linguistic concepts (...)” (Hall, 1997: 36)
ROLAND BARTHES
MYTHE Een concept waarvan de betekenis gepresenteerd wordt als ‘natuurlijk’ en vanzelfsprekend Een dominante ideologie (connotatie) in een bepaalde historische periode Mythe = ‘gedepolitiseerde spraak’ “...it abolishes the complexity of human acts, it gives them the simplicity of essences (...)” (Barthes, 1957/1972)
bv. de mythe van het onschuldige kind bv. de mythe van het gezin als hoeksteen van de maatschappij bv. de mythe van de auto (vrijheid)
SEMIOTIEK: EEN WETENSCHAP? “It is worth emphasizing that there is no single or ‘correct’ answer to the question, ‘What does this image mean?’ or ‘What is this ad saying?’ Since there is no law which can guarantee that things will have ‘one, true meaning’, or that meanings won’t change over time, work in this area is bound to be interpretative (...) a debate between (...) competing and contested, meanings and interpretations.” (Hall, 1997: 9)
DISCOURS ANALYSE
DISCOURS ANALYSE Semiotiek: focus op hoe iets wordt gerepresenteerd en betekenis krijgt Discours analyse: houdt zich meer bezig met de interpretaties, (politieke)effecten en gevolgen van representaties + ‘macht’
DISCOURS = een bepaalde manier van spreken = een specifiek raster om naar de wereld te kijken = een cluster van ideeën, beelden en culturele praktijken die bepalen wat er gezegd kan worden, hoe er over een bepaald onderwerp gesproken kan worden en welke attitude passend is.
Vele representaties samen vormen een bepaald discours (cf Vele representaties samen vormen een bepaald discours (cf. ‘discursieve’ constructie): bv. feministisch discours bv. religieus discours bv. racistisch discours bv. elitair of populistisch discours (...) Wiens belangen worden gediend door een bepaald discours? = discoursanalyse
DISCOURS ~ MACHT Sommige vormen van discours zijn dominanter aanwezig in de samenleving dan andere. bv. Hollywoodfilms onafhankelijke of kleinschalige filmproducties
POLYINTERPRETABILITEIT = Representaties dragen meerdere betekenissen in zich die ‘geactiveerd’ kunnen worden. Ze laten meerdere interpretaties toe. ~ polysemie
SAVING PRIVATE RYAN Openingssequentie Saving Private Ryan ‘geïnterpreteerd’ door: Geallieerde veteranen van de D-Day-landing Duitse veteranen Oorlogsveteranen in het algemeen Mensen die de oorlog hebben meegemaakt (geboren voor 1940) Mensen die de oorlog niet hebben meegemaakt (bv. jongeren van nu kunnen misschien niet de opofferingen begrijpen die gemaakt werden om het fascisme te bestrijden)
ACTIVE READER Een kijker of ‘lezer’ is geen passieve en weerloze ontvanger die zomaar beïnvloed kan worden door de massamedia, maar creëert mee de betekenissen van een tekst. Hij kan bepaalde betekenissen in een tekst activeren of niet.
ENCODING / DECODING - MODEL Het uitgangspunt van deze benadering is dat representaties bepaalde betekenissen in zich dragen (=encoding) maar dat de kijker/‘lezer’ bepaalt hoe die worden geactiveerd of geinterpreteerd (=decoding). Leesstrategieën van ‘teksten’ of representaties (Stuart Hall, 1981): dominant-hegemonic (= aanvaarden van de ‘preferred meaning’) negotiated oppositional (= verwerpen van de ‘preferred meaning’)
(zie: van Dale, twaalfde druk) BEELDVORMING = 1. “het ontstaan van een opvatting over personen, zaken, feiten, e.d; 2. (vand.) voorstelling (= “dat wat voor de geest staat, syn. bewustzijnsinhoud, begrip, denkbeeld...”) (zie: van Dale, twaalfde druk)
DRIE NIVEAUS VAN BEELDVORMING (Smelik, 1999) de materialiteit: de concrete beelden en teksten het effect: de totstandkoming van mentale beelden, eventueel resulterend in gedrag de beïnvloeding: de mogelijke verandering van de mentale beïnvloeding bv. reclame (Vogels-campagne) bv. beeldvorming van de leraar
ANALYSEMODEL VOOR BEELDVORMING Wat wordt er afgebeeld? Hoe wordt het afgebeeld? Wat betekenen beeld en tekst? Wat wordt er niet afgebeeld? Wat is de doelstelling en de doelgroep? Wordt de doelstelling en doelgroep bereikt? Hoe kan de beeldvorming verbeterd worden?