1TH Hoofdstuk 1 | Steden
Paragraaf 2 Verstedelijking in Nederland De stad Minimaal 50.000 inwoners Mensen wonen dicht bij elkaar Veel stedelijke functies - groot aanbod aan huizen - veel soorten werk - vervoer naar andere delen van Nederland of het buitenland - veel voorzieningen
Uitvinding van allerlei machines Het begin van de moderne stad Vanaf 1850 Uitvinding van allerlei machines Mensen op het platteland raakten hun baan kwijt en trokken naar de stad Er was werk in fabrieken aan de rand van de stad Steden begonnen te groeien: verstedelijking
Verstedelijking = urbanisatie - trek van het platteland naar de stad De stad groeit Verstedelijking = urbanisatie - trek van het platteland naar de stad - de stad groeit Na Tweede Wereldoorlog: snelle groei van de steden - nieuwe wijken voor jonge gezinnen - rijtjeshuizen, flats - minder mooi en van minder goede kwaliteit
- meer mensen kochten een auto - meer wegen werden aangelegd Weg uit de stad Vanaf 1960 Welvaart steeg - meer mensen kochten een auto - meer wegen werden aangelegd ● Suburbanisatie: mensen verhuisden naar een groter huis buiten de stad - forensen: reizen van huis naar werk en weer terug - vooral gezinnen met jonge kinderen en hogere inkomens Oude wijken raakten in verval
- groen, speeltuinen, parkeerruimte - vooral gezinnen Terug naar de stad Vanaf 1970 Nieuwe woonwijken - aan de rand van de stad - groen, speeltuinen, parkeerruimte - vooral gezinnen Hoge bevolkingsdichtheid in de stad Oude wijken en gebouwen worden opgeknapt
Paragraaf 3 Nederlandse stadswijken Het stadscentrum Hart van de stad - winkels, kantoren, horeca Oudste deel van de stad - vanaf de middeleeuwen - smalle straatjes - grachtjes - dicht op elkaar staande gebouwen - kerk, marktplein, stadsmuur
Toen: dicht bij de fabrieken Nu: mensen wonen er graag De arbeiderswijken Gebouwd na 1850 Toen: dicht bij de fabrieken Nu: mensen wonen er graag - net buiten het centrum - mooi opgeknapt - best duur - veel voorzieningen in de buurt
Tegen de arbeiderswijken liggen vooroorlogse wijken - grotere huizen Naoorlogse wijken Tegen de arbeiderswijken liggen vooroorlogse wijken - grotere huizen - minder dicht op elkaar gebouwd Daaromheen: naoorlogse wijken - goedkopere huizen - hoogbouw - snel gebouwd, goedkoop - wordt nu geleidelijk vervangen
Verder van het stadscentrum Eengezinswoningen Jaren-70-wijken Verder van het stadscentrum Eengezinswoningen Meer groen, rust en ruimte Woonerven
Dicht bij autowegen rondom de stad Nieuwbouwwijken Vanaf 1985 Dicht bij autowegen rondom de stad Veel verschillende soorten grote huizen Veel groen, parkeerplaatsen, speelplekken Ver van het centrum - goed openbaar vervoer - fietspaden naar het centrum
Paragraaf 4 Steden en hun omgeving Stad of platteland? Platteland Gebied buiten de stad - dorpjes - natuurgebieden - landbouw - akkerbouw - veeteelt - tuinbouw - bosbouw Gebied tussen stad en platteland: overgangsgebied
Grote stad met vastgegroeide dorpen Dorpen groeien uit tot stadswijken Steden groeien Agglomeratie Grote stad met vastgegroeide dorpen Dorpen groeien uit tot stadswijken
Samenwerking van een stad met omliggende dorpen - stad Steden werken samen Stadsgewest Samenwerking van een stad met omliggende dorpen - stad - overgangsgebieden - andere gemeenten Bijna alles speelt zich af binnen het stadsgewest Stad en platteland hangen nauw met elkaar samen
Steden werken samen in stedelijke netwerken Zo zijn steden sterk Steden werken samen in stedelijke netwerken - bestaat uit een aantal stadsgewesten - stadsgewesten hebben veel contact met elkaar Steden binnen een stedelijk netwerk delen voorzieningen - groot ziekenhuis - universiteit - luchthaven Wegen en openbaar vervoer maken alles bereikbaar Steden kunnen ook elkaars concurrent zijn
Paragraaf 7 Andere vormen van verstedelijking Bijzondere steden en wijken Steden worden steeds groter Ontwikkeling van een stad hangt af van: - tijd - plaats Daardoor verschillende vormen van verstedelijking
Eerst bedacht, daarna gebouwd Vaak brede, rechte wegen Geplande steden Eerst bedacht, daarna gebouwd Vaak brede, rechte wegen Geen historisch centrum
Twee stadscentra in een Arabische stad Oude centrum: medina - kronkelstraatjes - huisjes - moskeeën - fonteinen - paleizen Nieuw stadscentrum - moderne winkels - kantoren
Grote verschillen tussen rijk en arm Afgeschermde woonwijk Gated communities Grote verschillen tussen rijk en arm Afgeschermde woonwijk - muren en hekken - camera’s, bewakers - alleen voor bewoners Voorbeeld Brazilië Ook enkele in Nederland
Niet gepland en illegaal Mensen kunnen nergens anders heen Sloppenwijken In arme landen Bij een grote stad Zelfgebouwde hutjes Niet gepland en illegaal Mensen kunnen nergens anders heen Soms worden de sloppenwijken door het stadsbestuur gesloopt Soms verandert een sloppenwijk in een echte woonwijk
Paragraaf 8 Bepalen waar je bent Nooit meer verdwalen Graadnet Verticale lijnen Horizontale lijnen Kruispunt: coördinaten Navigatieapparatuur global positioning system (gps) satellieten
Horizontale lijnen: breedtecirkels of parallellen Breedtegraden Horizontale lijnen: breedtecirkels of parallellen - evenaar verdeelt de aarde in twee halfronden - noordelijk halfrond - zuidelijk halfrond 90º NB: Noordpool 90º ZB: Zuidpool Nederland tussen 51º NB en 53,5º NB
Verticale lijnen: lengtecirkels of meridianen Lengtegraden Verticale lijnen: lengtecirkels of meridianen - in totaal 360 lengtegraden - nulgradenlijn (nulmeridiaan) loopt over Greenwich Ten oosten tot 180º: oosterlengte (OL) Ten westen tot 180º: westerlengte (WL) Nederland tussen 3,5º OL en 7º OL
Eerst breedtegraad, dan lengtegraad Positie bepalen met het graadnet Eerst breedtegraad, dan lengtegraad Midden van Nederland: 52º NB, 5º OL Graad is verdeeld in 60 minuten Minuut is verdeeld in 60 seconden Bijv. Domtoren: 52º05’27” NB, 5º07’17” OL