Belasting toegevoegde waarde Kostprijsverhogende belasting
Directe belasting Belasting die rechtstreeks naar de overheid (belastingdienst) gaat. Voorbeelden: vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting
Indirecte belasting Belasting die via een tussenstap naar de overheid (belastingdienst) gaat. De consument betaalt belasting aan de winkelier die het weer moet afdragen aan de belastingdienst Voorbeelden: accijns en btw
Kostprijsverhogende belasting Deze belastingen zorgen er voor dat de uiteindelijke verkoopprijs van een product hoger wordt. Voorbeelden: accijns en btw
BTW BTW = Belasting Toegevoegde Waarde OB = Omzet Belasting BTW = OB Een winkelier kan de bij de inkoop betaalde BTW terugvragen. De ontvangen BTW bij de verkoop moet hij afgeven. Winkeliers mogen de betaalde BTW verrekenen met de ontvangen BTW. Het verschil noem je ‘nog af te dragen BTW’.
3 BTW-tarieven Nul tarief 0% Postzegels, exportproducten Laag tarief 6% Eten, drinken, huur, sommige diensten Hoog/ normaal tarief 21% Overige producten zoals kleding, electronica, speelgoed, meubels, …
Consumentenprijs De consumentenprijs is de prijs die de consument uiteindelijk moet betalen aan de winkelier. De consument betaalt voor het product en voor de BTW. Dit is dus de verkoopprijs inclusief de BTW. De consumentenprijs is dus 106% of 121%
Rekenen met BTW Verkoopprijs 100% BTW 6% of 21% + Consumentenprijs 106% of 121% Vb: Hoeveel btw betaal je als je voor een spijkerbroek € 59,95 moet betalen? Op een spijkerbroek zit 21% BTW € 59,95 ,,, € 10,40 121% 1% 21%