Cursus 4.2 Hoe ontstond de industrie Klas 2 KGT Lesweek 2 Mens en Maatschappij Cursus 4.2 Hoe ontstond de industrie Klas 2 KGT Lesweek 2 Blz. 14 in het handboek.
Wat ga ik vandaag leren : Ik weet wat de industriële revolutie is en kan dit in eigen woorden uitleggen. Ik kan een verandering opnoemen waar de industriële revolutie voor gezorgd heeft. Ik weet wat werkgevers en werknemers met de industriële revolutie te maken hebben. Ik kan drie uitvindingen uit de industriële revolutie opnoemen. Je leert de volgende begrippen: Industriële Revolutie, Huisnijverheid, Energie, Concurrentie, Stoommachine, Werkgever, Werknemer en Concurrentie en kan deze ook in eigen woorden uitleggen.
Van slavernij naar fabrieken 1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Van slavernij naar fabrieken
Van slavernij naar fabrieken 1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Van slavernij naar fabrieken Rond het jaar 1800 werkten er nog veel slaven op plantages. Slavernij werd rond 1850 in veel landen afgeschaft. Abolitionisten vonden dat slaven gelijk waren en dezelfde rechten hadden als andere mensen. Mensen hadden dezelfde rechten en plichten gekregen in bijvoorbeeld de Franse Revolutie. Dit moest nu ook voor hen gebeuren. Ook veranderde er veel door de Industriële Revolutie. In welk jaar werd de slavernij afgeschaft?
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Spinnen en Weven De plantageproducten zoals katoen werden in Europa verwerkt tot andere producten. Zo waren er boeren die in de winter (als er op het land weinig te doen was) van de katoen, kleding begonnen te maken. Hele gezinnen hielpen dan mee aan het maken van deze producten. Dit noemen we ook wel de huisnijverheid.
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Energie Vroeger werden machines door mensen aangedreven. Zij zorgden voor de energie om een machine te laten werken. Iets wat energie opwekt(geeft) om een machine te laten werken noem je een energiebron. Voorbeelden zijn: water, de zon, de mens of een motor. Bijv. In de landbouw werken op het land.
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Stoommachine Rond 1800 werd de stoommachine uitgevonden. Met stoomkracht kon je apparaten laten bewegen. Mensen hadden niet meer altijd de natuur of mensen nodig om machines te laten werken.
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Stoommachine Stoommachines hadden veel ruimte nodig en werden daarom in fabrieken geplaatst. Mannen, vrouwen en kinderen gingen in deze fabrieken werken. Zij waren werknemers. De baas van de fabriek werd ook wel de werkgever genoemd. Kan je met een stoommachine meer werk doen dan met de hand?
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Stoommachine Stoommachines hadden veel ruimte nodig en werden daarom in fabrieken geplaatst. Mannen, vrouwen en kinderen gingen in deze fabrieken werken. Zij waren werknemers. De baas van de fabriek werd ook wel de werkgever genoemd.
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Stoommachine Stoommachines hadden veel ruimte nodig en werden daarom in fabrieken geplaatst. Mannen, vrouwen en kinderen gingen in deze fabrieken werken. Zij waren werknemers. De baas van de fabriek werd ook wel de werkgever genoemd.
Industriële Revolutie 1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Industriële Revolutie Er veranderde veel in het leven van mensen: Op het platteland was er door de machines in de steden steeds minder werk te vinden. (concurrentie). Veel mensen gingen naar de steden om in de fabrieken te werken. Steden groeiden enorm! In de fabrieken was er zat te doen! Ze gingen wonen in kleine arbeidershuisjes, dicht bij de fabriek en op elkaar. Het werk was zwaar en lang, 12-16 uur werken op een dag was normaal. Je hoefde niet meer ver te reizen om aan eten of kleding of spullen te komen. Door de fabrieken en steden kon je aan veel dingen makkelijk komen. Mensen werden slecht behandeld, ze werden slaven van de werkgevers
Industriële Revolutie 1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Er kwamen ook veel nieuwe uitvindingen zoals de stoomtrein. Voor deze uitvindingen waren meer grondstoffen nodig zoals ijzer en kolen. De stoomtrein zorgde ervoor dat grondstoffen makkelijker vervoerd konden worden en er meer handel kwam. De afzetmarkt van de producten werd veel groter. Boeren hoefden geen huisnijverheid meer te doen. De concurrentie was groot. Het leven van de mensen veranderde enorm: klokken werden gebruikt om mensen op tijd te laten komen op hun werk of voor de trein. Het leven werd sneller.
1800 - 1900 1950 - Nu 1700 - 1800 Samengevat 1. Werkgever = Een baas van bijv. een fabriek, heeft werknemers in dienst. 1. Werknemer = Iemand die in bijv. een fabriek werkt. Moet luisteren naar de werkgever. 2. Uitvindingen: Stoommachine, Stoomtrein, Spinmachine 3. Concurrentie: Strijd om zoveel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen. 4. Afzetmarkt: Plaats waar producten worden verkocht.