De nationale rekeningen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

De externe waarde van de munt
SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk.
Handel en marketing hoofdstuk 9
Modellen Hoofdstuk 3.
Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
Hoofdstuk 1: Internationale handel
Hoofdstuk 7 Kasstroomanalyse.
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Nationale grootheden Klik om verder te gaan.
Bedrijfsadministratie EcoMo 3.1 De Balans Havo 3.
Onderwerpen vandaag Geld en de overheid Geld in een open economie
Chapter Five 1 A PowerPoint  Tutorial to Accompany macroeconomics, 5th ed. N. Gregory Mankiw Mannig J. Simidian ® CHAPTER FIVE The Open Economy.
De betalingsbalans Wat is er van af te lezen?.
Keynesiaans model J. Zonjee.
De betalingsbalans.
De betalingsbalans Een systematisch overzicht van alle economische transacties met het buitenland gedurende een jaar.
Europese samenwerking
Internationale handel
Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
VWO 5: Modellen Hoofdstuk 1: Crisis
Hoofdstuk 15: De Nationale Rekeningen
Modellen VWO 6.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Internationale handel. Wisselkoersen Internationale handel Wisselkoersen Meer handel.
Jullie hebben lef... .
Betalingsbalanspolitiek
Hoofdstuk 14 Macro-economische grootheden
Hoofdstuk 2: Wisselkoersen
HAVO 5: Groei en inkomen Hoofdstuk 1: De vorming van inkomen
Hfst 5: De open economie met overheid
Staat van middelen en bestedingen
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Economische kringloop
HOOFDSTUK 14 DE MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN
1 Michiel Verbeek November 2014 Waarom gaat de economie niet een beetje beter?
8.1 Waarom handel met het buitenland?
Antwoorden mobieltje- uit lagelonenlanden dus goedkoper.
De betalingsbalans Een systematisch overzicht van alle economische transacties met het buitenland gedurende een jaar.
De economische kringloop
H o o f d s t u k 3 H e t W e l v a a r t s p e i l § 3.1 Werken en waar? Drie bestaansmiddelen of economische sectoren Primaire, secundaire en tertiaire.
Hoofdstuk 6 Productie.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
D E INVLOED VAN DE INTERNATIONALE HANDEL OP HET BBP.
Economische crisis Samenvatting. Hoofdstuk 1: kredietcrisis Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand;
Vragen vooraf Hoe staat de Nederlandse economie ervoor? Wat is de oorzaak van de financiële crisis? Zijn er wel eens belastingen afgeschaft? Hoeveel verschillende.
Economie.
NEDERLAND HANDELSLAND
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
H4 Wisselkoers en betalingsbalans
3.1 PRODUCTIE.
International Economics
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
International Economics
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Economische kringloop
De externe waarde van de munt
Maatschappelijke geldhoeveelheid
Financiering van de onderneming
Maatschappelijke geldhoeveelheid
BALANS, W&V EN LIQ. OVERZICHT
Macro-economische analyse: wat en waarom?
16. Betalingsbalans en wisselkoers
Transcript van de presentatie:

De nationale rekeningen Hoofdstuk 19 De nationale rekeningen

Inhoud Het bruto binnenlands product Het nationaal inkomen 1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 1.3 De inkomensbenadering van het bbp 1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen Het nationaal inkomen 2.1 Het nationaal inkomen 2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen De betalingsbalans 3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen 3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans

1. Het bruto binnenlands product 1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 1.3 De inkomensbenadering van het bbp 1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen

1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 19de eeuw: bewust van economische schommelingen Geen denkkader Geen methodologie om statistieken te verzamelen Jaren 1930: stroomversnelling Macro-economische theorie J.M. Keynes Statistisch apparaat voor meting activiteit Nationale boekhouding of nationale rekeningen S. Kuznets en R. Stone Inkomen = creatie toegevoegde waarde Ruggengraat nationale rekeningen Nationaal inkomen Bruto binnenlands product

1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld Bbp is de totale waarde van wat er binnen een economie gedurende bepaalde periode wordt geproduceerd Bruto: zonder depreciatie kapitaalstock Binnenlands: territoriaal Periode: stroomvariabele Finale vs. intermediaire goederen Dubbeltellingen vermijden door Enkel toegevoegde waarde van geproduceerde goederen en diensten in rekening te brengen Enkel de waarde van de finale goederen en diensten in rekening brengen Drie benaderingen

1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld Productiebenadering Analyse van ‘oorsprong’ van bbp Som van alle toegevoegde waarden binnen een economie Bestedingsbenadering Bbp als som van marktwaarden van aangeboden finale goederen, plus waarde export, min waarde import Inkomensbenadering Analyse ‘verdeling’ toegevoegde waarde over productiefactoren Lonen Bruto-exploitatieoverschot

Tabel 19.1: de drie benaderingen van het bbp in een eenvoudige economie (in euro) productiebenadering (oorsprong van het bbp) boerderij molen bakkerij totaal marktwaarde output 25 000 40 000 50 000 115 000 - intermediaire inputs 5 000 25 000 40 000 70 000 = toegevoegde waarde 20 000 15 000 10 000 45 000 bestedingsbenadering (besteding van het bbp) finale consumptie 45 000 + uitvoer 5 000 - invoer 5 000 = bbp 45 000 inkomensbenadering (verdeling van het bbp boerderij molen bakkerij totaal lonen 16 000 12 000 8 000 36 000 - bruto-exploitatieoverschot 4 000 3 000 2 000 9 000 = totaal inkomen 20 000 15 000 10 000 45 000

1. Het bruto binnenlands product 1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 1.3 De inkomensbenadering van het bbp 1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen

1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Bbp: som van alle binnen het territorium gerealiseerde bruto toegevoegde waarden Waarde die met behulp van productiefactoren toegevoegd wordt aan waarde intermediaire inputs Marktsector Hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten maal marktprijzen (≠ omzetcijfer) Overheidssector Waardering? Toegevoegde waarde gelijk stellen aan lonen die ze uitbetaalt Kostprijzen ipv marktprijzen Niet Transfers Huishoudelijke productie

1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde Sectoren die toegevoegde waarde realiseren Landbouw Industrie Diensten Desindustrialisering Tertialisering

Figuur 19.1: de bruto toegevoegde waarde in België tussen 1970 en 2015 (% van totaal) diensten industrie landbouw Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 13-12-2016). Noot: (*) data voor India, Japan en vs zijn van 2014.

Figuur 19.2: internationale vergelijking van de oorsprong van het bbp in 2015 (% van totaal) Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 13-12-2016). Noot: (*) data voor India, Japan en vs zijn van 2014.

1. Het bruto binnenlands product 1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 1.3 De inkomensbenadering van het bbp 1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen

1.3 De inkomensbenadering van het bbp Gerealiseerde toegevoegde waarde wordt als inkomen verdeeld onder eigenaars van productiefactoren Optellen van binnen een economie uitgekeerde factorvergoedingen Niet volledige bbp wordt uitgekeerd Indirecte belastingen Btw en accijnzen Subsidies Negatieve indirecte belastingen Bbp tegen factorkosten Inkomen uit arbeid Bruto-exploitatieoverschot plus gemengd inkomen Verbruik vast kapitaal Exploitatieoverschot Gemengd inkomen

1. Het bruto binnenlands product 1.1 Het bbp in een eenvoudig voorbeeld 1.2 De productiebenadering: de bruto toegevoegde waarde 1.3 De inkomensbenadering van het bbp 1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen

1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen Kijken naar eindbestemming van geproduceerde goederen Finale goederen Consumptiegoederen Investeringsgoederen Bestedingen Private consumptie C Belangrijkste categorie van binnenlandse bestedingen Overheidsconsumptie G Overheid consumeert haar eigen output, uitgezonderd de geproduceerde investeringsgoederen Investeringen I Vaste kapitaalvorming: ‘dé investeringen’ Voorraadvorming Onderscheid bruto en netto: depreciatie

1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen Binnenlandse vraag of absorptie = binnenlandse consumptie + binnenlandse investeringen verschilt van bbp door Import Z Export E Bestedingsbenadering Netto-export of saldo van de handelsbalans is verschil tussen uitvoer en invoer Export- of importratio

Figuur 19.3: evolutie van het belang van de bestedings-categorieën in België (% van bbp) tussen 1960 en 2015 C G I (E – Z ) Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016).

Figuur 19.4: openheid van de economie in 2015: evolutie en internationale vergelijking (export en import als % van bbp) Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 13-12-2016).

Figuur 19.5: bestedingsbenadering Bron: ameco database − Europese Commissie (update 7-2-2017). Noot: (*) voor China sommeren de bestedingscategorieën niet precies tot 100%.

1.4 De bestedingsbenadering: de finale goederen Herhaling: er zijn dus drie verschillende berekeningswijzen van het bbp Moeten tot zelfde resultaat leiden

Tabel 19.2: Belgisch bbp van 2015 volgens de drie benaderingen bbp volgens productiebenadering - productgebonden belastingen min subsidies 43,0 - bruto toegevoegde waarde 367,4 > landbouw, bosbouw en visserij 2,7 > nijverheid en energie 61,5 > bouwnijverheid 20,0 > diensten: handel, vervoer en horeca 72,0 > financieel, immobiliën en dienstverlening aan bedrijven 105,0 > overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg 82,5 > informatie, communicatie, cultuur, recreatie en andere 23,6 bbp volgens bestedingsbenadering 410,4 > consumptie van de gezinnen 210,2 > overheidsconsumptie 98,1 > bruto-kapitaalvorming 94,4 > voorraadverandering 0,9 > netto-uitvoer van goederen en diensten (uitvoer − invoer) 6,9 bbp volgens inkomensbenadering 410,4 > netto belastingen op productie en invoer 39,5 > bbp tegen factorprijzen 370,9 > beloning van werknemers 206,6 > bruto-exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 164,3 Bron: stat.nbb.be (geraadpleegd op 13-12-2016).

2. Het nationaal inkomen 2.1 Het nationaal inkomen 2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen

2.1 Het nationaal inkomen Nationaal inkomen ≠ bbp Vergoeding voor inzetten productiefactoren buiten landsgrenzen Bruto nationaal inkomen Bbp + instroom factorinkomens uit buitenland – uitstroom factorinkomens naar buitenland Bv. loon grensarbeiders Bv. dividenden Nettofactorinkomens (nfib) kunnen positief of negatief zijn Bv. Luxemburg en Ierland: negatief bbp veel groter dan bni Veel buitenlandse investeringen, dus stroom van dividenden en intresten naar buitenland Bv. Japan: positief

Tabel 19.3: het belang van nfib in het bni voor 2015 (in %) nfib/bni 2015 Equatoriaal Guinea -82,6 Luxemburg -44,1 -17,2 Ierland -2,25 Brazilië Verenigd Koninkrijk -1,9 -1,2 India (2014) -0,5 China 0,2 België 1,1 vs 2,0 Frankrijk (2014) 2,1 Duitsland Zwitserland 2,2 4,0 Japan Lesotho (2014) 16,3 Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 14-12-2016).

2.1 Het nationaal inkomen Netto nationaal inkomen Zonder afschrijvingen op nationaal kapitaal Netto nationaal beschikbaar inkomen Inkomende en uitgaande inkomens zijn niet enkel factorinkomens Eenzijdige overdrachten of transfers Bv. lidgeld aan internationale organisatie, verkeersboete, soorten ontwikkelingshulp, geldzendingen naar familie,… Netto-inkomenstransfers (ntra) kunnen aanzienlijk zijn

Tabel 19.4: het relatieve belang van inkomenstransfers uit het buitenland voor enkele landen in 2014 (in %) ntra als % van het nnbi Liberia 40,1 Afghanistan 31,9 17,3 Moldavië 9,5 Palestina (Westelijke Jordaanoever en Gazastrook Marokko 9,4 8,0 Congo 3,1 Roemenië* 1,3 Pakistan -2,0 België Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 14-12-2016). Noot: (*) cijfers van 2012.

Tabel 19.5: van het Belgisch bbp naar het Belgisch nnbi (2015, miljarden euro’s) bbp in miljarden euro 410,4 + nettofactorinkomens uit het buitenland (nfib) 0,1 = bni 410,5 - afschrijvingen 79,5 = nni 331,0 + nettotransfers uit het buitenland (ntra) -6,3 = nnbi 324,7 Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016).

2. Een eenvoudige economische kringloop 2.1 Het nationaal inkomen 2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen

2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Nnbi is bepalende factor voor vraag naar goederen en diensten in economie Nnbi = ‘netto binnenlandse vraag’ + ‘netto inkomens uit buitenland’ Netto inkomens uit buitenland = saldo van de lopende rekening (LR)

2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Deficit Nnbi < netto binnenlandse vraag Land geeft meer uit dan binnenkomt Twee manieren om tekort te financieren Internationale reserves verkopen Lenen in buitenland: buitenlandse schuld opbouwen Surplus Nbbi > netto binnenlandse vraag Land geeft minder uit dan inkomen Internationale reserves kopen Buitenlandse schuld afbetalen Financiert tekorten van andere landen

2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening Som van saldi LR van alle landen samen is 0 Elke transactie op LR wordt omgekeerd geboekt bij partnerland Global imbalances Divergentie surplus- en deficitlanden Aan de basis van financiële crisis?

Figuur 19.6: het saldo van de lopende rekening voor drie landen als % van het bbp China België VS Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016) en World Development Indicators (geraadpleegd op 13-12-2016).

Figuur 19.8: het Belgische nationale sparen financiert de netto-investeringen en de beleggingen in het buitenland (in % van het bbp) private sparen netto investeringen saldo op de lopende rekening publieke sparen Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016).

2. Een eenvoudige economische kringloop 2.1 Het nationaal inkomen 2.2 Het nnbi en de binnenlandse vraag: de lopende rekening 2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen

2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Nnbi financiert in hoofdzaak consumptieve bestedingen Niet-geconsumeerde deel = netto nationale sparen (S) Nationale sparen kan opgesplitst worden in Publieke sparen Verschil tussen beschikbare overheidsinkomen T en overheidsconsumptie G Saldo van overheidsbegroting Private sparen Verschil tussen privaat beschikbaar inkomen en private consumptie

2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Nationale sparen is som van private en publieke sparen of Nnbi is gelijk aan som van netto binnenlandse vraag en saldo van de LR Na eliminatie van C en G: sparen ‘financiert’ de investeringen

Figuur 19.7: het netto nationale sparen in de periode 1960-2015 als % van het nnbi China Duitsland België vs Griekenland Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016) en World Development Indicators (geraadpleegd op 14-02-2016).

2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Er kan niet geïnvesteerd worden als er niet gespaard wordt In gesloten economie (met LR = 0) In open economie Bij overschot op LR wordt binnenlands sparen aangewend voor binnenlandse netto-investeringen én buitenlandse activa Bij tekort op LR worden netto-investering gefinancierd door het nationale sparen én het buitenlandse sparen:

2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Belgische netto-investeringen tussen 1970-2015 Tot begin jaren 1980: snel oplopend overheidstekort Privaat sparen nam niet toe en investeringen daalden niet, buitenlands sparen nam toe om tekort te financieren Devaluatie 1982 LR herstelt zich Privaat sparen nam toe en saneringsbeleid stabiliseerde tekort, kredietverlening aan buitenland Recessie 1993 Privaat sparen neemt af, werd gecompenseerd door sterkte reductie overheidstekort, investeringen en saldo LR bleven ongewijzigd Recessie 2009 Sterke terugval investeringen, toename privaat sparen, zeer sterke toename overheidsdeficit

Figuur 19.8: het Belgische nationale sparen financiert de netto-investeringen en de beleggingen in het buitenland (in % van het bbp) private sparen netto investeringen saldo op de lopende rekening publieke sparen Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016).

2.3 Het nnbi en de consumptieve bestedingen: het nationale sparen Saldi van private sector (Spri-Inetto), de overheid (Spub) en buitenland (Sbui of –LR) in % van nnbi Bv. VK Recente saneringen gingen gepaard met afname privaat spaarsaldo en toename tekort op LR Tekort moet weggewerkt worden door meer export of gefinancierd worden door buitenlands kapitaal Brexit zal dit wellicht niet vergemakkelijken

Figuur 19.9: het effect van de financiële crisis en de recessie in België, Griekenland, Spanje en het vk (in % van het nnbi) België Griekenland Spanje VK Bron: ameco database − Europese Commissie (update 9-11-2016).

3. De betalingsbalans 3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen 3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Landen met overschot op LR verwerven bezittingen in buitenland, landen met tekort accumuleren verplichtingen Betalingsbalans BB toont welke vorm die tegoeden en verplichtingen kunnen aannemen Stroomvariabelen, na omzetting van prijzen in nationale munt tegen geldende wisselkoers Eenvoudige voorstelling BB: drie horizontale rubrieken Lopende rekening Kapitaalrekening Financiële rekening

Tabel 19.6: de structuur van de (Belgische) betalingsbalans credit debet lopende rekening goederen = handelsbalans diensten export goederen export diensten (bv. buiten- lands toerisme in België) import goederen import diensten (bv. Belgisch toerisme in het buitenland) primair inkomen factorinkomens verdiend door Belgen in het buitenland factorinkomens verdiend door buitenlanders in België secundair inkomen transferinkomen vanuit het buitenland transferinkomen naar het kapitaal- rekening Belg erft van buitenlands familielid België scheldt schuld ontwikkelingsland kwijt tegoeden verplichtingen financiële Rekening directe investeringen Belg koopt buitenlands bedrijf buitenlander koopt Belgisch bedrijf portefeuillebeleggingen Belg koopt aandeel van buitenlands bedrijf buitenlander koopt Belgische staatsobligatie overig financieel verkeer buitenlander sluit lening af bij Belgische bank Belg sluit lening af bij buitenlandse bank reserve-activa van de nbb ]

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Lopende rekening (LR) Horizontaal Handelsbalans Export E Import Z Primair inkomen Bv. arbeidsinkomens van pendelarbeiders of vermogensinkomens Saldo van inkomende en uitgaande stromen: nettofactorinkomens (nfib) Secundair inkomen Bv. geldzendingen van migranten naar land van oorsprong, of vormen van ontwikkelingshulp Nettotransfers (ntra)

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Lopende rekening (LR) Verticaal Credit Lopende rekening: uitvoer goederen of diensten Primaire inkomensrekening: loon of intrest uit buitenland Secundaire inkomensrekening: geld van familie uit buitenland ontvangen Debet Invoeren goederen of diensten Primair of secundair inkomen dat wij aan buitenland betalen

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Kapitaalrekening (KR) Kwantitatief minder belangrijk Aankopen en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa Vb. eigendomstitel mijn, merknamen, logo’s, transfer voetballer,… Transfers en (vermogens)overdrachten Vb. schuldkwijtscheldingen of kapitaalgiften om infrastructuur van een land te verbeteren Credit Vb. Anderlecht verkoopt speler aan Manchester United Debet Vb. onze overheid scheldt de schuld van ontwikkelingsland kwijt

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Financiële rekening (FR) Veranderingen in tegoeden (activa) en verplichtingen (passiva) van overheden, financiële instellingen, bedrijven en particulieren tegenover buitenland Netto-tegoeden = tegoeden – verplichtingen Positief: onze bezittingen in buitenland zijn meer toegenomen dan bezittingen van buitenlanders bij ons Negatief: buitenlandse bezittingen bij ons zijn meer toegenomen dan onze bezittingen in buitenland

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Financiële rekening (FR) Rubrieken Directe buitenlandse investeringen Belg verwerft controle over buitenlands bedrijf Positief teken: toename tegoeden Belg verkoopt buitenlands bedrijf aan buitenlander Negatief teken: afname tegoeden Buitenlandse directe investering in België Toename verplichtingen Dit Belgisch bedrijf in buitenlandse handen wordt verkocht aan Belg Afname verplichtingen Portefeuille-investeringen Belg belegt in buitenland: koopt buitenlandse aandelen of obligaties Buitenlander belegt in België Overig financieel verkeer

3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen Financiële rekening (FR) Laatste rubriek: officiële deviezenreserves Officiële reserves van nationale bank aan goud en buitenlandse deviezen Cash of zichtdeposito’s ‘Veilige’ kortetermijnbeleggingen in vreemde munt Toename reserves: positief teken Belegging van monetaire overheid in buitenlands actief, bv. Amerikaanse schatkistcertificaten Afname reserves: negatief teken Geen verplichtingen, enkel tegoeden Passief, als gevolg van internationale transacties Actief, om wisselkoers te beïnvloeden

3. De betalingsbalans 3.1 De drie rekeningen registreren de oorsprong en de aanwending van de middelen 3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans

3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans Wat in financiële rekening wordt ingeschreven, wordt bepaald door wat in de LR en KR staat Overschot op LR + KR leidt tot stijging netto-tegoed Bv. toename internationale reserves, of kredietverstrekking aan buitenland Tekort op LR + KR leidt tot afname netto-tegoed (of verhoogt netto-verplichtingen) Bv. tekort ‘gefinancieerd’ via buitenlandse kredietverlening Saldo van financiële rekening bevat geen nieuwe info Twee belangrijkste onevenwichten Saldo op LR Saldo van betalingsbalans in economische zin

3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans Saldo op LR Overschot: positief saldo van KR + FR Verwerft vorderingen op buitenland of vermindert buitenlandse schuld Tekort: negatief saldo van KR + FR Verhoogt buitenlandse schuld of vermindert vorderingen op buitenland Economische betalingsbalans Financiële rekening (zonder officiële reserves) Saldo = som van saldi LR en KR, min netto-tegoed van FR Als saldo = 0 is economische betalingsbalans in evenwicht Geen veranderingen in officiële reserves Overschot ene land is tekort van andere land

3.2 Onevenwichten in de betalingsbalans Tekort op economische betalingsbalans niet per se slecht Bv. economisch jong land met lage spaarcapaciteit en veel nood aan kapitaal Langdurige tekorten kunnen wel problematisch zijn Officiële deviezenreserves raken uitgeput Neerwaartse druk op binnenlandse munt zonder instroom van buitenlandse financiële middelen Herstel extern evenwicht betekent deficit op LR terugdringen Netto-investeringen verlagen en/of private en/of publieke sparen verhogen

Tabel 19.7: betalingsbalans van de eurozone in 2015 (miljarden €) creditzijde: instroom van deviezen debetzijde: uitstroom van deviezen saldo Lopende rekening 3 616 3 293 323 goederen 2 112 1 758 354 diensten 768 709 59 primair inkomen 632 588 44 secundair inkomen 104 238 -134 kapitaalrekening 46 -12 financiële rekening (exclusief reserves) 259 veranderingen in de officiële deviezenreserves 38 vergissingen en weglatingen -13 ] = handelsbalans Bron: imf. Gerapporteerd in dollar, omgezet in euro met gemiddelde wisselkoers van 2015.