Belangrijkste belastingwijzigingen per 1 januari 2018 Heffingvrij vermogen en Box 3 Pleegkind en ouder niet langer verplicht tot fiscaal partnerschap Zorgkosten Ouderenkorting Inkomensafhankelijke combinatiekorting 2017 Toeslagen 10%-regeling
Heffingvrij vermogen en Box 3 Spaarders en beleggers gaan het komende jaar minder belasting betalen. Allereerst wordt met ingang van volgend jaar het heffingvrije vermogen in box 3 verhoogd van 25.000 euro naar 30.000 euro. Voor fiscale partners geldt een gezamenlijk heffingvrij vermogen van 60.000 euro, dit was 50.000 euro. Ook wordt meer rekening gehouden met de huidige lage spaarrente. De heffing in box 3 zal met ingang van komend jaar dichter aansluiten bij de gemiddelde werkelijke rendement. Voor het komende belastingjaar 2018 wordt daarbij uitgegaan van de gemiddelde spaarrente van juli 2016 t/m juni 2017.
Pleegkind en ouder niet langer verplicht tot fiscaal partnerschap Voor pleegkinderen en hun verzorgende ouders, die een pleegvergoeding of kinderbijslag ontvangen, kan het financieel ongunstig zijn om elkaars fiscale partner te worden als het pleegkind 18 jaar oud wordt. In sommige gevallen krijgen ze hierdoor bijvoorbeeld minder toeslagen. Daarom kunnen pleegkinderen en hun verzorgende ouders vanaf 1 januari 2018 aan de Belastingdienst vragen om het fiscaal partnerschap te veranderen.
Zorgkosten De regeling uitgaven voor specifieke zorgkosten kent een vermenigvuldigingsfactor voor de aftrekbare uitgaven met uitzondering van de uitgaven voor genees- en heelkundige hulp en de uitgaven voor reiskosten voor ziekenbezoek. De vermenigvuldigingsfactor is van toepassing wanneer het drempelinkomen niet meer bedraagt dan € 34.404 (€ 34.130). De vermenigvuldigingsfactor bedraagt 2,13 voor personen die uiterlijk 1 januari 2018 de AOW—leeftijd hebben bereikt. Voor personen die op die datum de AOW—Ieeftijd nog niet hebben bereikt. is de vermenigvuldigingsfactor1,40.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 2017 De hoogte van de inkomensafhankelijke combinatiekorting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Voor 2017 is het minimale arbeidsinkomen €4.895. Als je in 2017 de AOW-leeftijd bereikt, heb je te maken met een aangepast belastingtarief. Dit kan de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2017 beïnvloeden
Ouderenkorting De koopkracht van gepensioneerden wordt in 2018 versterkt door een verhoging van de ouderenkorting. Als u de AOW-leeftijd heeft bereikt, kunt u onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor de ouderenkorting, een korting bij uw belastingaangifte. Uw inkomen moet daarvoor onder een bepaalde grens liggen. In 2018 wordt het bedrag van de ouderenkorting na indexatie met € 115 verhoogd waardoor deze € 1.418 zal bedragen.
Toeslagen 10%-regeling Als uw ex-partner na het vertrek aanzienlijk meer gaat verdienen, kan dat nadelige gevolgen hebben voor de hoogte van uw toeslagen. De Belastingdienst berekent het recht op toeslag namelijk aan de hand van uw beide jaarinkomens over een heel jaar. Ook als uw partner halverwege het jaar vertrekt. Om die gevolgen te voorkomen, kunt u vanaf 1 januari 2018 in bepaalde gevallen gebruik maken van de zogenoemde 10%-regeling. Om in aanmerking te komen voor deze regeling, moet het jaarinkomen van de ex-partner minimaal 10 procent hoger zijn geworden. U kunt bij de Belastingdienst een verzoek indienen om de regeling toe te passen.
Weekenduitgaven gehandicapten De volgende bedragen komen voor afrek in aanmerking: • € 10 (€ 10) per dag van verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige; • € 0,19 (€ 0,19) per kilometer voor het vervoer van de gehandicapte per auto door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar de gehandicapte doorgaans verblijf en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijf.
Algemene heffingskorting Tot en met een belastbaar inkomen van € 20.142 (€ 19.982) uit werk en woning bedraagt de algemene heffingskorting € 2.265 (€ 2.254). Boven een inkomen van € 20.142 (€ 19.982) wordt de algemene heffingskorting lager naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. Het maximumbedrag van € 2.265 (€ 2.254) wordt verlaagd met 4,683% (4,787%) van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan € 20.142 (€ 19.982). De algemene heffingskorting kan uiteindelijk afbouwen tot nihil. Zie voor de overige bedragen van de algemene heffingskorting de overzichtstabel. De uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2018 ten hoogste 33,33% (40%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de mistverdienende partner. Deze afbouw geldt niet voor de belastingplichtige die geboren is voor 1 januari 1963