Vwo 4 Nederlands Periode 2 Mevrouw Schrauwen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Schrijfvaardigheid en argumentatie
Advertisements

Extra ondersteuning voor leesvaardigheid
Tekstdoelen Wat wil de tekst?.
Zakelijk lezen Nederlands.
Conflicten hanteren Leidinggeven Blz. 77.
TEKST 13 SAMENWERKING IN HET ALGEMEEN
College Stijl Periode 4.
Veranderen: 2 verschillende benaderingen
Argumentatiestructuren
4. Leesvaardig Blz. 144 t/m 150 Blok 6. Leesvaardig Leerdoel (2f): Je weet uit de tekst de halen wat een feit of een mening is. Je kunt uit een tekst.
Hoofdstuk 3 terugblik.
Feiten, meningen en argumenten
Teksten schrijven. Teksten schrijven Teksten schrijven – Waar gaat het over Onderwerp Titel Lead Tussenkopjes Illustraties Woorden vet/cursief.
Hoofdstuk 2 par 1 Schrijfdoelen.
Begrijpend leesstrategieën, verbanden, signaalwoorden
Week 3  Inleiding attitude interview  Oefenen met attitude interview a.d.h.v. de practicum-vragen.
WOENSDAG 16 MAART VRIJDAG 18 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA  15 minuten lezen uit het leesboek  Bespreken werkplanner  Nakijken opdracht 3 en 4 (lezen)
Nederlands Vrijdag 11 maart 2VA.
Leesvaardig Examentraining.
Het schrijven van een betoog
Lezen: betoog. Spoorboekje 1)Begrippen/theorie 2)Betoog lezen en beoordelen 3)Bespreken Wat gaan we leren? -Je kunt vertellen wat het tekstdoel van een.
In raden of commissies van een kerkelijke gemeente, als er conflicten dreigen.
LEZEN 4.2 BETOOG, SOORTEN ARGUMENTEN EN KRITISCH LEZEN VAN EEN BETOOG.
LEZEN 3.4 FUNCTIES VAN TEKSTGEDEELTEN. KLAAR MET DE TOETS? Kijk de paragraaf lezen 3.4 na (zie antwoorden in je ) Meld jezelf aan op Google Classroom.
Briant College Hoofdstuk 1 Meningen en argumenten Paragraaf 4/5: feitelijke en niet-feitelijke argumenten argumentatiestructuren.
LEZEN 5.4 BESCHOUWING. DEZE LES LEER JE: Wat de tekstvorm ‘beschouwing’ is. Welke tekstdoel een beschouwing heeft. Hoe een beschouwing is opgebouwd. Wat.
Schrijfvaardigheid en argumentatie
Lezen, schrijven en argumenteren
Conflicten Hoofdstuk 28 VP15 Begeleidingskunde Carin Hogenbirk
Een beoordeling schrijven
KRITISCH DENKEN 20 Drogredenen © Kritisch Denken.
Verbanden en signaalwoorden
Pluriforme samenleving
Overtuigende tekst/betoog
7 lessen tot het eindexamen – Tips en Tricks
Thema 20 MZ 2 Onderhandelen.
Sociaal Maatschappelijke Dimensie – 1.1 Jezelf zijn
H1, H2, H3 Nieuw nederlands Klas 3
Paragraaf lezen h5 Feiten, meningen en argumenten
Hoofdstuk 1 Meningen en argumenten
Tekstverbanden en signaalwoorden
Lezen samenvatten.
Betogende teksten Hoe herken ik de standpunten en argumenten in een betogende kijk-/luistertekst en hoe kan ik de kwaliteit van argumenten beoordelen?
Houd je aandacht erbij! Trainers: Jan de Groot Henk Torreman.
Een RECENSIE schrijven
Feiten en meningen Hoe herken ik feiten en meningen in een tekst en weet ik wat het verschil tussen beide is? NU Nederlands 2F.
Lezen meningen, argumenten en conclusie
Inleiding, slot, functies, samenvattend tekstverband
Presentatie: Over de grens
Argumentatie Stelling of mening onderbouwen
Conflicten Hoofdstuk 28 VP15 Begeleidingskunde Carin Hogenbirk
DE AMERIKAANSE PRESIDENTSVERKIEZINGEN
Les 2 Lezen 3.3 en 4.1.
Nieuw Nederlands 4/5 havo, p
Les 3 Lezen 4.2, 4.3 en 4.4.
Betoog.
Vwo 4 – week 39/
Betoog 1e versie Woensdag 19 oktober 2016 SCHM.
4 havo Schrijflijn les 5
De praktijk: kinderen van 5-8 jaar
Les 3: regels en afspraken met de klas
Les 4: iedereen is anders
EXAMENTEKSTEN 1: SAMENVATTEN
Presentatie VMBO 1&2.
Presentatie Groep 7 & 8.
lezen Feiten, meningen en argumenten
Discriminatie Thema 17, sociaal werk 1.
Doelen Aan het einde van de les weten jullie:
Discriminatie Thema 17, sociaal werk 1.
OVERTUIGEN.
Transcript van de presentatie:

Vwo 4 Nederlands Periode 2 Mevrouw Schrauwen Argumentatieleer Vwo 4 Nederlands Periode 2 Mevrouw Schrauwen

Toets bespreken- Wat ging er mis? Dinsdag V4a Toets bespreken- Wat ging er mis? Tekstafhankelijke of tekstonafhankelijke vragen? Start met argumentatieleer  Lees de tekst en arceer de kernzinnen en signaalwoorden.

Maak de vragen 1. Wat voor soort tekst is dit? Geef drie argumenten voor jouw keuze. 2. Wat is het standpunt van Jan Struijs? 3. Is zijn standpunt gegrond? Klopt het wat hij zegt? Waarom wel of niet? 4. Welke argumenten ontkrachten zijn standpunt? 5. Welke oplossing wordt er door een andere autoriteit aangedragem?

Argumentatie – definitie Argumentatie is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door één of meer proposities naar voren te brengen die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen.

Belangrijke begrippen Een mening (standpunt, stelling) is iets wat je vindt. Je kunt een standpunt herkennen aan de volgende signaawoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dus, daarom, kortom. Opdracht: Maak een positief standpunt over de discussie #metoo Maak een negatief standpunt over de discussie #metoo  

: Positief standpunt: Ik vind dat alle Nederlandse vrouwen het recht hebben om abortus te laten plegen. Negatief standpunt: Ik vind niet dat Nederlands een basisvak moet zijn op de middelbare school. Standpunt van twijfel: Ik weet nog niet of Obama nu een goede president voor Amerika is of niet.

Maak nu opdracht 1 en 2 van blz. 119 & 120 OEFENEN Maak nu opdracht 1 en 2 van blz. 119 & 120

Soorten argumenten Objectief v.s. subjectief Soorten argumentatie gebaseerd op: Feit Onderzoek – wetenschap Normen en waarden Vermoedens Geloof of overtuiging Gezag of autoriteit Nut

Verschil van mening Een meningsverschil kun je oplossen of beslechten. Er zijn verschillende manieren om een vvm (verschil van mening) te beslechten: Dreigen met geweld. Chanteren Stemmen Loten Arbitrage vragen Oplossen: Je kunt een vvm oplossen doordat iemand zijn standpunt verandert en het standpunt van een ander overneemt. Je kunt ook een compromis (een tussenoplossing) sluiten, waarbij beide partijen een nieuw standpunt aannemen.

argumentatie Uitspraken waar je een ander mee aanvalt, heten argumenten. Je herkent argumenten aan de signaalwoorden: want, omdat, aagezien en immers. Argumenten kunnen voor of achter het argument staan. Maak nu opdr. 3 t/m 10 op blz. 121 tot 125