Gedragsproblemen en stoornissen
Lesweek 3 6.7 Behandelmethoden 6.8 Verdieping: stress Thema 14 interventies Uitleg eindopdracht
6.7 Behandelmethoden Psychotherapie Psychoanalyse en psychodynamische therapie Humanistische therapie Gedragstherapie Cognitieve therapie Cognitieve gedragstherapie Groepstherapie, gezinstherapie en relatietherapie Biomedische therapie Electroconvulsietherapie
6.7.1 Psychotherapie Client heeft een gesprek met een therapeut. 2 soorten: Individuele psychotherapie Groepstherapie (6 tot 8 personen)
6.7.2 Psychoanalyse Problemen oplossen door onderdrukte gevoelens te (her)ontdekken
6.7.4 Gedragstherapie Ongewenst gedrag veranderen in gewenst gedrag. Je onderzoekt niet de oorzaak van de problemen Gewenst gedrag beloon je en moedig je aan Angsten overwinnen door de gevreesde ervaring te beleven in een veilige, vertrouwde omgeving. Bv. Pleinvrees, angst voor dieren, vliegangst. https://www.youtube.com/watch?v=PdUDI74gpj4 2.22
6.7.5 Cognitieve therapie Foute denkpatronen corrigeren door positieve denkpatronen aan te leren.
6.7.6 Cognitieve gedragstherapie
6.7.7 Groepstherapie Wisselt ervaringen en gevoelens uit Doel inzicht en ondersteuning krijgen van elkaar Gezinstherapie Relatietherapie
6.7.8 Biomedische therapie Voor psychische stoornissen met een lichamelijke oorzaak die je gaat behandelen met: Medicatie Lichttherapie Electro Convulsie Therapie Psychochirurgie
6.8 Verdieping: stress Het ervaren van ‘druk of kracht’ in een bepaalde situatie of bij een bepaalde gebeurtenis noem je stress. Kan positief of negatief zijn. https://www.youtube.com/watch?v=bilhPjdIc5Y 3.01
Thema 14 interventietechnieken
14.1 Interventies macroniveau Microniveau Mesoniveau
Preventieve interventies Bijvoorbeeld: Sportstimulering Voorlichting over seksualiteit, alcohol, drugs etc. Werkt beter als ze onderdeel zijn van een samenhangend programma en samenwerkende instanties.
Interventies op 5 niveaus Inhoudsniveau (inhoud) Procedureniveau (werkwijze) Interactieniveau (interactie) Contextniveau (context) Bestaansniveau (binnenwereld)
Interventies op inhoudsniveau = wanneer het voornamelijk gaat over het “wat”; de inhoud van het thema of taak. Het is jouw taak om “wat” helder te krijgen. Hoe? Door: Luisteren Thematiseren Informatie geven Doel verhelderen De cliënt/groep op het resultaat gericht houden
Interventies op procedureniveau = hier draait het om het “hoe”. Je zorgt ervoor dat de organisatie gestructureerd blijft en iedereen weet waar hij aan toe is. Dit helpt hierbij: Agenda bieden (omgangs) regels bieden Grenzen stellen Verantwoordelijkheid nemen en geven Voorwaarden scheppen faciliteren
Interventies op interactieniveau = verbeteren van de relatie, de communicatie en de sfeer in de groep. Ook wel betrekkingsniveau genoemd. Voorbeelden: Rollen en posities in de groep bespreken Evaluatie en reflectiemomenten plannen Zorg delen Meta-communicatie toepassen Kritiek bespreekbaar maken Groepsklimaat bespreken
Interventies op contextniveau Wanneer je wilt werken aan de normen en waarden, de maatschappelijke positie of de woon- of werkcontext Vooroordelen benoemen Maatschappelijke thema’s verhelderen Vragen stellen die leiden tot bewustwording Sturen op waarden en normen
Interventies op bestaansniveau Hier geef je iemand inzicht in zichzelf. Bijvoorbeeld: Doorvragen naar individuele ervaring of beleving Bevorderen van openheid Helpen bij zelfonthulling Erkennen van competenties en identiteit Onderlinge feedback stimuleren Confronteren
Interventies op microniveau Onderscheid tussen directieve en non-directieve interventies. Directieve= zet cliënt aan tot actie Je neemt als begeleider een sterk sturende rol aan Bijvoorbeeld door: Hardop meedenken Vragend aansluiten Visualiseren Polariseren (gedrag imiteren)
Oefening visualiseren ‘De boot’
Interventies op microniveau Non directief= iemand stil laten staan bij zichzelf. Kan individueel of op groepsniveau Bepaalde gevoelens kunnen lastig en pijnlijk zijn. Om daar als begeleider goed mee om te gaan gebruik je de juiste woorden en symbolen door: Parafraseren Spiegelen Focussing
Oefening ‘de lachspiegel’ Ga tegenover elkaar zitten. De ene is de verteller en de ander de ‘spiegel” De verteller beschrijft zijn weekend, laatste vakantie of iets anders Spiegel de non-verbale signalen, handbewegingen, wenkbrauwen etc. Doel alles direct na! Hoelang duurt het voor de verteller in de lach schiet? De verteller is dan af en jullie wisselen van rol. 10 min
Interventies op macroniveau Samenleven en wonen Leren en weken Regelgeving en geldzaken Opvoeding en ontwikkeling Ondersteuning van de sociale omgeving De invulling ervan vindt plaats op mesoniveau
14.5 Provocatieve interventies https://www.youtube.com/watch?v=MipPUh_15uo 11.44
Eindopdracht Indeling: 9 groepen, elk groepje krijgt een behandelmethodiek Geef een uitleg van de behandelmethodiek Geef een beschrijving van de gedragsproblemen waarvoor je deze behandelmethodiek kunt gebruiken Schrijf een casus Zie voor verdere instructies de papieren eindopdracht