Geschiedenis van Suriname Van Javanen naar Surinamers
De komst van de contractarbeiders Nadat de slavernij in 1863 werd afgeschaft werd het werk van de slaven op de plantages overgenomen door Brits-Indische contractarbeiders. Later kwamen daar Javaanse contractarbeiders bij. Besloten werd dat de contractarbeiders voor vijf jaar betaalde arbeid moesten verrichten op de plantages. De aanbieding die Hindostanen hadden gekregen, om na een contracttijd te kiezen uit een eigen stukje landbouwgrond in Suriname en 100 gulden, of een gratis reis naar het land van herkomst, gold ook voor Javanen. Ze konden er ook voor kiezen om nog eens een contractperiode van vijf jaar af te sluiten. Na die tweede contractperiode konden zij ook nog steeds van de vorige twee aanbiedingen gebruik maken. Javaanse contractarbeiders in het depôt. Hier moesten ze na aankomst in Suriname een tijdje blijven voordat ze een plantage toegewezen kregen. Klik op de afbeelding en vergroot de afbeelding om het onderschrift te lezen. De Javanen tijdens de contractperiode Twintig jaar na de komst van de eerste Hindostaanse contractarbeiders werden Javaanse contractarbeiders naar Suriname gehaald. De reden hiervoor was de groeiende Engelse invloed in Suriname van de Britten via de Britse toezichthouder.
Omdat de Javanen niet zoals de Hindostanen onder de bescherming stonden van een Britse consul, kregen de Javanen een slechtere behandeling dan de Hindostanen. Het werk was voor de Javanen zwaarder. Er was voortdurend sprake van mishandeling en vrouwen werden regelmatig misbruikt. Bovendien kwamen veel Javanen al ziek aan in Suriname. De reden hiervoor was dat er geen eisen gesteld werden aan de overtocht en het wervingsproces op Java, wat bij de Hindostaanse immigratie wel het geval was. Later werden de eisen voor de Javaanse migratie, op aandringen van Nederland, aangescherpt. Hierdoor verbeterde ook de situatie voor de Javanen en liet men alleen nog maar gezonde Javanen de overtocht maken. Vanwege hun lage sociale afkomst gingen de Javanen de onderste laag van de Surinaamse maatschappij vormen. De meesten waren afkomstig uit de armste bevolkingsgroepen op Java en waren analfabeet. De creolen, van wie de meeste intussen al wel onderwijs hadden gekregen, keken neer op de Javanen omdat ze niet konden lezen en schrijven en vrijwillig het voormalige slavenwerk deden. Ook de Hindostanen voelden zich verheven boven de Javanen omdat zij als Britse onderdanen de bescherming genoten van de Britse toezichthouder in Paramaribo.
De Javanen na de contractperiode Driekwart van de Javanen besloten na hun contractperiode in Suriname te blijven. In 1904 vestigden de eerste Javanen zich als zelfstandige boer. In tegenstelling tot de Hindostanen streefden de Javanen er nauwelijks naar grond in eigendom te krijgen. Ze bleven meestal in de buurt van de plantages waar ze een stukje grond huurden. Nog een groot verschil met de Hindostanen was dat de Javanen hoofdzakelijk voor eigen consumptie verbouwden. Daarom bleef de landbouwproductie van de Javanen gemiddeld ver achter bij die van de Hindostanen. De inburgering van de Javanen In tegenstelling tot de Hindostanen, bleven bijna alle Javanen de gedachte houden na de contractperiode terug te kerennaar het thuisland. Daarom integreerde de Javanen moeilijk in de Surinaamse maatschappij en bleven ze het gevoel houden in een vreemd land te leven. Dit idee werd versterkt door de lage sociale positie die de Javanen in de Surinaamse maatschappij innamen. De gedachte aan terugkeer gaf hen de hoop dat ze het eens beter zouden krijgen. Een belangrijke rol in de terugkeergedachte van de Javanen was weggelegd voor Anton de Kom. In onder andere zijn boek 'Wij slaven van Suriname' laat De Kom blijken tegen de koloniale overheersing van Suriname te zijn. Onder de Javanen ging het onware gerucht dat De Kom schepen zou laten komen voor de terugreis naar Java. Duizenden Javanen verlieten de plantages en trokken naar Paramaribo, waar een mensenmenigte in botsing kwam met de politie. Door politiekogels vielen er twee doden en tweeëntwintig gewonden.
'Wij slaven van Suriname' Het boek 'Wij slaven van Suriname' verscheen voor het eerst in 1934 en vormde een aanklacht tegen de geschiedenis van de slavernij en tegen de situatie waarin de afstammelingen van de slaven, de Hindoestanen en Javanen in het koloniale Suriname moesten leven: hoge kindersterfte, ondervoeding, werkloosheid, krottenwoningen, slechte gezondheidszorg. Het boek bracht ondanks alle triestheid een positieve, optimistische boodschap en het lukte De Kom de verschillende bevolkingsgroepen tot elkaar te brengen in hun strijd voor een menswaardig bestaan. Toen in 1950 Indonesië een zelfstandig land werd, moesten de Javanen in Suriname kiezen tussen een Nederlandse en een Indonesische nationaliteit. Omdat veel Javanen ooit nog eens hoopten terug te keren naar Java, kozen veel Javanen voor de Indonesische nationaliteit. Zelfs toen Suriname in 1975 zelfstandig werd, was nog steeds 20% van de Javanen Indonesisch staatsburger. Ondanks de terugkeergedachte zijn de meeste Javanen in Suriname gebleven. Tegenwoordig is de drang om terug te keren naar Indonesië haast niet meer aanwezig en woont ongeveer een kwart van alle Javanen in Paramaribo en omgeving. De Javaanse cultuur is dan ook goed vertegenwoordigd en niet meer weg te denken uit de Surinaamse samenleving.