Samenvatting Lesbrief Vraag en aanbod Hoofdstukken 1-6
H1: Markten Omzet = p (prijs) x q (afzet) Index omzet = (Index prijs x Index afzet) / 100 Arbeidsmarkt: Loon Vermogensmarkt: Rente Valutamarkt: Wisselkoers Goederenmarkt: Prijs
H2: Vraag Verschuivingen vraagcurve (Q v = -xp + y) Langs de curve Alleen bij wijzigingen van de prijs van het product Van de curve Bij wijzigingen anders dan die van de prijs van het product.
Vraagelasticiteiten Prijselasticiteit van de vraag Kruiselasticiteit van de vraag Inkomenselasticiteit van de vraag
voorbeeld Q v,1 = -5p1 + p2 -3y + 84 Prijselasticiteit van de vraag van goed 1 – p1 is variabele, p2 en y zijn constant Kruiselasticiteit van de vraag naar goed 1 – p2 is variabele, p1 en y zijn constant Inkomenselasticiteit van de vraag naar goed 1 – Y is variabele, p1 en p2 zijn constant
Prijselasticiteit van de vraag Prijselasticiteit – |Ev|>1, vraag elastisch (vraag reageert sterk op prijsverandering) – |Ev|<1, vraag inelastisch (vraag reageert zwak op prijsverandering) Geeft aan hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een prijswijziging
Kruiselasticiteit van de vraag Geeft aan hoe sterk de gevraagde hoeveelheid van het ene goed reageert op een prijswijziging van een ander goed kruiselasticiteit > 0: substitutiegoederen kruiselasticiteit < 0: complementaire goederen
Inkomenselasticiteit van de vraag Hoe sterk reageert de gevraagde hoeveelheid van een goed op een verandering van het inkomen. Inkomenselasticiteit < 0: inferieure goederen (inkomen stijging: vervanging door luxe goederen) 0-1: normale goederen (primaire goederen, basisbehoeften) >1: luxe goederen (drempelinkomen: aanschaf vanaf een bepaald inkomen)
H3: Productie Productiekolom: Horizontaal: – specialisatie vs. parallellisatie Verticaal: – differentiatie vs. integratie Waarom splitsen/samenvoegen: – Wegnemen onzekerheid – Lagere transactiekosten
(Soorten) Kosten formules Voorbeeld 1Voorbeeld 2 Totale constante kostenTCK5025 Totale variabele kostenTVK2q 2 10q Totale kostenTK = TCK + TVK50 + 2q q Gemiddelde constante kosten GCK = TCK / q50/q25/q Gemiddelde variabele kosten GVK = TVK / q2q10 Gemiddelde totale kosten (= kostprijs van een product) GTK = (TCK + TVK) / q50/q + 2q25/q + 10 Marginale kosten (= extra kosten bij toename productie met 1) MK = TK’4q10
Doelstellingen ondernemers Maximale omzet (MO = 0) Minimale kostprijs (GTK is minimaal) Break even (= geen winst of verlies; (G)TO = (G)TK) Maximale winst (MO = MK, de extra opbrengsten zijn gelijk aan de extra kosten) – Extra opbrengsten > extra kosten -> productie uitbreiden – Extra opbrengsten productie verminderen
H4: Aanbod (Qa = xp + y) Langs de curve Alleen bij wijzigingen van de prijs van het product Van de curve Bij wijzigingen anders dan die van de prijs van het product. Prijselasticiteit van het aanbod: % verandering van aanbod % verandering van prijs
Financiele administratie Balans – Aan linkerzijde, activa, staan de bezittingen – Aan rechterzijde, passiva, staan de vermogensbronnen (hoe zijn ze gefinancierd) – Posten op balans zijn voorraadgrootheden Resultatenrekening – Aan de linkerzijde staan de kosten – Aan de rechterzijde staan de opbrengsten – Posten op resultatenrekening zijn stroomgrootheden Balans en resultatenrekening zijn altijd in balans – op balans is EV de sluitpost en op resultatenrekening de Winst
Rechtsvormen ondernemingen
H5 Evenwicht Vraag en aanbod kruisen elkaar op de markt! Evenwichtssituatie grafisch – Evenwichtshoeveelheid: Q* – Evenwichtsprijs: p* – Evenwichtsomzet Evenwichtssituatie rekenkundig – Q a = Q v; hiermee bereken je de p*, Q* berekenen door invullen p* in aanbod of vraagfunctie; omzet berekenen door p* x Q* P* Q*
H6: Evenwicht op andere markten Arbeidsmarkt Loon Vermogens- markt: Rente Valutamarkt: Wisselkoers Goederenmarkt: Prijs
Arbeidsmarkt Aanbod van arbeid = beroepsbevolking (=werkenden + werklozen) Vraag naar arbeid = werkgelegenheid + vacatures In marktevenwicht is er sprake van een evenwichtsloon waarbij er volledige werkgelegenheid is Loonelasticiteit van arbeidsaanbod(vraag)= % verandering van arbeidsaanbod(vraag) % verandering van het loon
Vermogensmarkt Aanbod van geld = sparen (gezinnen, beleggers, banken, pensioenfondsen) Vraag naar geld = lenen (gezinnen, bedrijven, overheid) In marktevenwicht is er sprake van een evenwichtsrente waarbij er evenveel wordt gespaard als geleend Behalve de rente bepalen ook andere factoren de vraag naar geld, zoals de economische situatie, hoogte van belastingtarieven, inflatieverwachtingen en tijdsvoorkeur