De koperen slang!
Heer’, wij komen vol verlangen, op Uw roepstem naar Uw dis, want door schuld met schrik bevangen zoekt ons hart vergiffenis: slechts in U bestaat ons leven, die Uw bloed voor ons woudt geven; laat ons dan in brood en wijn met Uzelf gespijzigd zijn.
Leer ons, Heer’, vrijmoedig spreken over Uw verlossend werk; geef dat niet die woorden breken op de daden van Uw kerk, maar dat wij geheiligd leven op de plaats door U gegeven, en U volgen onder 't kruis op de smalle weg naar huis.
De koperen slang!
Wij eten hemels brood, wij leven, in de dood, van manna, dag aan dag; het valt op Gods gezag. Vrouwen:
Wij slaan de vijand neer; wie bidden tot de Heer’ geeft Hij standvastigheid, volharding in de strijd. Mannen:
Wij horen het gebod: De heiligheid van God wil dat wij recht en rein en heilig voor Hem zijn. Vrouwen:
Wij dansen om een stier, Een gouden kalf, een dier Dat stom is, ziet noch hoort Toch leidt de Heer’ ons voort. Mannen:
Wij spreken door de Geest, getuigen onbevreesd, want God maakt ons bekwaam profeten in zijn Naam. Vrouwen:
Wij krijgen dorst, wij zijn Zo moe van de woestijn; Maar Mozes, boos en trots, Slaat water uit en rots. Mannen:
Wij kijken naar de slang, Verhoogd voor elk die bang Het komend oordeel vreest; En wie gelooft, geneest. Allen:
De koperen slang!
Zie op Jezus!
Het bronnenlied
Genadig Heer, die al mijn zwakheid weet, wil mij vergeven wat ik U misdeed; verwerp mij niet, die op uw vrijspraak wacht, maar troost mij met uw woord: het is volbracht.
Gij hebt mij, Heer, geroepen aan uw dis, het heilig feest van uw gedachtenis; schenk mij uw Geest, opdat ik U ontmoet in 't teken van uw lichaam en uw bloed.
Wie geeft het brood, dat hongerigen voedt, waar is de bron waaruit ik drinken moet? Gij, Heer, alleen kunt mijn genezing zijn; voed mij en drenk mij met uw brood en wijn.
U wil ik danken, grote Levensvorst; Gij hebt gestild mijn honger en mijn dorst. Uw kracht, uw leven daalde in mij neer; in uw gemeenschap wil ik blijven, Heer.
Wandelend in de woestijn hebben wij water gevonden springende als een fontein, bronnen geslagen als wonden.
Overvloed, overvloed Gods, sprengen van water en leven, bloed uit de flank van de rots, water en bloed om het even;
daaruit ontspringt ons bestaan, zo zijn wij wedergeboren! Kondigt het jubelend aan, laat heel de wereld het horen!