Toezicht op de kwaliteit van onderwijs en de doorlopende leerlijnen 1. Waarom toezicht? 2. Hoe werkt toezicht? 3. Hoe houden we toezicht op doorlopende leerlijnen?
Wat doen wij? Oordelen of een school onderwijs biedt dat van ‘voldoende kwaliteit’ is. Oordelen of school zich aan de wet houdt. Per onderwijssoort doen wij de volgende uitspraken over de kwaliteit (arrangementen): Basis (vertrouwen) Aangepast (zwak, zeer zwak)
Waarom toezicht? Inspectie als ambassadeur voor leerlingen: Wij komen op voor leerlingen als het onderwijs onder de maat is (waarborgfunctie). Leerlingen zijn het perspectief, bestuurders, schoolleiders en leraren zijn onze gesprekspartners met als doel hen te stimuleren.
Wat legitimeert en begrenst toezicht? De grondwet + de sectorwet én De wet op het onderwijstoezicht (WOT) Het toezichtkader: hierin staat wat we verstaan onder kwaliteit (waarderingskader) en de ‘spelregels’ hoe we die kwaliteit bepalen.
Kwaliteit verder operationaliseren
Wat: Kwaliteit beoordelen Onderzoeken op het niveau van de aandachtspunten. Oordelen op het niveau van de indicatoren. Resultaat een sterkte-zwakteanalyse in een bolletjestabel.
Het kwaliteitsprofiel in een rapport van bevindingen
Risicogericht toezicht en toezicht op maat A: Niet alle scholen krijgen kwaliteitsonderzoek: risicogericht toezicht B: Kwaliteitsonderzoeken omvatten nooit het hele waarderingskader: toezicht op maat
Onderzoek op maat Altijd het kernkader Aangevuld met indicatoren waar reden tot zorg is (gebaseerd op risicoanalyse) Verdiept met indicatoren Als diepere analyse nodig is Waarover ambities bestaan Waarover stelseluitspraken nodig zijn
Toezicht op referentieniveaus in indicatoren Altijd: 9.1 De school volgt systematisch de vorderingen aan de hand van genormeerde toetsen. (dus ook op de referentieniveaus) 9.2 De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele en groepen leerlingen. Aanvullend: 9.3 De school heeft doelen gesteld die erop gericht zijn om achterstanden te bestrijden. 8.1 De leraren gebruiken bij de vormgeving van hun onderwijs de analyse van de prestaties van leerlingen (op de referentietoetsen). -
Referentieniveaus in het waarderingskader 2013 Aspect Aanbod 3.4 De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus taal dat past bij alle leerlingen. - Er is een aanbod waarmee leerlingen hun taalvaardigheden kunnen ontwikkelen; -Het aanbod dekt alle domeinen van de referentieniveaus; -De school heeft een extra aanbod voor leerlingen die achterstanden hebben op de referentieniveaus van taal.
Referentieniveaus in het waarderingskader vo 2013 Aspect aanbod 3.5 De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus rekenen dat past bij alle leerlingen. -Er is een aanbod waarmee leerlingen hun rekenvaardigheden kunnen ontwikkelen; -Het aanbod dekt alle domeinen van de referentieniveaus; - De school heeft een extra aanbod voor leerlingen die achterstanden hebben op de referentieniveaus van rekenen.
Toezicht op de doorlopende leerlijnen: noodzaak Kwaliteit examens taal op referentieniveaus in mbo (bron onderwijsverslag 2012) n: 59 Voldoende op alle vaardigheden12 Zowel onvoldoende als voldoende onderdelen28 Onvoldoende op alle vaardigheden19
Toezicht op de doorlopende leerlijnen: noodzaak Achterstand verschilt per soort vaardigheid: over VMBO B+K leerlingen: Luistervaardigheden: 83 % scoort te laag Tekstbegrip: 60% scoort te laag Woordenschat: 50% scoort te laag Bron: het Onderwijsverslag 2009
Toezicht op de doorlopende leerlijnen: noodzaak Mogelijk verklaringen: leraren Nederlands weten vaak niet wat de vaardigheden zijn per leerling, terwijl de school die gegevens wel heeft; onderwijstijd Nederlands wordt niet afgestemd op mate van achterstanden; vaak geen huiswerk om bepaalde vaardigheden verder te oefenen; slechts 30% van de scholen heeft gewenst eindniveau aan het eind 2 e leerjaar vastgelegd; leraren andere vakken besteden geen aandacht aan taalachterstanden; op ¾ van de scholen geen structurele aanpak van taalachterstanden.
Toezicht op de doorlopende leerlijnen: noodzaak Overdracht vanuit primair onderwijs Uit pilotonderzoek Amsterdam (juni 2012) -Regelmatig beschrijven basisschoolleraren hun leerlingen in nogal subjectieve bewoordingen. -Inhoudelijke informatie ontbreekt over het al dan niet beheersen van bepaalde taal- en rekenvaardigheden. -Daardoor weten de scholen voor voortgezet onderwijs niet goed op welke (deel)gebieden leerlingen leerachterstanden hebben.