Dissectie van de vis.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Enzymen (in het spijsverteringskanaal)
Advertisements

Spijsvertering 22 maart 2011.
Welkom bij de les : EHBO, ziekteleer,
Thema: mensen Je eten op reis.
Enzymen voor de vertering
Het spijsverteringsstelsel
2rootje ‘Die-eet’ De spijsvertering.
Op reis van MOND tot KONT
Spijsvertering.
Thema 2: Voeding en Vertering
Waaruit is het menselijk lichaam opgebouwd?
De pancreas (alvleesklier) en diabetes
SPIJSVERTERING Anatomie.
Overzicht van de stofwisseling
Verteringsstelsel.
Inleveren verslag opdracht 9
Inwendige bouw van een zoogdier
Hoe vervoert je verteringsstelsel voedsel
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
Hoofdstuk 10 Paragraaf 1: Goed geregeld. Wat gaan we doen vandaag?  Bespreken eerste deel paragraaf 1  Maken paragraaf 1.
J Bügel Noorderpoortcollege
Hoofdstuk 4: Voeding HAVO 4.
10.1 Goed geregeld Hst 10 Gezondheid 3 VWO.
Het verteringsstelsel
Wat voedt jou, deel 2 Les 2.
Dikke darm en de lever.
Ons lichaam heeft energie en bouwstoffen nodig om te kunnen werken en in stand te blijven Bouwstoffen en energie halen we uit drinken en eten 1.Water.
Maagdarmkanaal V31, VOEDING. Voedsel en maagdarmkanaal A. Plantaardig materiaal B. Vlees C. Insecten D. Zowel plantaardig als dierlijk materiaal 1. Carnivoor.
VERTERING. CELLEN WEEFSEL orgaan organenstelsel.
De Organen.
VHP Les 10.
SpijsverteringsOrganen
Anatomie en Fysiologie
Het verteringsstelsel
Doelstellingen basisstof 1:
Dikke darm en de lever.
Het menselijk spijsverteringsstelsel.
Spijsverteringsstelsel
Spijsvertering.
Waaruit is het menselijk lichaam opgebouwd?
Antwoorden college 3 Noem de 5 structuren/ruimten waar de keelholte mee in verbinding staat. Neusholte, mond, luchtpijp, slokdarm, buis van Eustachius.
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
Slokdarm en maag.
Weefsels en organen 1 Meercellige organismen zijn opgebouwd uit een groot aantal cellen. Afhankelijk van de functie hebben cellen een specifieke vorm.
Alvleesklier, galblaas, twaalfvingerige darm
Antwoorden les 2 Insuline en glucagon hebben een antagonistische werking. Wat wil dat zeggen? Tegengestelde werking op bloedsuikerspiegel. Welk hormoon.
Voeding en Vertering 2 VMBO – KGT Thema 2.
Digestie anatomie en fysiologie
Dissectie van de nieren
Voeding en vertering Hoofdstuk 2.
DISSECTIE VAN DE LONGEN
Inwendige bouw Zoogdieren en mens.
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
Spijsverteringskanaal
Voel je wel in je vel !.
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
dierlijke cel en een plantaardige cel
H6: Anatomie & Fysiologie
Spijsvertering D17v.
Spijsvertering Bijgewerkt
Thema 2: Voeding en Vertering
De organen voor vertering
Transcript van de presentatie:

Dissectie van de vis

De vis: een overzichtsbeeld

De kop: beter bekeken

oog zonder ooglid reukgroeven

De mond

lippen

tanden lippen

De waterstroom

ingang van de mond rietje kiewdeksel

De kieuwen: beter bekeken

benige kieuwboog kieuwdeksel kieuwplaatjes

De romp

rugvinnen borstvin buikvinnen aarsvin

zijdestreep

De staart

De vis: de binnenkant

zwemblaas

slokdarm

maag

twaalfvingerige darm met pylorische blindzakken

dunne darm

lever bestaande uit verschillende lobben

twaalfvingerige darm met pylorische blindzakken zwemblaas maag slokdarm dunne darm lever bestaande uit verschillende lobben

Uitscheidingsorgaantjes: de nieren

nieren

Ook een vis moet naar de wc

aars aarsvin

Koudbloedig, maar toch een hart

hartvlies hart

EINDE

ZWEMBLAAS Een met gas gevulde blaas bij de meeste beenvissen, die het deze mogelijk maakt op een bepaalde diepte te blijven zonder vinbewegingen. Het gas in de blaas compenseert het gewicht van de vis (d.w.z. vermindert zijn gemiddelde relatieve dichtheid), zodat de vis zonder spierarbeid kan blijven zweven. De spierwand kan de druk in de blaas regelen.

SLOKDARM Een buis tussen keelholte en maag, die zich opent wanneer voedsel of drank moet passeren (slikken). De spierwand transporteert het ingeslikte voedsel door peristaltische bewegingen naar de maag.

MAAG Bij zowel ongewervelde als gewervelde dieren een op de slokdarm volgende verwijding van het darmkanaal, met bij gewervelde dieren een meestal duidelijk ontwikkelde spierwand en een slijmvlies dat maagzuur en eiwitsplitsende enzymen afscheidt.   Deze ligt in de buikholte tussen lever en milt, tegen de voorzijde van de alvleesklier, onder het middenrif. De slokdarmuitmonding heet maagmond, de maaguitgang naar de twaalfvingerige darm heet portier. De maagwand bestaat uit drie spierlagen, een bindweefsellaag en het geplooide maagslijmvlies, waarin diverse typen maagklieren liggen, die bestanddelen van het maagsap afscheiden o.m. zoutzuur, pepsinogeen en intrinsic factor. Functies van de maag zijn: a. voedselopslag, waarbij het speeksel kan doorwerken (vloeistoffen passeren de maag snel via de ‘maagstraat’, buiten de spijsbrij om); b. vertering van voedsel, m.n. eiwitten, door enzymen, die in de maagholte ontstaan uit een inactieve, in de maagkliertjes geproduceerde vorm (bijv. pepsinogeen), onder invloed van zoutzuur;

12-VINGERIGE DARM C-vormig bovenste deel van de dunne darm, ca. 30 cm lang, dat aansluit op de maag. De alvleesklier en de galblaas monden er in uit.

AARS De door twee kringspieren afgesloten afvoeropening van de darm, waar de vaste afvalstoffen (ontlasting) het lichaam verlaten.

OOG Een orgaan dat licht, lichtverandering of lichtverschillen kan waarnemen, voorkomend in een grote verscheidenheid van typen bij zowel ongewervelde als gewervelde dieren.

LEVER bij vele gewervelde dieren een groot orgaan, bij de mens met een rechter- en een linkerkwab, rechtsboven in de buik. De lever van de mens is opgebouwd uit kleine formaties van zeshoekige cellen; in het bindweefsel daartussen liggen takken van de poortader, leverslagader en galgangen. De lever heeft vele functies: a. productie van ca. 1 liter gal per dag; b. vorming van bloedeiwitten; c. opslag van uit de spijsvertering afkomstige glucose als glycogeen; d. vorming van glycogeen uit melkzuur, vnl. ontstaan in de spieren; e. ontgiftende werking op verscheidene voor het lichaam schadelijke stoffen

NIER Het orgaan dat bij de gewervelde dieren producten van de stofwisseling, vnl. van afbraak van eiwitten, uit het bloed verwijdert. De meeste landzoogdieren hebben twee boonvormige nieren (bij de mens ca. 12 cm lang, vlak onder het middenrif), gelegen aan weerszijden van de wervelkolom.