Belang van de bodem HPSP Paardensportbodems. Waarom bodem?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 2 Endogene en exogene processen Paragraaf 10 t/m 12
Advertisements

Verwering Verwering = het verbrokkelen of vergruizen van gesteenten onder invloed van het weer of plantengroei. 2 soorten: a) Mechanische verwering = het.
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
17 Het bovenste deel van de aardkorst
Het Meetjesland Situering.
Systeem aarde Hfd 2.
Hoofdstuk 2 Endogene en exogene processen Paragraaf 6 t/m 8
Par. 2 Landschappen in beweging
Terra Tweede Fase vwo © Wolters-Noordhoff bv
Het Nederlands Landschap
Bij H2 §4.1 en § 4.3 landschappen NL.
Superijstijd 750 miljoen jaar geleden
BULDOZERS VAN IJS EN IJZIGE WINDEN
2 havo/vwo 2 landschap, §4.
Watermanagement
P2.3: Verwering en erosie.
§ 1 NATUURLIJKE OMGEVING
Exogene krachten = krachten die van buitenaf het aardoppervlak vormen
Landschappen.
Hoofdstuk 2 Afbraak en opbouw van het landschap
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
Oude zeeklei Jonge zeeklei Polders Droogmakerijen
Vorige week Huiswerk dinsdag: P1.3 :opdr 10 t/m 17 + samenvattings- opdracht P1.4: Opdr t/m 24 P2.1: opdr 2 t/m 7 + samenvattingsopdracht.
Hoofdstuk 3 Natuurgeweld deel 3
Bodem en grondsoort.
Hoofdstuk 2 Endogene en exogene processen Paragraaf 6 t/m 8
Gesloopt gesteente (par. 6) Verweringsmateriaal in beweging (par. 7)
Hoofdstuk 2 Aarde: Middellandse Zeegebied Paragraaf 4
Woensdag 17 nov HAVO.
Verwering Verwering = het verbrokkelen of vergruizen van gesteenten onder invloed van het weer of plantengroei. 2 soorten: a) Mechanische verwering = het.
3.2 De aarde verandert van buitenaf
5.2 de aarde verandert van buitenaf
EXOGENE KRACHTEN HOOFDSTUK 4.
Van zwerfstenen tot boeren op de Utrechtse Heuvelrug
Gesteenten en verwering
In de kustvlakte… De lagen sediment waaruit de
3 Havo H 2 Paragraaf 7+8.
2 vmbo-T/havo 2 landschap, §6 en 7
§ 1 Op fossielenjacht (herhaling bekende stof)
Landschappen van Nederland
2vwo Hoofdstuk 2 Landschap § 8-10
2 hv H2 Landschap § 2-5.
2 KGT Hoofdstuk 2 Landschappen §7-8
2 hv H2 Landschap § 8-9.
3 havo Hoofdstuk 2 Aarde § 2-3
2vwo Hoofdstuk 2 Landschap § 2-5
2 T/H Hoofdstuk 2 Landschappen §2-4
(III) Geomorfologie: de Veluwe
Geologie van Nederland
Bodemgeschiktheid.
Preglaciaal © Theo Peenstra Meer dan jaar geleden Legenda
De actieve aarde. Leerdoelen van actieve aarde De student kan landschapsvormende werking van endogene krachten beschrijven en verklaren De student.
Cursus 1.3 Waarvoor zorgt de natuur? Klas 2 BK Lesweek 3
Outdoor Advanced - Specialist Tuin en Openbaar Groen 3.1,
Aardrijkskunde samenvatting
Ontstaan van Nederland
Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.
Cursus 1.3 Waarvoor zorgt de natuur? Klas 2 KGT Lesweek 3
Van zwerfstenen tot boeren op de Utrechtse Heuvelrug
Na de laatste ijstijd: het Holoceen
Nederland jaar geleden
§ 3 Gesteente wordt verplaatst
6.6 De aardkorst wordt aangevallen
Klimaat heeft invloed op watervoorziening van planten:
Bodem, water en bouwplan
Hoofdstuk 7 Wat een landschap!
Fysisch-geografische regio’s
Nederland van boven wat zie je? wat herken je?
Nederland van boven wat zie je? wat herken je?
Hand-outs bij de powerpoint voorstelling over het Nederlands Landschap
Transcript van de presentatie:

Belang van de bodem HPSP Paardensportbodems

Waarom bodem?

Eisen aan paardenbodems Voorkomen (pees)blessures Minimale belasting van paardenbenen Verhogen van stabiliteit en grip Weinig stof genereren Stabiel door jaargetijden heen Minimaal onderhoud

Waarom bodem? Grondsoort Landschappelijke inpassing (module landschapsontwerp) – Bodem vormt de basis Droog/nat – Verstuiven – Begaanbaarheid – Muggen Reliëf, hoogteverschillen –Aantrekkelijk landschap (variatie)

Waarom bodem? hydromorfe zandeerdgrond moderpodzolgrond hydromorfe humuspodzolgrond xeromorfe humuspodzolgrond Landschap na Chr.

= mate waarin de bodem voldoet aan de eisen die men er voor een bepaald bodemgebruik aan stelt Bodemgeschiktheidsbeoordeling

Paardensportbodems ruiter- en menpaden: – Veiligheid Voorkomen blessures, stabiele bodem met voldoende grip – Begaanbaarheid Waterhuishouding – Landschappelijke aantrekkelijkheid en variatie Variatie in bodem – Bereikbaarheid – Toegankelijkheid – Samenhang Bron: Handboek voor ruiter- en menpaden, KNHS

Paardensportbodems Binnen en buitenrijbanen – Hoogteligging en vlakheid – Stabiliteit – Schokabsorberend vermogen – Weerstand van bodem tegen paardenbelasting – Uniformiteit van eigenschappen – Duurzaamheid – Bruikbaarheid onder klimatologische omstandigheden

Samengevat zijn de volgende punten van belang voor paardensportbodems: Stabiliteit Veerkracht Grip Egaliteit Waterhuishouding Foto:

GEOLOGIE VAN NEDERLAND

Nederland op wereldreis nd-op-de-wereldbol Aardkorst: dunne korst met vast gesteente drijft op vloeibaar magma – snelheden circa 2-10 cm per jaar Stollingsgesteenten: – Basalt  oceaanbodem – Graniet  land

Verwering en erosie Beweging in aardkorst – barsten en breuken Inwerking atmosfeer, regenwater en organismen Wortelgroei en bevriezing

Fysische verwering: mechanisch proces Chemische verwering: elementen reageren met elkaar Typen verwering Kalksteen lost op: chemische verwering Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR

Sedimentatie O.a. rivieren en gletsjers verplaatsen klei, zand en grind Meer dan 75 procent van het landoppervlak bestaat uit sedimenten en sedimentgesteenten. Sedimenten zijn belangrijk als moedermateriaal voor bodems.

Geologische tijdschaal Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR Tertiair (subtropisch) koeler dan in het Krijt, maar toch nog een paar graden warmer dan nu

Tertiair Nederland grote zandbank met rivierafzettingen (300 – 400m dik) Grof en slecht gesorteerd wit zand (arm) bruin zand (vruchtbaar) Waar vinden we deze zanden nu? Bron: Google Maps

Stroomrichtingen rivieren in het Tertiar

Geologische tijdschaal Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR Kwartair (ijstijden)

Sterke temp. wisselingen Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR

Gletsjers

hap

Saalien (één-na-laatste ijstijd) Landijs Glaciale afzettingen Poolwoestijn Utrechtse heuvelrug Veluwe Holterberg

Fluvio-glaciale afzettingen: sandr Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR

Fluvio-glaciale afzettingen: sandr Bron: Inleiding Bodem, Wageningen UR

Fluvio-glaciale afzettingen: sandr

Fluvio-glaciale afzettingen: kameterras Schematische weergave van de vorming van esker, kame, kameterras en glaciolacustriene afzetting.

Saalien (één-na-laatste ijstijd) Temp ↓, zeespiegel ↓ Fase 1: IJs tot ongeveer Haarlem-Nijmegen – Uitschuren rivierdalen: IJsseldal en Gelderse vallei – Maas en Rijn buigen af naar het Westen – Afzetting van keileem en zwerfstenen – Vorming stuwwallen

Saalien (één-na-laatste ijstijd) Fase 2: IJs tot ongeveer Texel-Coevorden – Overijsselse Vecht buigt af naar het westen – Vorming van keileembulten Fase 3: IJs tot Oost- Groningen – Vorming keileembulten

Eemien Temp ↑, Neerslag↑, zeespiegel ↑ Klimaat ongeveer zoals nu Opvulling van dalen Afzetting van Eemklei in rivierdalen Veenvorming

Eemien afzettingen: klei en veen Figuur 1.12 Geologische afzettingen in het IJsseldal

Weichselien (de laatste ijstijd) Temp ↓, Neerslag↓, zeespiegel ↓ Toendraklimaat met permafrost in de bodem Noordzee stond droog Vlechtende rivieren

Weichselien Wat zijn pleistocene dekzanden? – Eolische afzettingen door het koude en winderige klimaat met weinig vegetatie Waar ontstonden de pleistocene dekzanden? – In heel Nederland, nu alleen nog hier aan het oppervlak in het oosten en zuiden Bron: TNO/NITG

Weichselien Wat zijn lössafzettingen? – Eolische siltafzettingen, de deeltjes zijn kleiner dan zand, maar groter dan klei Waar ontstonden löss afzettingen? – Vooral in luwtes: In Limburg en tegen stuwwallen (Arnhem/Nijmegen) Bron: TNO/NITG

Weichselien Wat zijn – Droge dalen? – Smeltwater kon niet in de bodem wegzinken door permafrost en nam bij het wegspoelen grond mee. Nu stroomt er geen water meer door. – Donken of rivierduinen? – Rivierduinen zijn opgestoven rivierbeddingen, die droog kwamen te liggen. Waar ontstonden ze? –O.a. op de stuwwallen en op de heuvels in Zuid- Limburg en op de Posbank bij Arnhem –Voornamelijk in Noord-Limburg, het land van Maas en Waal en in de Alblasserwaard.

Weichselien Wat zijn: Pingo’s/Pingoruïnes? – Opgedrukte bodem door ijslensen, die bij het smelten zijn ingestort Waar ontstonden ze? – Voornamelijk Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel