De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie

Verwante presentaties


Presentatie over: "Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie"— Transcript van de presentatie:

1 Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie
Derde herziening (2011) Prof Dr Willem F Lems, mede namens de overige werkgroepsleden. Tekst:

2 Dit is een (uitgebreide) diaserie over de richtlijn Osteoporose en Fractuurpreventie 2011;
De dia’s zijn bedoeld voor nascholing aan artsen en aan paramedici, en voor kennisverspreiding aan patiënten en leken; Het staat iedereen vrij om slechts een deel van de diaserie bij een lezing te gebruiken.

3 Organisatie en Tijdpad
In 2008: subsidie-mogelijkheid voor evidence based richtlijn, 8 concrete problemen uit dagelijkse praktijk (ZonMw); 8 september 2008: toekenning subsidie; 12 augustus 2010: conceptrichtlijn gereed; tot commentaarronde : landelijke richtlijnbijeenkomst in Domus Medica; 5 october 2011: faillissement CBO vanaf januari 2011: authorisatiefase; Juni 2011: definitieve vaststelling richtlijn, in te zien op 3

4 INITIATIEF: Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (hoofdaanvrager) Nederlands Huisartsen Genootschap Nederlandse Orthopaedische Vereniging Nederlandse Vereniging voor Heelkunde Osteoporose Vereniging  ORGANISATIE: Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO  MANDATERENDE VERENIGINGEN/INSTANTIES: Beroepsvereniging Vallen, Fracturen en Osteoporose Beroepsvereniging van Verpleeghuisartsen en Sociaal Geriaters Koninklijk Genootschap voor Fysiotherapie Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging Nederlandse Internisten Vereniging Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie Nederlandse Vereniging van Diëtisten Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie Nederlandse Vereniging voor Radiologie Nederlandse Vereniging voor Urologie 4

5 Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie
De primaire doelstelling van medische behandeling bij patiënten met een hoog risico op fracturen is de preventie van een eerste of volgende fractuur. 5

6 Fractuurpreventie na een initiёle fractuur: hoofdstuk 1
Welke diagnostiek is geїndiceerd bij een patiënt (man of vrouw) met een klinische fractuur na de leeftijd van 50 jaar? (vraag 1) Vraagvoorzitter: Dr Sven H van Helden (trauma-chirurg, Isala Klinieken, Zwolle: Meelezers: J. van den Bergh, H. Franke, A. Scheffer, M. Schröder, J. Hegeman, P. Geusens, G. Leusink, P. van Roermund en W. Lems. 6

7 correctie van nieuw ontdekte secundaire osteoporose
Sterk aanbevolen Aanbevolen Kan zinvol zijn Klinisch vermoeden van wervelfractuur ≥ 50 jaar Onderzoek & correctie van nieuw ontdekte secundaire osteoporose Medische behandeling Follow up DXA, VFA RX Wervelfractuur VFA, RX DXA T ≤ -2.5 Wervelfractuur Recente niet-wervel fractuur, inclusief heupfractuur ≥ 50 jaar T < -1.0 en > -2.5 VFA ≥60 jaar (RX bij twijfel) Hoog risico: - Behandeling of follow-up - Leefstijladviezen Geen wervelfractuur of geen beeldvorming: Extra risicofactoren: recente fractuur en T ≤ -2.0 ziekten/medicaties met mogelijk botverlies herhaald recent vallen Zo niet: risico volgens FRAX en risicocommunicatie Ziekten/ medicaties met mogelijk botverlies Laag risico: - Leefstijladviezen - Medicatie is af te raden T ≥ -1.0 7

8 Fractuurpreventie na een initiёle fractuur, aanbevelingen (1): na een wervelfractuur
Het is sterk aan te bevelen om bij patiënten ouder dan 50 jaar, na het vaststellen van een klinische wervelfractuur, een behandeling te starten om verder fractuurrisico te reduceren. Het is aan te bevelen om bij postmenopauzale vrouwen met één prevalente wervelfractuur en bij mannen ouder dan 50 jaar met twee of meer prevalente wervelfracturen, een behandeling te starten om verder fractuurrisico te reduceren. Het kan overwogen worden om bij deze patiënten een DXA en VFA te doen, zodat voor de follow-up een uitgangswaarde bekend is.

9 Fractuurpreventie na een initiёle fractuur, aanbevelingen (2): (laagste) T-score in wervelkolom of heup ≤ –2,5 (osteoporose): Het is sterk aanbevolen om na risicocommunicatie met de patiënt te starten met leefstijladviezen en een medische behandeling. Onder risico-communicatie bij osteoporose kan worden verstaan een overleg tussen arts en patiënt, waarin de risico’s van behandelen (bijwerkingen) worden afgewogen tegen die van niet behandelen (hogere fractuurkans).

10 Fractuurpreventie na een initiёle fractuur, aanbevelingen (3): (laagste) T-score tussen -1 en -2,5 (osteopenie). Aanbevolen wordt om een VFA (Vertebral Fracture Assessment) te doen of, indien geen VFA mogelijk is en de patiënt ouder is dan 60 jaar, een röntgenfoto van de TWK en LWK te maken: bij diagnose van een wervelfractuur op een röntgenfoto (hoogteverlies >25%): leefstijladviezen en een medische behandeling;

11 Wervelhoogtemeting: Vertebral Fracture Assessment (VFA)
11

12 Moderne DXA-apparaten kunnen de wervelinzakkingen zichtbaar maken: Vertebral Fracture Assessment (VFA) Direct ook morfometrie in vrijwel dezelfde tijd als DEXA. Houdt minimaal > 25% hoogteverlies aan bij IVA! 12

13 Fractuurpreventie na een initiёle fractuur, aanbevelingen (4): (laagste) T-score tussen -1 en -2,5, en GEEN wervelfractuur of zonder beeldvorming van de wervelkolom: therapie kan zinvol zijn bij een T-score ≤-2.0, na een recente heupfractuur, na recent herhaald vallen, en bij vooraf bekende secundaire osteoporose; bij de overige patiënten kan, om het fractuurrisico beter in te schatten, het gebruik van het FRAX-algoritme zinvol zijn. de werkgroep adviseert bij deze groepen van patiënten leefstijladviezen en risicocommunicatie om te beslissen over behandeling en/of follow-up. Bij afwezigheid van deze risicofactoren wordt geadviseerd om leefstijladviezen te geven en is het starten van medicatie af te raden.

14 Het is aan te bevelen om bij een patiënten van 50 jaar en ouder met een fractuur en een behandelingsindicatie voor osteoporose corrigeerbare oorzaken van secundaire osteoporose op te sporen en te behandelen. De werkgroep adviseert vóór de start van medicatie een bepaling van: BSE, serum calcium, albumine, creatinine, TSH, 25(OH)vitamine D; serum alkalische fosfatase (indien geen recente fractuur); op indicatie: eiwitspectrum, coeliakie-serologie, 24uurs urine op calcium en creatinine, PTH (bij hypercalciëmie); bij mannen <70 jaar: serum testosteron. De werkgroep adviseert om, bij afwijkingen in deze laboratoriumonderzoeken, de onderliggende aandoening te behandelen of de patiënt zonodig te verwijzen naar de tweede lijn. NB: onderzoek naar secundaire osteoporose is niet alleen lab.onderzoek. Anamnese en lichamelijk onderzoek zijn ook van belang!

15 Organisatie van Zorg, aanbeveling:
Het verdient aanbeveling om patiënten met een fractuur, die in aanmerking komen voor een analyse naar hun fractuurrisico, al op de Spoedeisende Hulp te identificeren. Het is sterk aanbevolen om de screening van risicofactoren bij fractuurpatiënten vanaf 50 jaar te verrichten in een hiervoor gestructureerd transmuraal zorgprogramma, waarbij op een systematische wijze deze patiënten worden opgespoord, zodat al deze patiënten een optimale diagnostiek en, indien nodig, osteoporosebehandeling ontvangen. De richtlijnwerkgroep adviseert hierbij de inzet van een gespecialiseerde verpleegkundige / praktijkondersteuner voor de organisatie en coördinatie van de inbreng van de snijdend specialist, beschouwend specialist en de huisarts.

16 Samenvattend: wat te doen bij een patiënt van 50 jaar en ouder na een recente fractuur?
Fractuurgenezing; maar ook: Botdichtheidsmeting (DXA); Wervelhoogtemeting (VFA of röntgen); Evaluatie Valrisico; Secundaire Osteoporose? Risico-communicatie: reden voor behandeling?

17 Over Fractuurpreventie bij patiënten 60 jaar en ouder zonder recente fractuur (hoofdstuk 2)
Bij welke patiënten is op grond van een hoog-risicoprofiel nadere diagnostiek geїndiceerd? Prof Dr Joop van den Bergh (internist-endocrinoloog in Vie-Curi MC, Venlo, Maastricht UMC, en Universiteit Hasselt: Meelezers: A. Ginai, P. Geusens, S. Thomas, M. van der Zalm en W. Lems.

18 Figuur 1. Het effect van leeftijd en BMD (in T-score) op 10-jaars heupfractuurrisico (Kanis 2001)
Leeftijd is een belangrijke onafhankelijke risicofactor voor een fractuur, met verdubbeling van het fractuurrisico per decade vanaf het 50ste levensjaar. (conclusie, niveau 1)

19 Fractuurrisico-score: bij een totaal van 4 punten of meer wordt een DXA geadviseerd
NB: bij recente fractuur (< 1 jaar geleden): zie analyse hoofdstuk 1; Reumatoide Artritis, > 1 valevent afgelopen jaar en Secundaire Osteoporose: dit is nieuw tov NHG 2005 en CBO 2002 19

20 correctie van nieuw ontdekte secundaire osteoporose
Sterk aanbevolen Aanbevolen Kan zinvol zijn Onderzoek & correctie van nieuw ontdekte secundaire osteoporose Medische behandeling Follow up VFA, RX DXA T ≤ -2.5 Wervelfractuur (≥ 1 bij vrouwen, ≥ 2 bij mannen) T < -1.0 en > -2.5 VFA ≥ 60 jaar (RX bij twijfel) Geen beeldvorming WK of geen wervelfractuur Risicoscore ≥ 4 bij ≥ 60 jaar tijdens consult T ≤ -2.0 en > -2.5: - Risico volgens FRAX - Risicocommunicatie Hoog risico: - Behandeling of follow-up - Leefstijladviezen Laag risico: - Leefstijladviezen - Medicatie is af te raden T < -1.0 en > -2.0 T ≥ -1.0 20

21 Over Fractuurpreventie bij patiënten, 60 jaar en ouder, zonder recente fractuur, aanbeveling over diagnostiek: Het wordt aanbevolen om een botdichtheidsmeting van de lumbale wervelkolom en de heup met behulp van DXA apparatuur te overwegen bij mannen en vrouwen boven de 60 jaar bij een risicoscore ≥ 4 punten. NB: het systematisch opsporen van deze mogelijk hoogrisico patiënten door middel van screening wordt niet aanbevolen omdat de beschikbare diagnostische instrumenten daarvoor vooralsnog te onbetrouwbaar zijn, waardoor met name overbehandeling dreigt.

22 www.shef.ac.uk/FRAX/ Kanis, Osteoporosis Int, 2008
Kanis, Osteoporosis Int, 2008 22

23 Fracture Calculation Tool (FRAX): sinds december 2011 met Nederlandse data! The FRAX® tool has been developed by WHO to evaluate fracture risk of patiënts. It is based on individual patiënt models that integrate the risks associated with clinical risk factors as well as bone mineral density (BMD) at the femoral neck. Dr. John A Kanis Professor Emeritus, University of Sheffield The FRAX® models have been developed from studying population-based cohorts from Europe (also Nl), North America, Asia and Australia. In their most sophisticated form, the FRAX® tool is computer-driven and is available on this site. Several simplified paper versions, based on the number of risk factors are also available, and can be downloaded for office use. The FRAX® algorithms give the 10-year probability of fracture. The output is a 10-year probability of hip fracture and the 10-year probability of a major osteoporotic fracture (clinical spine, forearm, hip or shoulder fracture). Lalmohamed A, et al. Ost Int Epub 2011 23

24 Voordelen FRAX De werkgroep ziet het als een groot voordeel dat het met behulp van het FRAX-algoritme mogelijk is een inschatting te maken van het 10-jaars fractuurrisico van de individuele patiënt. Dit percentage kan vooral voor de patiënt, maar ook voor de arts, van groot belang zijn in de besluitvorming over de start van eventuele osteoporosebehandeling; In die zin kan de FRAX een belangrijk hulpmiddel zijn in de risicocommunicatie tussen arts en patiënt en een belangrijk onderdeel van de ‘shared decision making’ omtrent al of niet starten met therapie.

25 Nadelen FRAX Het FRAX-model corrigeert niet voor de aanwezigheid van:
- wervelfracturen, - dosis en duur van glucocorticoïd expositie, - valevents. Er zijn geen prospectieve studies waarin patiënten werden geïncludeerd op basis van de FRAX-score en waarin fractuurreductie kon worden aangetoond; Geen consensus over drempelwaarde voor behandeling!

26 Over Fractuurpreventie bij patiënten zonder recente fractuur, aanbeveling over FRAX (1):
De FRAX-score wordt niet standaard aanbevolen bij patiënten die: - op grond van een wervelfractuur en/of T-score ≤ -2.5, al voor behandeling in aanmerking komen; - op grond van een T-score ≥ -1 en zonder een wervelfractuur, niet behandeld hoeven worden.

27 Over Fractuurpreventie bij patiënten zonder recente fractuur, aanbeveling over FRAX (2):
In geval van osteopenie en afwezigheid van één of meerdere wervelinzakkingen of ontbreken van ‘vertebral fracture assessment’ (VFA) of beeldvorming van de wervelkolom, kan de FRAX-score eventueel berekend worden en de uitkomst daarvan gebruikt worden voor risicocommunicatie met de patiënt.

28 Matig-ernstige fractuur
Wervelfractuur: in klinische studies hoogteverlies 20% of meer. Normaal Graad 0 Wigvormige fractuur Biconcave fractuur Crush fractuur Lichte fractuur (Graad 1, ~20-25% Matig-ernstige fractuur Graad 2, ~25-40% Ernstige fractuur Graad 3, ~40% Semiquantitative grading scale for vertebral fractures: Genant has developed a semiquantitative grading scale for assessing vertebral fractures. In this system, the severity of a fracture is assessed solely by visual determination of the extent of vertebral height reduction and morphologic change, and vertebral deformities are differentiated from other, nonfracture, deformities. The approximate degree of height reduction determines the assignment of grades to a vertebra. The type of deformity is not linked to the grading of a fracture. Thoracic and lumbar vertebrae from T4 to L4 are graded as: normal (grade 0); mildly deformed (grade 1: an approximate 20% to 25% reduction in anterior, middle, and/or posterior height, and a 10% to 20% reduction in the projected vertebral area); moderately deformed (grade 2: an approximate 25% to 40% reduction in anterior, middle, and/or posterior height, and 20% to 40% reduction in the projected vertebral area); and severely deformed (grade 3: an approximately 40% or more reduction in anterior, middle, and/or posterior height, and the projected vertebral area). Grade 0.5 is also used to designate “borderline” vertebrae that show some deformation, but which cannot clearly be assigned to grade 1 fractures. Careful attention should also be paid to alterations in the shape and configuration of the vertebrae relative to adjacent vertebrae and expected normal appearances, which can add a strong qualitative, sometimes subjective, aspect to the interpretation. A “spinal deformity index” (SDI) can be calculated from these results by adding together all of the grades assigned to the vertebrae. Genant, et al., J Bone Miner Res 1993 28

29 Over Wervelfracturen, aanbevelingen 1
Het is aan te bevelen om bij patiënten, ouder dan 60 jaar met een verhoogd fractuurrisico (risicoscore ≥ 4 punten), aanvullend onderzoek te doen naar de aanwezigheid van een wervelfractuur (gedefinieerd als hoogteverlies van 25% of meer) door middel van een VFA-methode bij osteopenie, mits de VFA-techniek beschikbaar is en ervaring is opgedaan met de toepassing van deze methode. Radiologen wordt geadviseerd de mate van wervelinzakking te rapporteren volgens de methode van Genant. Indien de techniek en/of ervaring ontbreekt, kan een laterale röntgenfoto van de thora-columbale wervelkolom worden overwogen. NB 25% of meer hoogteverlies, een conservatieve benadering, vanwege de grote consequenties: wel of niet behandelen met osteoporose-medicatie

30 Over Wervelfracturen, aanbevelingen 2
Indien op basis van de VFA-methode sprake is van een graad 2 wervelinzakking (hoogteverlies tussen 25 en 40%) dient vanwege de relatief beperkte positief voorspellende waarde aanvullend een röntgenfoto verricht te worden ter bevestiging van een wervelfractuur. Indien sprake is van een graad 3 wervelinzakking (hoogteverlies > 40%) is aanvullend onderzoek niet nodig.

31 VFA en CBO Röntgenfoto: drempelwaarde behandelingsindicatie: 25%;
- VFA: meer dan 40% hoogteverlies: behandelingsindicatie; - VFA: 25-40% hoogteverlies: röntgenfoto maken voor bevestiging. Radiologen wordt geadviseerd te rapporteren volgens Genant-methode.

32 Integratie Val- en Fractuurrisico, hoofdstuk 3
Op welke wijze dient het valrisico in de diagnostiek en behandeling van patiënten met een verhoogd fractuurrisico te worden geintegreerd? (vraag 3) Dr Harald JJ Verhaar (internist-geriater, UMC Utrecht): Meelezers: A. Scheffer, S. van Helden, J. Hegeman, P. Elders, P. van Roermund, H. Hendriks en W. Lems. 32

33 Integratie Val- en Fractuurrisico, hoofdstuk 3
Achtergrond: in de tweede herziene CBO-richtlijn Osteoporose (2002) is het valrisico slechts summier besproken; in de richtlijn ‘Preventie van valincidenten bij ouderen’ (CBO 2004) is een overzicht van risicofactoren voor valincidenten gepubliceerd. Ditmaal is ervoor gekozen om tot een integratie te komen van de risico-inschatting van het val- en fractuurrisico, bij patiënten van 50 jaar en ouder na een recente klinische, valgerelateerde, fractuur. 33

34 90% van alle niet wervelfracturen zijn
90% van alle niet wervelfracturen zijn gerelateerd aan een val-incident! Osteoporosis (35%) Bone-related CRFs (53%) Fall-related risks (75%) Maastrichtse data: er is enome overlap tussen patiënten met osteoporose, lage T-score: blauwe cirkel, en patiënten met valrisicofactoren (groen) en Rood: degenen met klinische risifactoren voor osteoporose (familiaire vorm, laag lichaamsgewicht etc) Van Helden, JBJS, 2009 34 34

35 Integratie Val- en Fractuurrisico (aanbeveling 1)
Het verdient aanbeveling om bij patiënten (> 50 jaar) met een fractuur, die zich melden met een val of een valletsel, een nadere evaluatie van het valrisico te verrichten. Dit kan door te vragen naar het aantal valincidenten in het afgelopen jaar (≥ 1x, inclusief recente val waardoor fractuur) en, indien dit het geval is, door na te gaan of er beperkingen zijn in de mobiliteit (problemen met evenwicht, balans en met het lopen of opstaan uit een stoel) . m 35

36 Integratie Val- en Fractuurrisico (aanbeveling 2)
Dit zijn de specifieke maatregelen op maat voor de patiënt (bijvoorbeeld balans- en spierkrachttraining, visusverbetering, medicatie-aanpassingen, vitamine D suppletie). De werkgroep is van mening dat valinterventies bij vallers zich moeten richten op de factoren die uit de valrisico-evaluatie naar voren zijn gekomen. m 36

37 Integratie Val- en Fractuurrisico (aanbeveling 3)
De werkgroep wil benadrukken dat multifactoriële valinterventies valincidenten kunnen voorkomen. Het is echter (nog) niet aangetoond dat preventie van valincidenten ook fracturen kan voorkomen. De werkgroep beveelt heupbeschermers buiten de verpleeghuissetting niet aan ter preventie van heupfracturen. 37

38 Over vitamine D, hoofdstuk 4
Bij welke patiënten (met osteoporose) dient vitamine D suppletie plaats te vinden, en in welke dosering? (vraag 4) Prof Dr Paul Lips, internist-endocrinoloog VUmc, Meelezers: J. van den Bergh, M. Groen, S. Thomas, P. van Roermund, W. Meijer-de Kievit, en W. Lems. 38

39 Over vitamine D (aanbevelingen (1))
Het is wenselijk dat patiënten met osteoporose een vitamine D-supplement van 800 IE per dag gebruiken. Het is wenselijk dat bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen een vitamine D-supplement van 800 IE per dag gebruiken. 39

40 Over vitamine D (aanbevelingen (2))
Het is wenselijk dat patiënten met osteoporose een calciumsupplement van 500 of 1000 mg per dag gebruiken wanneer de inname van calcium met de voeding lager is dan mg per dag. De suppletiedosis van 1000 mg geldt vooral wanneer de patiënt helemaal geen zuivelproducten gebruikt. 40

41 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5.
Wat is de plaatsbepaling van nieuwe medicatie (strontium, zoledronaat, PTH 1-34 en 1-84, denosumab)? Prof Dr Piet Geusens, reumatoloog Acad Ziekenhuis Maastricht, en Universiteit Hasselt; Meelezers: P. Lips, J. van den Bergh, M. Groen, S. Thomas, P. van Roermund en W. Lems. 41

42 Effecten van de verschillende medicamenten op fracturen in RCTs
Medicament Follow-up Wervelfracturen* Niet wervel-fracturen Heupfracturen Relatief effect Kwaliteit bewijs Kwal. Alendronaat 1-4 jaar 0.55 ( ) Hoog 0.84 ( ) 0.61 ( ) Risedronaat 2-3 jaar 0.63 ( ) 0.80 ( ) 0.74 ( ) Zoledronaat 3 jaar 0.30 ( ) 0.75 ( ) 0.59 ( ) Strontium ranelaat 0.63 ( ) 0.86 ( ) Niet te bepalen Teriparatide 1,5 jaar 0.36 ( ) 0.62 ( ) Denosumab 0.32 ( ) 0.80 ( ) 0.60 ( ) Raloxifene 0.60 ( ) 0.91 ( ) Matig Ibandronaat 0.50 ( ) Een samenvatting van de literatuur: alle medicamenten leiden tot flinke reductie van wervelfracturen. Reductie van 40% tot 70%. Maar niet alle middelen leidt tot reductie van nietwervelfracturen. Er zijn maar 4 medicamenten waarbij reductie van heupfracturen is bewezen. Een lastige situatie ontstaat wanneer een heupfractuur ontstaat na jarenlange behandeling met een medicament waarvan geen bewijs is dat de behandeling leidt tot reductie van heupfracturen. 42 42

43 Voldoende calcium en vitamine D
Medicatie Uitleg: toediengswijze, frequentie, duur, voorzorgsmaatregelen, tolerantie, compliance Voldoende calcium en vitamine D 1ste keuze: alendronaat PO / risedronaat PO Contra-indicatie orale bisfosfonaten. Intolerantie, non-compliance, nieuwe fractuur of bij vragen over effect en veiligheid tijdens gestructureerde monitoring 2e keuze: op basis van spectrum van fractuurpreventie, gemak, frequentie, toedieningswijze (PO, SC, IV), duur, voorzorgsmaatregelen, patiëntkarakteristieken en voorkeur, tolerantie en compliance Denosumab SC Strontium ranelaat PO Ibandronaat PO/IV Zoledronaat IV Raloxifeen PO Na 3e fractuur waaronder 2 wervelfracturen Intolerantie/contra-indicaties overige medicaties Teriparatide SC PTH (1-84) SC Fractuurpreventie in fractuurstudies volgens GRADE: Wervel, niet-Wervel en Heup Wervel, niet-Wervel Wervel 43

44 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: algemene, niet medicament gerelateerde aanbevelingen 1. Bij een behandeling met osteoporosemedicatie is een voldoende inname van calcium en vitamine D noodzakelijk. Behalve met calcium en vitamine D, worden combinaties van osteoporosemedicatie afgeraden. 44

45 Follow-up tijdens behandeling: gestructureerde monitoring
Sterk aanbevolen Kan zinvol zijn Start therapie Gestructureerde klinische monitoring (min. na 3 maanden, nadien jaarlijks) Intolerantie Non Compliance Niet-wervel fractuur na 1 jaar therapie Klinisch vermoeden van nieuwe wervelfractuur Bij twijfel/vragen RX Botmarkers DXA na 2-3 jaar Overleg Zo nodig andere medicatie of SC of IV Teriparatide (2e keuze: PTH), na 3e fractuur waaronder 2 wervelfracturen

46 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: algemene, niet medicament gerelateerde aanbevelingen 2. Een gestructureerde aandacht voor therapietrouw is sterk aanbevolen tijdens de gehele duur van therapie. De werkgroep adviseert een systematische en regelmatige follow up met specifieke aandacht voor tolerantie, compliance, persistentie en kostprijs (tenminste drie maanden na de start en nadien jaarlijks) en tevens, bij het optreden van niet-wervel fracturen en bij het klinisch vermoeden van een wervelfractuur. Bij twijfel omtrent het therapie-effect kan monitoring met DXA en botmarkers zinvol zijn. Ook is een éénmalige DXA-meting na 2-3 jaar op verzoek van de patiënt verantwoord 46

47 non-compliance of staken van medicatie;
Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: algemene, niet medicament-gerelateerde aanbevelingen 3. Het wordt aanbevolen om overschakeling naar andere medicatie of andere toedieningswijze (IV, SC) te overwegen bij: intolerantie; non-compliance of staken van medicatie; optreden van een nieuwe fractuur na één jaar therapie; significant botverlies; botmarkers die wijzen op inefficiëntie of overbehandeling 47

48 of bij nieuwe fracturen
Sterk aanbevolen Aanbevolen Follow-up na 2-3 jaar of bij nieuwe fracturen en inclusief klinische risicofactoren, DXA (en VFA of RX WK bij vermoeden van nieuwe wervelbreuk) Kan zinvol zijn Laag risico: - Geen nieuwe klinische risicofactoren - T > -2.5 in femurhals - Leefstijladviezen - Medicatie staken Na 5 jaar therapie*: herevaluatie, inclusief klinische risicofactoren en DXA (en VFA of RX WK bij vermoeden van nieuwe wervelbreuk) Hoog risico: - T ≤ -2.5 in femurhals - Nieuwe fractuur - Ernstige secundaire osteoporose - Glucocorticoïden ≥7.5 mg/d Doorgaan met bisfosfonaat of andere medicatie of SC, IV Gestructureerde klinische follow-up Na 2 jaar therapie met teriparatide/PTH (1-84): herevaluatie, inclusief klinische risicofactoren en DXA (en VFA of RX WK bij vermoeden van nieuwe wervelbreuk) Bisfosfonaat of raloxifeen *Bisfosfonaten, strontium ranelaat, raloxifeen 48

49 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: algemene, niet medicament gerelateerde aanbevelingen 4. Het is sterk aanbevolen om na vijf jaar therapie met botresorptieremmers na te gaan of de behandeling kan worden gestaakt dan wel wordt voortgezet. De werkgroep adviseert een herevaluatie van het fractuurrisico met DXA, VFA en klinische risicofactoren. 49

50 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: algemene, niet medicament gerelateerde aanbevelingen 5. Het kan zinvol zijn om na vijf jaar behandeling met alendronaat en risedronaat de behandeling te continueren bij hoog risicopatiënten, bijvoorbeeld bij T-score <-2.5 in de femurhals, optreden van nieuwe fracturen, actieve ziekten bij secundaire osteoporose, glucocorticoïden >7.5 mg/d of andere ziekten en medicatie, die gepaard gaan met verhoogde botafbraak en verhoogd fractuurrisico en op verzoek van patiënt. 50

51 voldoende calcium (1000-1500 mg per dag); voldoende vitamine D;
Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: over glucocorticoïden (1). Bij patiënten ouder dan 70 jaar, die prednison gebruiken (>7,5 mg per dag of meer) wordt aanbevolen te zorgen voor: voldoende calcium ( mg per dag); voldoende vitamine D; voldoende lichaamsbeweging; valpreventie 51

52 Over medicatie ter preventie van osteoporose, hoofdstuk 5: over glucocorticoïden (GC) (2).
Indien de verwachting bestaat dat GC langer dan drie maanden zullen worden gebruikt, dient osteoporoseprofylaxe te worden overwogen (en, indien nodig, zo snel mogelijk te worden gestart). Bij een GC dosering tussen 7,5 en 15 mg (prednison equivalenten) per dag: a) bij premenopauzale vrouwen en mannen < 70 jaar dient een DXA te worden verricht en afhankelijk van de uitslag therapie te worden voorgeschreven, b) bij postmenopauzale vrouwen en mannen > 70 jaar is er een indicatie voor osteoporosebehandeling aanwezig. Er bestaat een indicatie voor osteoporosebehandeling bij een GC- dosering > 15 mg (prednison equivalenten) per dag en/of de aanwezigheid van een prevalente fractuur. 52

53 Over vertebro- en kyfoplastieken, hoofdstuk 5:
De plaats van vertebroplastiek en kyfoplastiek binnen de behandeling van pijnlijke osteoporotische wervelfracturen is vooralsnog niet geheel duidelijk. Vertebroplastiek of kyfo-plastiek kan worden overwogen bij een blijvend pijnlijke osteoporotische wervelfractuur (bij lichamelijk onderzoek) ondanks maximale pijnstillende medicatie, bevestigd met botoedeem op MRI. 53

54 Over medicamenten met osteoporose als bijwerking (hoofdstuk 6)
Welke effecten hebben osteoporose bevorderende medicamenten op het ontstaan van osteoporose? (vraag 6) Prof Dr Paul Lips, internist-endocrinoloog, VUmc, Meelezers: H. Franke, P. Elders, R. Pelger, A. Reyners en W. Lems. 54

55 Over medicamenten met osteoporose als bijwerking (aanbevelingen (1))
Bij twijfel of nadere diagnostiek en/of het starten van osteoporosetherapie gewenst is, kan gebruik van de volgende klassen medicamenten (TZDS, PPI, antidepressiva, anti-epileptica, benzodiazepinen) de balans doen doorslaan in de richting van nadere diagnostiek/behandeling. 55

56 Over medicamenten met osteoporose als bijwerking (aanbevelingen (2))
Bij patiënten, die antihormonale medicatie gebruiken (ivm mamma- of prostaatcarcinoom) is extra controle van de BMD ieder jaar of iedere twee jaar gewenst, tenzij de patiënt al wordt behandeld met een botresorptieremmer. Hierbij is het aan te bevelen om de interventiegrens voor behandeling met 0.5 SD te verhogen, dat wil zeggen T-score -2.0 i.p.v.T-score –2.5. De behandeling is minstens zo lang als de periode dat de aromataseremmer gegeven wordt. 56

57 Over secundaire osteoporose (SECOP), hoofdstuk 7.
Welke bijkomende ziekten hebben invloed op het ontstaan van osteoporose, en welke diagnostiek en behandeling dienen patiënten met comorbiditeit te ontvangen? (vraag 7) Mw Dr G Leusink en Dr Ron de Nijs (reumatoloog, Elkerliek Ziekenhuis, Helmond): Meelezers: V. Chel, G. Rommers en W. Lems. 57

58 Over secundaire osteoporose (1), algemene opmerking:
“het is belangrijk dat zowel in de FRAX als in deze nieuwe CBO-richtlijn de aanwezigheid van secundaire osteoporose bij de mogelijke indicatiestelling voor nadere diagnostiek (en behandeling) een rol kan spelen bij de afweging tussen wél of niet behandelen”. Besproken: COPD, DM, RA, IBD, PHP, alsmede hyperthyreoïdie en GIOP. 58

59 Over secundaire osteoporose (2), algemene opmerking:
Het is essentieel dat artsen zich realiseren dat er grote verschillen zijn in de mate waarin een onderliggende aandoening het bot aantast: bij een patiënt met reumatoïde artritis die in remissie is, is de botaantasting sterk verschillend van die van een patiënt met lang bestaande reumatoïde artritis, die ondanks de moderne antireumatische middelen nog steeds een actieve ziekte heeft en immobiel is. Dit geldt ook voor andere aandoeningen. Het bovenstaande betekent ook dat, naarmate de onderliggende aandoening beter behandeld wordt, het risico op secundaire osteoporose kleiner wordt. 59

60 Over secundaire osteoporose (3), algemene opmerking:
Behandeling bij COPD (en andere vormen van SECOP): Goede medicamenteuze onderdrukking van de ziekte-activiteit. Algehele adviezen: stimuleren mobiliteit: stimulatie botvorming, zonlichtexpositie (vitamine D); goede voedingsadviezen: met onder andere voldoende calciumintake. Indien noodzakelijk: medicamenteuze behandeling van osteoporose volgens de geldende richtlijnen. 60

61 Over secundaire osteoporose, aanbeveling
Omdat COPD-patiënten een verhoogd risico op secundaire osteoporose en wervelfracturen hebben kan, bij twijfel of nadere diagnostiek en/of het starten van osteoporosemedicatie gewenst is, deze co-morbiditeit de balans doen doorslaan in de richting van nadere diagnostiek/behandeling. Dit geldt ook voor: DM, RA, IBD, PHP, en hyperthyreoïdie. 61

62 Over mannen en osteoporose, hoofdstuk 8
Is de diagnostiek en/of behandeling van osteoporose bij mannen verschillend van die van vrouwen? (vraag 8) Mevr Dr Petra Elders (huisarts-onderzoeker VUmc): Meelezers: P Lips, M van der Zalm en W Lems 62

63 Over mannen (aanbeveling 1)
Het wordt aanbevolen om therapie te starten bij mannen van 50 jaar en ouder met: één recente (klinische) wervelfractuur twee prevalente wervelfracturen klinische risicofactoren en een T-score <-2.5 63

64 Over mannen (aanbeveling 2)
Bij de schatting van het fractuurrisico middels DXA dient de T-score van vrouwen als afkappunt te worden gebruikt. Indien de T-score van mannen wordt gebruikt, wordt aanbevolen om het afkappunt te leggen bij -2.8. 64

65 Over mannen (aanbeveling 3)
De werkgroep adviseert alendronaat en risedronaat als eerste keuze, zoledronaat als tweede keuze en teriparatide na een derde fractuur bij twee wervelfracturen. 65

66 Over mannen (aanbeveling 4)
De werkgroep adviseert de oorzaken van secundaire osteoporose te corrigeren of de patiënt te verwijzen naar de tweede lijn. 66

67 Over mannen (aanbeveling 5)
Net zoals bij vrouwen valt de behandeling met teriparatide ook bij mannen te overwegen als er een nieuwe wervelinzakking optreedt bij twee prevalente wervelfracturen na één jaar behandeling met bisfosfonaten en geen aanwijzingen voor therapieontrouw. 67

68 Over osteoporose en arbeidsparticipatie. Hoofdstuk 9
Wat is de belastbaarheid van patiënten met osteoporose? (vraag 9) Dr Marcel GC Ligthart, bedrijfsarts, Dinteloord. Meelezers: G Rommers, M van der Zalm, W Lems. 68

69 Over osteoporose en arbeidsparticipatie?
“het wordt sterk aanbevolen onderzoek te doen naar arbeid en osteoporose waarbij met name onderzoek zou moeten worden gedaan naar de intensiteit van de arbeid en de effecten op de langere termijn”. 69

70 Tenslotte, Bijna 70 dia’s kunnen niet een heel boekje van 229 blz omvatten; Wij hopen dat de diaserie nuttig is bij nascholing, en mede zal leiden tot een betere implementatie van de richtlijn; Uiteraard wensen wij iedereen een zinvolle en aangename nascholing toe! NB: Met behoud van bronvermelding, staat het iedereen vrij om de diaserie in te korten, uit te breiden etc.


Download ppt "Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie"

Verwante presentaties


Ads door Google