Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdFemke Visser Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
2
Vragen stellen Hulpwerkwoorden zoals; can, must, will, have, could, would, komen met een ander werkwoord in de zin voor. can = kunnen could = zou kunnen will = zulllen would = zou willen have = hebben must = moeten Kan je zingen? >< Can you sing? Zul je me helpen? >< Will you help me?
3
Vragen stellen De vraag begint met ‘do’ > als er geen vorm van ‘to be’ en geen hulpwerkwoord in de zin staat. Lopen zij naar school? Do they walk to school? De vraag begint met ‘does’ > als er geen vorm van ‘to be’ en geen hulpwerkwoord in de zin staat, en het onderwerp is he/she/it. Loopt hij naar school? Does he walk to school? De vraag begint met ‘did’ > als er geen vorm van ‘to be’ en geen hulpwerkwoord in de zin staat, en de zin staat in de verleden tijd. Liepen zij naar school? Did they walk to school? Let op! Gebruik het hele werkwoord
4
Vragen stellen Kijk bij ‘to have’ of het in de voltooide tijd staat. Heb je mijn pen gezien? Have you seen my pen? Je zegt niet; Heb je mijn pen zien? Have you see my pen?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.