De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer

Verwante presentaties


Presentatie over: "Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer"— Transcript van de presentatie:

1 Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer

2 Ontwikkelingsleer Inleiding en situering Lichamelijke ontwikkeling Conditionele ontwikkeling Motorische ontwikkeling Invloeden op de ontwikkeling Talentdetectie en talentselectie

3 1. Inleiding en situering
Referentiekader Begrippen

4 1.1 Referentiekader genetisch bepaald normale
lichamelijke ontwikkeling normale motorische ontwikkeling 80% 20% motorische leerprocessen omgevingsinvloeden training sociale en culturele invloeden intellectuele invloeden psychosociale invloeden

5 1.2 Begrippen biologische groei maturatie ontwikkeling
natuurlijke ontwikkeling normale ontwikkeling verstoorde ontwikkeling nature nurture biologische leeftijd kalenderleeftijd skeletale leeftijd

6 1.2 Begrippen biologische groei
toename van de grootte van het lichaam als geheel toename van de grootte van bepaalde onderdelen oorzaken van groei: hypertrofie (grootte van cellen) hyperplasie (aantal van cellen) accretie (intracellulaire vloeistof ifv structuur)

7 1.2 Begrippen maturatie verwijst naar het tempo en de timing van de biologische groei timing en tempo van de biologische groei is afhankelijk van het lichaamsonderdeel kinderen verschillen onderling zeer sterk in tempo en timing

8 1.2 Begrippen ontwikkeling omvat groei, tempo en timing
houdt rekening met sociale, culturele, emotionele, intellectuele invloeden voor geboorte (genetisch) na geboorte (genetisch en omgeving) lichamelijke ontwikkeling motorische ontwikkeling

9 1.2 Begrippen natuurlijke ontwikkeling
ontwikkeling zoals die zou verlopen als alleen genetische factoren een rol spelen erfelijke kenmerken bepalen voor meer dan 80% groei, tempo, timing, lichaamsstructuur normale ontwikkeling de invloed van omgevingsfactoren wordt mee in rekening gebracht (20%) omgevingsinvloeden beïnvloeden de ontwikkeling die door de genetische aanleg bepaald wordt verstoorde ontwikkeling afwijking van de normale ontwikkeling afwijkingen kunnen genetisch bepaald zijn, maar kunnen ook door de omgeving worden veroorzaakt

10 1.2 Begrippen nature groei, maturatie en ontwikkeling die alleen door de genetische aanleg wordt gestuurd nurture invloed van de omgeving op de groei, maturatie en ontwikkeling

11 1.2 Begrippen kalenderleeftijd leeftijd volgens de kalender
grote niveauverschillen tussen leeftijdsgenoten biologische leeftijd leeftijd in het proces op weg naar volwassenheid (ten opzichte van de gemiddelde populatie) niet noodzakelijk = aan kalenderleeftijd vnl. erfelijke factoren storende factor bij talentdetectie en talentselectie skeletale leeftijd maat voor graad van volwassenheid van het skelet en beenderen

12 2. Lichamelijke ontwikkeling
Ontwikkelingspatronen Gestalte en gewicht Lichaamssamenstelling Botten Spieren Hart, bloedsomloop en ademhaling Hormonen Zenuwstelsel

13 2.1 Ontwikkelingspatronen
hormonale veranderingen snelle lichamelijke ontwikkeling snelle geslachtelijke ontwikkeling gedragsveranderingen puberteit is gedragsmatig adolescentie is lichamelijk en gedragsmatig snelle groei in alle lichaamsweefsels, organen, structuren relatief trage lichamelijke ontwikkeling trage geslachtelijke ontwikkeling snelle neurale ontwikkeling motorische ontwikkeling voltooiing van groei en ontwikkeling

14 2.1 Ontwikkelingspatronen
kenmerken vereenvoudiging van de grote variatie in individuele ontwikkeling geeft duidelijk de verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende weefsels, organen, structuren, … ontwikkeling = combinatie van: genen hormonen voeding omgevingsfactoren

15 2.1 Ontwikkelingspatronen
kenmerken S-vormig (sygmoïd) gestalte, gewicht, spiermassa, botten, lichaamsdimensies, ademhaling, hart, bloedvaten, spijsvertering, urinesysteem  snelle groei  geleidelijke groei  groeiversnelling (groeispurt)  voltooiing van de groei timing + groeisnelheid = individueel verschillend  kleine interindividuele variatie + variatie wordt groter  grote interindividuele variatie

16 2.1 Ontwikkelingspatronen
kenmerken hersenen, zenuwstelsel, ogen, bovenste deel van het gelaat, delen van de schedel  zeer snelle groei  groei vertraagt, rond 8 jaar > 90% volgroeid + trage groeivoltooiing snelle ontwikkeling geeft op jonge leeftijd coördinatieproblemen  kleine interindividuele variatie + variatie wordt groter  grote interindividuele variatie

17 2.1 Ontwikkelingspatronen
kenmerken primaire geslachtskenmerken eierstokken/eileiders, baarmoeder/vagina, teelballen, prostaat/penis secundaire geslachtskenmerken borsten, haar rond geslachtsorganen, strottenhoofd, baard en snor  relatief snelle groei  bijna geen groei  groeiversnelling (groeispurt)  voltooiing van de groei timing + groeisnelheid = individueel verschillend  kleine interindividuele variatie + variatie wordt groter  grote interindividuele variatie

18 2.1 Ontwikkelingspatronen
Kenmerken lymfeklieren, thymusklier, appendix, lymfeweefsel in de darm (regulators immuunsysteem)  zeer snelle groei  zeer snelle groei + maximum ±11 jaar (200%) dan vermindering immuniteit timing + groeisnelheid = individueel verschillend  kleine interindividuele variatie + variatie wordt groter  grote interindividuele variatie

19 2.2 Gestalte en gewicht relevantie voor de trainingspraktijk
gestalte en gewicht zijn belangrijk voor elke sport fysiek profiel voetballer vs gymnast fysiek profiel van een targetspits, centrale verdediger, doelman, flankaanvaller, … zeer duidelijk: algemeen ontwikkelingspatroon groeispurt variatie in groei variatie in groeisnelheden ontstaan van geslachtsverschillen nadelen van vroegtijdige specialisatie omwille van gestalte! waar zet een coach die niets weet over ontwikkeling zijn grootste of kleinste jeugdspeler meestal en waar zeker niet? levert dit de beste opleiding op of het beste resultaat in het weekend?

20 2.2 Gestalte en gewicht  snelle groei  geleidelijke groei
 groeiversnelling (groeispurt)  voltooiing van de groei  kleine interindividuele variatie + variatie wordt groter  grote interindividuele variatie

21 2.2 Gestalte en gewicht  snellere groei dan gemiddeld en
max. groeivoorsprong op 1 jaar  tragere groei dan gemiddeld en max. groeiachterstand op 8 jaar  grotere groeiversnelling (groeispurt) dan gemiddeld  voltooiing van de groei, gelijk aan gemiddeld variatie in groeisnelheden percentielen: p97 – p95- p90 – p75 - p50 - p25 – p10 – p5 – p3

22 2.2 Gestalte en gewicht

23 2.2 Gestalte en gewicht oorzaken van verschillen
kleinere PHV bij meisjes (2cm/jaar) pre-adolescente groei bij jongens duurt 2 jaar langer (5cm/jaar) groei bij meisjes stopt 2 jaar vroeger

24 tegen de volwassenheid
2.2 Gestalte en gewicht gemiddelde PHV ± 14 jaar bij jongens ± 12 jaar bij meisjes PHV -2 jaar PHV -1 jaar PHV +1 jaar PHV +2 jaar vroeg matuur groeivoorsprong gemiddeld matuur laat matuur groeiachterstand wordt weggewerkt tegen de volwassenheid grotere gestalte groter gewicht bredere heupen, smallere schouders kortere beenlengte meer vetmassa meer spiermassa grotere botbreedte

25 2.2 Gestalte en gewicht gewicht kenmerken
 gewicht jongens en meisjes ongeveer gelijk  gewichtstoename jongens en meisjes ongeveer gelijk, jongens iets groter gewicht  groeispurt van meisjes begint vroeger, meisjes tijdelijk iets zwaarder dan jongens  jongens zwaarder dan meisjes  grote verschillen in gewicht

26 2.2 Gestalte en gewicht oorzaken van verschillen
kleinere Peak Weight Velocity (PWV) bij meisjes pre-adolescente gewichtstoename bij jongens duurt 2 jaar langer gewichtstoename bij meisjes stopt 2 jaar vroeger

27 2.2 Gestalte en gewicht Body Mass Index (BMI) gewicht gestalte² 85 kg
20 25 30 ondergewicht normaal gewicht overgewicht obesitas tijdens adolescentie is BMI niet betrouwbaar: eerst groeispurt dan pas gewichtstoename

28 2.3 Lichaamssamenstelling
relevantie voor de trainingspraktijk water eiwitten mineralen vetten uithouding- sporten kracht- sporten belastende en zeer energetische sporten zwemmen een kind heeft procentueel meer lichaamswater dan volwassenen: kan het kind dan beter de lichaamswarmte regelen? neen want: kleinere zweetcapaciteit kleinere mechanische efficiëntie extreme hitte: overvloedig drinken (steeds belangrijk!) koude: opgelet want kinderen koelen zeer gemakkelijk af

29 2.3 Lichaamssamenstelling
ontwikkeling water eiwitten absoluut volume: sygmoïde toename procentueel volume: afname met 10-15% jongens hebben vanaf de adolescentie meer lichaamswater dan meisjes procentuele toename met 5% mineralen procentuele toename met 3%

30 2.3 Lichaamssamenstelling
ontwikkeling vetmassa voor de adolescentie: weinig geslachtsverschillen tijdens groeispurt: sterke toename bij vrouwen constante vetmassa bij mannen volwassenheid: vrouwen ±150% van de vetmassa van mannen (10 vs 14kg) vetten vetmassa stijgt van 10 naar 15% bij mannen van 10 naar 25% bij vrouwen vetvrije massa daalt van 90 naar 85% bij mannen van 90 naar 75% bij vrouwen

31 2.3 Lichaamssamenstelling
ontwikkeling vetten toename vetmassa eerste levensjaar: hypertrofie kindertijd en adolescentie: hyperplasie = kritieke periode vetverdeling intern vetweefsel rond organen: vooral toename tijdens de kindertijd onderhuidse vetweefsel (isolatie, bescherming, metabolisme): is sterk verdeeld over het lichaam en ontwikkelt zich vooral tijdens de adolescentie appeltype vs peertype

32 2.3 Lichaamssamenstelling
lichaamstypes  endomorf bolronde lichaamstype ronde buik en romp veel onderhuids vet  mesomorf zware atletische lichaamsbouw veel spiermassa grote botbreedte weinig onderhuids vet brede schouders  ectomorf lang en smal zeer lange romp en ledematen

33 2.3 Lichaamssamenstelling
lichaamstypes 2-5-2 voetballer 2-4-4 afstandsloper 4-8-1 powerlifter

34 2.4 Botten relevantie voor de trainingspraktijk
botbreuken bij kinderen groeischijven van kinderen onaangepaste belasting kan leiden tot een verkalking van pezen miniatuurmodel van het bot kraakbeen continu proces van botaanmaak en botafbraak door osteoblasten en osteoclasten lengtegroei en breedtegroei van het bot verschillen in botontwikkeling lange botten ontwikkelen meestal voor de korte botten bij meisjes is de botontwikkeling meestal vroeger voltooid geslachtsverschillen in botbreedte treden pas op na de adolescentie botverkalking (osteocyten) einde van botverkalking en einde van lengtegroei vallen meestal samen

35 relevantie voor de trainingspraktijk
2.5 Spieren relevantie voor de trainingspraktijk veranderingen in: spiermassa, spieromtrek, spierdikte contractiele eigenschappen metabole eigenschappen weten wanneer geslachtsverschillen ontstaan zodat oefeningen kunnen aangepast worden lactaatverwijdering is minder efficiënt bij kinderen waardoor er bijzondere aandacht moet zijn voor de opeenvolging van verschillende trainingen

36 2.5 Spieren ontwikkeling spiermassa
spiervezeldiameter neemt toe naarmate een kind ouder wordt spiermassa van jongens en meisjes verschilt niet tot de adolescentie, daarna wel spiermassa van jongens vergroot tot 17 jaar (50% gewicht) spiermassa van meisjes vergroot tot 13 jaar (40-50% gewicht) reden: hormonale veranderingen bij meisjes geslachtsverschillen in spiermassa zijn groter in de spieren van het bovenlichaam dan in de spieren van het onderlichaam

37 2.5 Spieren ontwikkeling contractiele eigenschappen
over geslachtsverschillen in spiervezeltypes bestaat geen zekerheid spiervezeldiameter (SVD) tot de adolescentie: SVD bij jongens en meisjes gelijk na adolescentie: SVD van jongens wordt groter dan bij meisjes spiervezellengte: spiervezellengte vergroot tijdens de groei spiervezeltype type I type II onbepaald geboorte 40% 45% 15% 1ste levensjaren omvorming van 15% naar I of II volwassenheid 40-55% 45-60% 0%

38 2.5 Spieren ontwikkeling metabole eigenschappen => ifv energielevering aan het lichaam oxidatieve capaciteit van de spiervezels neemt sterk toe tijdens de ontwikkeling spiervezeltype ATP CP glycogeen geboorte laag 1ste levensjaren stijgt zeer snel = VW waarde volwassenheid (VW) X5 na 1j tot VW 45-60%

39 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
relevantie voor de trainingspraktijk veranderingen in ademhalingssysteem en bloedcirculatie hebben een impact op elke sportactiviteit volwassenen en kinderen reageren anders op inspanningen

40 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
structurele aanpassingen geboorte kindertijd adolescentie hartgrootte laag neemt keer toe tijdens groei hartvolume hartritme 140 80 op 6j 70 op 10j 57-60 mannen 62-63 vrouwen geen geslachtsverschillen lager bij jongens slagvolume rust 3-4ml 40ml 60ml inspanning nog veel groter en vertoont dezelfde toename cardiale output (HF x slagvolume) 0.5l 3l 5l systolische bloeddruk 40mm Hg 75-95mm Hg jongens: 110mm hg meisjes: 100mm hg diastolische bloeddruk vrijwel constant tijdens de ontwikkeling (± 70 mm Hg)

41 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
structurele aanpassingen structuur van het hart (grootte, volume, hartritme, slagvolume, cardiale output, bloeddruk) wordt gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen naarmate men ouder wordt nochtans is er geen enkele fysiologische belemmering voor het leveren van aërobe inspanningen door kinderen

42 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
samenstelling van het bloed geboorte kindertijd adolescentie hemoglobine 20g/100ml halveert na 0,5 jaar tot 10g/100ml stijgt 16g/100ml mannen rode bloedcellen laag mannen 20% meer dan vrouwen witte bloedcellen hoog daalt 20% van bij geboorte hematocriet 50% maar daalt tot 30% mannen: 40-45% vrouwen: 38-42% bloedvetten lipoproteïnen hoger bij vrouwen bloedvolume 400ml geen geslachts- verschillen 5l mannen meer bloedvolume

43 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
samenstelling van het bloed de bloedsamenstelling (hemoglobine, rode en witte bloedcellen, hematocriet, bloedevtten, lipoproteïnen, bloedvolume) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen

44 2.6 Hart, bloedsomloop en ademhaling
geboorte kindertijd adolescentie longen 60-70gr stijgt >1kg longalveolen laag stijgt sterk tot 8j (= volwassen waarde) longvolume 200ml stijgt sterk 8l ademfrequentie 40 30-22 16 geen geslachts-verschillen ademvolume ademcapaciteit sygmoïde ontwikkeling maximale vrijwillige ventilatie 50l/min 100l/min de ademhaling (longen, longvolume, ademfrequentie, ademvolumes en ademcapaciteiten) wordt tijdens de ontwikkeling gunstiger voor het leveren van aërobe en anaërobe inspanningen

45 relevantie voor de trainingspraktijk
2.7 Hormonen relevantie voor de trainingspraktijk lichamelijke ontwikkeling genen (80%) hormonen voeding zenuwstelsel omgeving tekort of overvloed kan ontwikkelingsstoornissen veroorzaken de hormonen zijn verantwoordelijk voor het verschil in lichamelijke ontwikkeling tussen mannen en vrouwen door doping probeert men dezelfde verschillen in lichamelijke ontwikkeling te veroorzaken

46 2.7 Hormonen ontwikkeling groeihormoon
regelt de normale lichamelijke groei (ev. groeiachterstand) concentratie = constant tijdens ontwikkeling schildklierhormonen regelt de normale lichamelijke groei, botontwikkeling en ontwikkeling van lichaamsweefsels, geslachtshormonen (androgenen, testosteron) regelt de normale lichamelijke groei, sexuele maturatie, toename in spiermassa en fusie tussen de groeischijven bij mannen (testosteron en androgenen): meer spiermassa bij vrouwen (oestrogenen): betere botverkalking, ophoping van vet in heup en borsten insuline regelt het metabolisme van de koolhydraten en proteïnen voor het vormen van spiermassa

47 relevantie voor de trainingspraktijk
2.8 Zenuwstelsel relevantie voor de trainingspraktijk belangrijke factor in de ontwikkeling van de motoriek vele vaardigheden ontwikkelen zich spontaan uit reflexmatige bewegingen vanaf jonge leeftijd moet een zo groot mogelijke variatie aan bewegingsimpulsen gegeven worden om het zenuwstelsel zo gevarieerd mogelijk te ontwikkelen

48 2.8 Zenuwstelsel ontwikkeling
eerst ontwikkeling van ruggenmerg en lage hersenstructuren reflexen en reactievermogen primitieve of locomotorische reflexen moro reflex: ontwikkelt later tot kruipen, gaan, zwemmen, … posturale reflexen correctie van evenwichtstoringen dan pas ontwikkeling van hogere hersenstructuren (motorische cortex) gecontroleerde grootmotoriek en fijnmotoriek vanaf 5 maanden eerst trage bewegingen omwille van trage geleidingssnelheid van spiervezels later ontwikkelen snellere bewegingen

49 3. Motorische ontwikkeling
Inleiding Conditionele eigenschappen

50 bewegingsvaardigheden
3.1 Inleiding afbakening sportspecifieke bewegingsvaardigheden fundamentele INVLOED conditionele ontwikkeling motorische lichamelijke gestalte gewicht lichaamssamenstelling botten spieren hart bloedsomloop ademhaling hormonen zenuwstelsel lenigheid kracht snelheid uithouding coördinatie evenwicht

51 3.2 Conditionele eigenschappen
spierkracht - ontwikkeling kindertijd adolescentie geen geslachtsverschillen 6 jaar: 20% van volwassen spierkracht 10 jaar: 35% van volwassen spierkracht 12 jaar: 50 – 60% van volwassen spierkracht geslachtsverschillen ontstaan (reden: mannelijke geslachtshormonen) jongens: groeispurt in spierkracht meisjes: geen groeispurt in spierkracht (60-80% van spierkracht jongens) grootste geslachtsverschillen in schouder- en armkracht, bijna geen geslachts-verschillen in romp- en beenkracht functionele spierkracht stijgt door: toename van de spiermassa en hormonale invloeden neurale invloeden (isolatie van de zenuwvezels) betere coördinatie tussen spieren betere activatie van motorische eenheden max. toename spiermassa: 14,3 jaar max. toename spierkracht: 14,7 jaar

52 3.2 Conditionele eigenschappen
spierkracht – gevolgen krachttraining kindertijd adolescentie verhoogt de spierkracht oorzaak is niet hypertrofie maar wel neuraal procentuele krachttoename bij jongens en meisjes door krachttraining is identiek passief bewegingsapparaat (botten) heeft wel een kleine belastbaarheid waardoor op chronische letsels kunnen ontstaan krachttraining kan een verlies aan lenigheid veroorzaken krachttraining kan een toename van de beenderlengte veroorzaken (tennis, gym) vele negatieve effecten van krachttraining worden pas op lange termijn zichtbaar juiste dosering van trainingsprikkels juiste techniek voldoende opvolging en feedback oorzaak kan hypertrofie van de spieren zijn botdensiteit en botmineralisatie kan verhogen (tennis, hockey)

53 3.2 Conditionele eigenschappen
spierkracht – richtlijnen

54 3.2 Conditionele eigenschappen
lenigheid - ontwikkeling lenigheid is noodzakelijk voor het onderhouden van de gewrichtsmobiliteit en het vermijden van blessures op elke leeftijd kleuters: lenigheid onderhouden maar niet trainen 6-9 jaar: extra lenigheidoefeningen voor heup, schouder en wervelkolom 9-12 jaar: lenigheid moet veel getraind worden, anders sterke afname 12-16 jaar: sterke lengtegroei van de beenderen waardoor de lenigheid sterk afneemt na 16 jaar: verdere afname, dus regelmatige lenigheidtraining

55 3.2 Conditionele eigenschappen
lenigheid - richtlijnen

56 3.2 Conditionele eigenschappen
snelheid - ontwikkeling componenten: reactiesnelheid: verbetert sterk tussen 6 en 12 jaar startsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaar verbetering bij meisjes tussen 5 en 12 jaar geslachtsverschillen vanaf groeispurt max. loopsnelheid: verbetering bij jongens tussen 5 en 17 jaar wendbaarheid: sterke verbetering tussen 5 en 8 jaar geen geslachtsverschillen

57 3.2 Conditionele eigenschappen
snelheid - richtlijnen

58 3.2 Conditionele eigenschappen
hart bloedvaten longen spieren warmteregulatie uithouding - ontwikkeling uithouding aëroob anaëroob daalt hartritme ademhalingsfrequentie stijgt longventilatie cardiale output zuurstofpols VO2max submaximaal vermogen bij bepaalde HF mechanische efficiëntie en warmteregulatie constant relatieve maximale zuurstofopname geslachtsverschillen ontstaan (geslachtshormonen) anaërobe drempel kinderen + volwassenen: ± 75%VO2max kinderen HF ; volw HF kan door training verschuiven anaëroob vermogen (ATP, CP) lager bij kinderen lactaatopstapeling wordt minder verdragen door kinderen waardoor ze een inspanning vroeger stopzetten lagere anaërobe belastbaarheid bij kinderen maximaal geleverd vermogen is duidelijk lager bij kinderen

59 3.2 Conditionele eigenschappen
uithouding - richtlijnen training van de aërobe uithouding kan altijd (ook in de kindertijd), maar of er een trainingseffect optreedt is niet zeker opletten met anaërobe trainingen voor de adolescentie omwille van lagere anaërobe belastbaarheid na de adolescentie kan door doorgedreven uithoudingstraining de aërobe en anaërobe uithouding verbeterd worden

60 3.2 Conditionele eigenschappen
evenwicht - ontwikkeling evenwichtsregeling is stroef in begin maar wordt vloeiender grote correcties van evenwicht worden dan kleiner evenwichtsregeling onderscheidt toppers en subtoppers en beginnelingen evenwichtsregeling wordt sterk beïnvloed door wijzigingen in lichaams-proporties tijdens de ontwikkeling evenwichtsregeling is een beperkende factor in het aanleren van verschil-lende motorische vaardigheden

61 3.2 Conditionele eigenschappen
evenwicht - richtlijnen babyperiode: snelle ontwikkeling van evenwicht door ontwikkeling van de houdingsspieren

62 4. Motorische ontwikkeling
Zintuigen en perceptie Motorische vaardigheden Invloed van maturiteitsverschillen

63 4.1 Zintuigen en perceptie
relevantie voor de trainingspraktijk ontwikkeling van de zintuigen en de perceptuele vaardigheden is belangrijk voor de ontwikkeling van de motorische vaardigheden: positie van het lichaam in de ruimte oriëntatie van de ledematen inschatten van een balbaan vermijden van contact met tegenstrevers reageren op een startschot herstellen van evenwichtsstoringen Hoe besteed je als trainer aandacht aan deze componenten?

64 4.1 Zintuigen en perceptie
zicht en visuele perceptie kindertijd adolescentie gezichtsscherpte accommodatie contrastgevoeligheid zwak ontwikkeld bij geboorte geleidelijke ontwikkeling in kindertijd ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie de ontwikkeling van de gezichtsscherpte en accommodatie is bepalend voor de ontwikkeling van de diepteperceptie en perifeer zicht diepteperceptie

65 4.1 Zintuigen en perceptie
zicht en visuele perceptie

66 4.1 Zintuigen en perceptie
zicht en visuele perceptie kindertijd adolescentie grootte, vorm, beweging van object: object – achtergrond deel – geheel zwak ontwikkeld bij geboorte nog tragere ontwikkeling in kindertijd ontwikkeling is ± voltooid bij aanvang adolescentie ruimtelijke oriëntatie vanaf ± 4j redelijke inschatting van hoog-laag, over-onder, voor-achter vanaf 8 jaar kunnen hoeken ingeschat worden maar nog verwisseling van links – rechts

67 4.1 Zintuigen en perceptie
gevoel en gevoelsperceptie de gevoelsperceptie geeft informatie over: de relatieve positie van lichaamsdelen, positie van het lichaam in de ruimte, lichaamsbewegingen, …

68 4.1 Zintuigen en perceptie
gevoel en gevoelsperceptie verschillende PROPRIORECEPTOREN vertalen de informatie: proprioreceptoren nauwkeurigheid verhoogt sterk tot 7 jaar lichaamsperceptie 4 jaar: kinderen weten wat voor, achter, naast, boven of onder is daarna verbetert de LP sterk tot de adolescentie lateralisatie het besef van 2 aparte lichaamshelften ontwikkelt pas vanaf 4/5 jaar rond 10 jaar is de lateralisatie normaal ontwikkeld laterale dominantie (voorkeur linker/rechter voet) ontwikkelt vanaf 7 maanden na de geboorte 4 jaar: dominantie van een voorkeurshand is normaal ontwikkeld 8 jaar: dominantie van een voorkeurvoet is normaal ontwikkeld lichaamspositie, lichaamsbeweging en positie ledematen 8 jaar: normaal volledig ontwikkeld werken op 2-voetigheid

69 4.1 Zintuigen en perceptie
gehoor en auditieve perceptie absolute geluidsdrempel hoog bij kinderen, maar volledig ontwikkeld tegen 8 jaar differentiële geluidsdrempel gehoorscherpte verbetert sterk tijdens kindertijd en adolescentie plaats en afstand van geluid geluiden dichtbij worden beter ingeschat dan geluiden veraf rond 3 jaar bijna volledig ontwikkeld verschillen in geluid, timing, frequentie, ritme ontwikkelt volledig tegen 10 jaar voor-achtergrond geluid geeft zeer dikwijls problemen bij kinderen tot de adolescentie kinderen zijn snel afgeleid belang van de goede positionering van de trainer tijdens training en wedstrijd!

70 4.1 Zintuigen en perceptie
samenvatting ontwikkeling van zintuigen en zintuiglijke perceptie is voltooid voor de adolescentie vlak na de geboorte: zeer snelle ontwikkeling kindertijd: geleidelijke voltooiing van ontwikkeling informatie-uitwisseling tussen alle vormen van perceptie beweging tijdens eerste levensjaren en de kindertijd is NOODZAKELIJK voor een optimale ontwikkeling van de zintuigen en de perceptie groepsopdracht: in voetbal spelen zowel visuele, auditieve als tactiele prikkels een belangrijke rol bespreek per ¾ hoe dit zich vertaalt naar de praktijk en licht toe voor de groep

71 4.2 Motorische vaardigheden
relevantie voor de trainingspraktijk meisjes jongens leeftijden waarop 60% van de jongens en meisjes voor het eerst  een bepaalde motorische vaardigheid uitvoeren en de volwassen vorm  bereiken tussen  en  worden de verschillende vorderingsstappen  doorlopen

72 4.2 Motorische vaardigheden
relevantie voor de trainingspraktijk ervaren beseffen beheersen bewegingsnatuur bewegingscultuur buiten bereik binnen beleving

73 4.2 Motorische vaardigheden
GAAN hoofd oprichten, kruipen, rechtstaan met hulp, alleen rechtstaan korte en wankelende stappen, voeten plat op grond, armen vooruit, benen breed uit elkaar ontwikkelingsstappen: armen zakken grotere passen en afrollen voeten voeten worden beter onder lichaam geplaatst romp wordt meer voorwaarts gebracht paslengte en wandelsnelheid nemen toe na groeispurt: gangpatroon blijft vrij constant

74 4.2 Motorische vaardigheden
LOPEN lopen ontwikkelt vrij spontaan als paslengte groot genoeg wordt (zweeffase) ontwikkelingsstappen: grotere passen en afrollen voeten voeten worden beter onder lichaam geplaatst buigen van steunbeen bij overbrengen van lichaamsgewicht armen eerst naast het lichaam, maar zwaaien geleidelijk mee eerst telgang dan gekruiste coördinatie vergroten romprotatie looppatroon zonder evenwichtsverlies: ± 6 jaar efficiënt maken van looppatroon kost veel tijd specifiek en geautomatiseerd maken van looppatroon veel clubs besteden 20’ per week aan loop- techniektraining bij jeugdspelers => zinvol?

75 4.2 Motorische vaardigheden
SPRINGEN ontwikkelingsstappen: <2 jaar: sommige kinderen springen al voor 2 jaar eerst ergens af springen (tot cm), landen op 2 voeten 3–6 jaar: zo ver mogelijk springen asymmetrische afstoot zonder arminzet afstoot wordt vlakker lichaamsstrekking verbetert landing verbetert 6-8 jaar: hoog of ver springen kunnen kinderen kiezen AFSTOOT op 2 voeten

76 4.2 Motorische vaardigheden
SPRINGEN ontwikkelingsstappen: 8-11 jaar: kinderen leren afstoten op 1 voet er wordt een aanloop toegevoegd afstoten wordt best door spelvormen en speelse oefenvormen aangeleerd technische vaardigheden: kniezwaai, armzwaai lichaamsstrekking plaatsen afstootvoet evenwichtsregeling in lucht landing AFSTOOT op 1 voet

77 4.2 Motorische vaardigheden
WERPEN 2–3 jaar vanaf 2 jaar systematisch ontwikkelingsstappen: <2 jaar: rudimentaire werpvormen met 2 handen 2-3 jaar: worpen uitsluitend met de arm (strekken elleboog) 3-10 jaar: zelfde voet als werparm wordt voorwaarts geplaatst tegengestelde voet wordt voorwaarts geplaatst romp buigt opzij om meer kracht in worp te steken verwringing schouderas en bekkenas wordt groter werparm wordt meer achterwaarts gebracht en tegengestelde arm dient meer en meer als evenwicht doorvolgbeweging

78 4.2 Motorische vaardigheden
WERPEN geslachtsverschillen: tot 7 jaar: zo goed als geen geslachtsverschillen 7-11 jaar: geslachtsverschillen worden geleidelijk groter rond 12 jaar: ontwikkeling van het werppatroon en vangpatroon stopt bij meisjes jongens kunnen een veel betere slagworp uitvoeren dan meisjes vanaf 12 jaar: sporttakspecifieke onderhandse, bovenhandse, zijwaartse werppatronen worden door de meeste jongens gemakkelijk aangeleerd meisjes zullen bepaalde werpvaardigheden nooit aanleren

79 4.2 Motorische vaardigheden
VANGEN lijkt eenvoudig, maar is het niet voor kinderen gebrek aan balvaardigheid bij vele kinderen wordt veroorzaakt door: slechte anticipatie op balbaan gebrek aan lichaamsbesef schrik om een bal te vangen anticipatie is minder indien: hindernissen of tegenstrevers de verplaatsing naar de bal hinderen interceptiepunt van de bal verder is de bal klein is de balbaan hoog is contrast tussen bal en omgeving niet duidelijk is snelheid van de hoog of zeer laag is

80 4.2 Motorische vaardigheden
VANGEN ontwikkelingsstadia bal wordt meer afgeremd met handen verplaatsing naar het interceptiepunt wordt efficiënter vingers worden meer gespreid vingers opwaarts gericht voor een hoge balbaan vingers neerwaarts gericht voor een lage balbaan vangbeweging wordt korter zodat onmiddellijk een pas gegeven kan worden eerste vangbewegingen bal wordt tussen armen en borst geklemd wegdraaien van het hoofd sluiten van de ogen (bij meisjes dikwijls nog tijdens de adolescentie) in een spelersgroep zitten 2 doelmannen: 1 jongen en 1 meisje – hoe los je hun verschillend ontwikkelingspatroon op in je training?

81 4.2 Motorische vaardigheden
TRAPPEN beweging van het lichaam afstellen op beweging van de bal dit is niet eenvoudig voor kinderen ontwikkelingsstadia: stilliggende bal (vanaf 1,5 jaar) onderbeen duwt de bal weg romp, armen en benen zijn passief trapbeen wordt na balcontact teruggetrokken steunbeen wordt voorwaarts naast de bal geplaatst romp wordt meer achterwaarts gebracht meer romprotatie achterwaarts brengen van armen voor evenwicht follow-through

82 4.2 Motorische vaardigheden
TRAPPEN beweging van het lichaam afstellen op beweging van de bal dit is niet eenvoudig voor kinderen ontwikkelingsstadia: rollende bal (vanaf 3,5 jaar) anticipatie op balbaan wordt moeilijker inschatten van de plaats waar het steunbeen moet geplaatst worden bal die naar hen toe rolt bal die dwars voor hen rolt bal die wegrolt bal in zweeffase (vanaf 3,5 jaar) trappen op een bal die van dichtbij wordt toegeworpen bal die ze zelf laten vallen of opwerpen bal met willekeurige balbaan (>5 jaar)

83 4.3 Invloed van maturiteitsverschillen
relevantie voor de trainingspraktijk tot 4 jaar: geringe interindividuele verschillen vanaf 4 jaar: interindividuele verschillen worden snel groter omgeving waarin kinderen opgroeien (bewegingsprikkels) voorkeur voor bepaalde bewegingsfamilies genetische aanleg participatie in club of jeugdbeweging tot 6 jaar kan men ieder kind echter voldoende boeien met gevarieerde bewegingsactiviteiten specialisatie is niet nodig tot 6 jaar kinderen moeten een voldoende conditionele onderbouw (motorische ontwikkeling ipv fysiek werk!) meekrijgen waarop ze nadien hun sportspecifieke ervaringen kunnen bouwen

84 4.3 Invloed van maturiteitsverschillen
relevantie voor de trainingspraktijk 4-15 jaar (tot en met PHV): vroeg mature kinderen hebben: meer armkracht meer sprongkracht meer kracht in buikspieren en heupbuigers betere prestaties op verschillende motorische vaardigheden zoals lopen, springen, werpen, evenwicht, wendbaarheid, slaan, vangen betere aërobe capaciteit en absolute VO2max (hartvolume en slagvolume) laat mature kinderen hebben: betere relatieve VO2max (invloed van gewicht wordt uitgeschakeld) verschillen zijn het grootst bij de jongens na 15 jaar (PHV): maturiteitsverschillen verdwijnen terug

85 5. Invloeden op de ontwikkeling
Inleiding Sociale en culturele invloeden Psychosociale invloeden Intellectuele ontwikkeling

86 5.1 Inleiding invloed van sociale, culturele, psychologische en intellectuele factoren op de motorische ontwikkeling en fysieke activiteit welke factoren: sociale en culturele normen familiale achtergrond beroep inkomen studiekeuze populariteit van een bepaalde sport psychologische ontwikkeling intellectuele ontwikkeling fysieke activiteit iedereen zou de kans moeten krijgen om aan sport te doen omwille van de positieve effecten op groei, maturatie en ontwikkeling sport heeft ook een zeer positief effect op de verstandelijke ontwikkeling

87 5.2 Sociale en culturele invloeden
geslachtsspecifieke gedragspatronen mannelijke en vrouwelijke gedragspatronen (ook in sport) jongens worden van kinds af gestimuleerd tot klimmen, lopen, springen, voetballen (invloed computergames?) meisjes spelen meer met poppen meisjes oefenen minder hun motorische vaardigheden, wat leidt tot minder vaardigheid en succesbeleving drop-out is veel groter bij meisjes sommige vaardigheden ontwikkelen bij sommige meisjes niet verder na de adolescentie rol van de omgeving van het kind de sportieve vrijetijdsbesteding van de ouders, broers en zussen beïnvloedt de sportieve ontwikkeling van de kinderen de grootte van het gezin heeft eveneens een invloed sportidolen, vrienden of sportbegeleiders kunnen een voorbeeldrolmodel spelen

88 5.2 Sociale en culturele invloeden
invloed van ras of etniciteit verschillen in groei en maturatie gestalte van zwarten > blanken bij kinderen (niet op volwassen leeftijd) gewicht van blanken > zwarten bij kinderen (niet op volwassen leeftijd) verschil in morfologie (lichaamstypes) verschillen in motorische ontwikkeling sommige motorische vaardigheden, loopsnelheid, werpafstand, spronghoogte, oog-hand coördinatie, uithouding invloed van economische factoren voeding, incidentie van ziekten, levensomstandigheden, medische verzorging beter economisch milieu: groter, zwaarder, vetter, PHV vroeger, …

89 5.2 Sociale en culturele invloeden
invloed van klimaat warme landen: betere warmteregeling, meer ectomorf, vroeger matuur, lager gewicht koude landen: meer mesomorf of endomorf (warmte bijhouden) hoogte: meer zuurstof in bloed, kleiner, lichter, later matuur

90 5.3 Psychosociale invloeden
zelfwaardering effect op motivatie zelfwaardering van kinderen mag niet ondermijnd worden belang positieve coaching op maat van het kind! drop-out stoppen kinderen met sport omdat ze motorisch minder vaardig zijn of stoppen kinderen met sport omdat ze een lagere zelfwaardering krijgen opgedrongen, gedemotiveerd geraken, belemmerd worden in de motorische ontwikkeling en dan stoppen attributies succes en mislukking worden op een bepaalde manier ingeschat

91 5.4 Intellectuele ontwikkeling
relevante sportieve kennis feiten uitvoeringen en bewegingen keuzemogelijkheden bij volwassenen lukt dit allemaal beter dan bij kinderen voor 6 jaar kinderen moeten eerst kennis verwerven (duurt niet lang) dan ontwikkelen ze een rudimentaire vorm van de vaardigheid dan kunnen ze juiste beslissingen nemen 6-8 jaar verbale informatie wordt nog niet goed begrepen demonstratie is veel beter vanaf 9 jaar kinderen kunnen ook via de klassieke instructie voldoende info opnemen kinderen zijn meer of minder vatbaar voor één bepaalde manier van informatie aanbieden => differentieer! (demo, uitleg, tekening, vragen, …)

92 5.4 Intellectuele ontwikkeling
snelheid van de cognitieve functies de beschikbare kennis moet snel kunnen aangesproken worden kinderen hebben meer tijd nodig om info te herinneren reactietijd is trager bij kinderen bewegingstijd is trager bij kinderen selectie van de juiste bewegingsantwoorden wordt beter gestructureerd

93 6. Talentdetectie en talentselectie
Relatieve leeftijdseffect (RLE) Bedreiging en oplossingen

94 6.1 Relatieve leeftijdseffect (RLE)
fysieke verschillen: kalenderleeftijd (geboortemaand effect) - speler geboren in januari is 11 maanden ouder dan speler geboren in december - hoe ouder een speler, hoe krachtiger, hoe meer hij/zij in de jeugd het verschil kan maken biologische leeftijd (verschil in maturiteit) - vroegrijpe spelers: biologische leeftijd > kalenderleeftijd - normaal rijpe spelers: biologische leeftijd = kalenderleeftijd - laatrijpe spelers: biologische leeftijd < kalenderleeftijd cognitieve verschillen verschillen in ervaring

95 6.2 Bedreiging en oplossingen
in sporten waarin de fysieke component belangrijk is om wedstrijden te winnen, lijken talentdetectie en –selectie duidelijk beïnvloed door fysieke présence eerder dan door technische of tactische vaardigheid ‘winning isn’t everything, it’s the only thing’ RLE wordt in de hand gewerkt wanneer talentdetectie en –selectie reeds georganiseerd worden op jonge leeftijd (<groeispurt) en in functie van resultaat groepsdiscussie aan de hand van enkele stellingen: een spits die 5 goals maakt bij U8 of U14 moet ‘ne goeie’ zijn we moeten zoeken naar kleine, wendbare, snelle spelers een grote speler is vroeg matuur en dus niet interessant met het oog op de toekomst

96 6.2 Bedreiging en oplossingen
talentdetectie en -selectie in functie competenties en profielen (specifieke voetbaleigenschappen) talent dus loskoppelen van kalender- en biologische leeftijd! nationale jeugdploegen ‘FUTURS’ dispensatie voor laat mature spelers mentaliteitswijziging is de sleutel factor! ‘learning isn’t everything, it’s the only thing’


Download ppt "Instructeur B Voetbal (Getuigschrift B) Ontwikkelingsleer"

Verwante presentaties


Ads door Google