Download de presentatie
GepubliceerdQuinten de Jong Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Leesplezier in de schoolbibliotheek
Training voor ouders en andere vrijwilligers in de schoolbibliotheek Bijeenkomst 1
2
Bijeenkomst 1 Thema: Kinderboeken en leesplezier
Welkom Programma van deze bijeenkomst Belang van vrij lezen en leesplezier Soorten kinderboeken Indeling kinderboeken in bibliotheek Pauze Verschil tussen lectuur en literatuur Afsluiting Stel jezelf en de leescoördinatoren van de verschillende scholen voor. Leg uit dat je geen voorstelrondje doet, met het oog op de tijd, maar dat er straks in groepjes gelegen heid is om kennis met elkaar te maken. Loop even kort het programma door. Vraag of er bepaalde vragen leven bij de ouders en noteer deze op een flap. Geef aan welke tijdens bijeenkomst 1 of 2 aan bod komen en welke niet en kom daar dan aan het eind van de bijeenkomst even apart op terug of stuur het antwoord per mail.
3
Belang van (vrij) lezen en leesplezier
Filmfragment uit college Kees Broekhof 0 – 2.17 min. min. Introduceer de film met te vertellen dat in dit fragment verteld wordt Waarom je met lezen niet vroeg genoeg kunt beginnen. Leesdeskundige Kees Broekhof (Sardes) schreef voor de Bibliotheek op school al een aantal publicaties over de effecten van vrij lezen op taalontwikkeling en hoe je ‘meer lezen’ op een inspirerende manier praktisch vormgeeft in de klas. Zijn belangrijkste bevindingen zijn als college vastgelegd op film. Hij legt hierin uit waarom je bij kinderen niet vroeg genoeg met lezen kunt beginnen. Via woordenschat en diepe woordkennis komt hij uit bij het belang van goede monitoring via de Monitor de Bibliotheekop school. En tot slot vertel hij hoe je als leerkracht zorgt voor meer integrale taalstimulering in de les. Leg uit dat je niet de hele film laat zien, maar alleen het onderdeel waarin over vrij lezen en het belang daarvan vertelt. Maak de overgang van de film naar de volgende sheet door een paar dingen te herhalen: kinderen die meer lezen halen hogere citoscores op het onderdeel taal. Lezen doet een beroep op de taalvaardigheid van een kind: woordenschat, spelling, teksten snappen, basisvaardigheden, technisch lezen. Allemaal zaken die bijdragen aan de taalontwikkeling van een kind.
4
Belang van vrij lezen Technisch lezen is gericht op leren lezen
Vrij lezen is gericht op leesplezier en leesmotivatie Vrij lezen is zelf kiezen wat je wil lezen Wat is het effect van vrij lezen: Ervaren van plezier in lezen Ontwikkelen van eigen smaak Door leesplezier meer gemotiveerd om te lezen Door meer te lezen, wordt je beter in lezen en daarmee beter in taal Wat is er voor nodig: Een toegankelijke, gevarieerde, actuele en aantrekkelijke collectie Een vast moment op de dag waarop iedereen leest (ook de leerkracht) Ouders die helpen bij het uitzoeken van een leuk boek Vrij lezen is zelf kiezen, dus niet: je mag alleen een leesboek, je mag geen strips, je mag alleen een boek op je AVI niveau of je mag pas een nieuw boek pakken als je boek uit is. Alles mag. Ga in op de effecten van vrij lezen: kinderen gaan lezen als positief en plezierig ervaren, en leren wat zij wel en niet leuk vinden om te lezen, zij zien ook wat anderen lezen en dat stimuleert ook weer. Doordat ze plezier krijgen in lezen, gaan ze vaker lezen, ook thuis. En oefening baart kunst, dus door meer te lezen, worden ze er beter in en wordt het nog leuker. Zo ontstaat een opwaartse spiraal. Ga in op wat ervoor nodig is: toegankelijk betekent dat de schoolbibliotheek het liefst elke dag open is, en dat kinderen er dagelijks gebruik van kunnen maken. Dat de bibliotheek goed zichtbaar is op een centrale plek in de school. Dat de boeken in open kasten staan en niet achter slot en grendel. En dat de bibliotheek een uitnodigende uitstraling heeft. Gevarieerd betekent dat er voor elk wat wils is, voor verschillende leeftijden, interesses, meisjes/jongens, makkelijk en moeilijk. Actueel en aantrekkelijk betekent dat er eigentijdse boeken staan die aansluiten bij de leesbeleving van het kind en er mooi en aantrekkelijk uit zien. Dus geen afgedankte boeken van ouders of leerkrachten uit de vorige eeuw. De leerkracht moet zelf ook echt lezen, want hij of zij is het rolmodel voor leerlingen. Door het goede voorbeeld te geven, wordt het voor kinderen vanzelfsprekend en ontstaat er een rustige, positieve atmosfeer die het lezen stimuleert. Ouders spelen een belangrijke rol bij het uitzoeken van een leuk boek. Hoe meer kennis zij hebben van leuke kinderboeken en hoe beter zij in staat zijn om de behoefte van een kind te vertalen naar een leuk boek, hoe beter kinderen geholpen worden.
5
Opdracht Zoek een boek uit de collectie van de bibliotheek dat je leuk lijkt om te lezen als jij kind zou zijn. Bespreek daarna in je groep: Waarom je dit boek het hebt uitgekozen Voor welke leeftijd je denkt dat dit boek geschikt is Waarom een kind dit boek wel of juist niet zou kiezen. Maak de overgang van het belang van ouders bij het uitkiezen van een leuk boek. Leg uit dat deze opdracht bedoeld is om zelf te ervaren hoe het is om een leuk boek te zoeken. Sluit de opdracht af met vragen als wat vond je moeilijk bij het uitzoeken, waar liep te tegen aan, wat viel je op. En behandel een paar punten waar je op kunt letten bij het uitzoeken van een boek: uiterlijk, titel, schrijver, achterkant, illustraties, bladspiegel (5 min.). Vertel dat daar in bijeenkomst 2 verder op ingegaan wordt.
6
Functies van kinderboeken
Fase 1: 0 – 4 jaar Leesbevordering is vooral gericht op: Kennis maken met boeken en ontwikkelen van leesmotivatie. Fase 2: 4 t/m 8 jaar Taalontwikkeling en leren lezen Fase 3 – 9 t/m 12 jaar Cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Literatuureducatie gericht op: Uitbreiding van literaire competenties Fase 1: 0 – 4 jaar Leesbevordering is gericht op: Kennis maken met boeken en ontwikkelen van leesmotivatie. Boekensoorten: knisperboekjes, badboekjes, kussenboekjes, kartonboekjes Ontwikkelen van leesmotivatie Boekensoorten: aanwijsboeken, kijk- en zoekboeken, informatieve boeken, boeken met versjes en liedjes, prentenboeken en voorleesboeken. Fase 2: 4 t/m 8 jaar Taalontwikkeling(woordenschatuitbreiding, zinsbouw, verhaalstructuur) Boekensoorten: kijk- en zoekboeken, prentenboeken, informatieboeken, voorleesboeken, dichtbundels Leren lezen Boekensoorten: eerste leesboekjes (leesboekjes op één AVI niveau, samen-leesboeken, meegroeiboeken, stripverhaaltjes, informatieboekjes, dichtbundels. Fase 3 – 9 t/m 12 jaar Leesbevordering gericht op: Cognitieve ontwikkeling (interesse in feiten en gebeurtenissen) Boekensoorten: doe-boeken, informatie in beeld en woord. Sociaal-emotionele ontwikkeling (belangstelling voor mensen en situaties) Boekensoorten: prentenboeken, voorleesboeken, dichtbundels, recreatieve boeken en Kinderjuryboeken. Literatuureducatie gericht op: Uitbreiding van literaire competenties (aandacht voor vormkenmerken van boeken, zoals taalgebruik, stijl, verhaalstructuur, onderwerpkeuze) Boekensoorten: Kinderjuryboeken en Griffeljuryboeken, poëziebundels, verhalende informatieboeken.
7
Soorten kinderboeken Versjes en poëzie Prentenboeken Voorleesboeken
Boeken om te leren lezen ‘Makkelijke’ boeken voor kinderen die moeite hebben met lezen ‘Moeilijke’ boeken voor kinderen die juist snel leren lezen Leesboeken of jeugdromans (fictie) Informatieve boeken (non-fictie) Stripverhalen Versjes en poëzie De boeken die tot deze soort behoren hebben hoofdzakelijk tot doel speels met de taal in al haar rijkdom om te leren gaan. Vaak wordt de tekst ondersteund door bewegingen en/of muziek, zeker als het gaat om oude of nieuwe rijmpjes en versjes. De communicatieve kant in de zin van samen met een versje bezig zijn, is van wezenlijk belang. Rijm, ritme, metrum en beeldspraak spelen een grote rol. Dichters zijn te vergelijken met schilders. Met weinig woorden zetten ze een situatie neer of geven een gevoel weer. Er wordt met taal gespeeld en geëxperimenteerd. Doelgroep 1 t/m 8 Prentenboeken In prentenboeken wordt het verhaal hoofdzakelijk verteld door de prenten. Vaak is er sprake van een ondersteunende tekst, soms is er geen tekst aanwezig. De bedoeling van verhalende prentenboeken is dat kinderen er hun eigen verhaal bij kunnen bedenken met ondersteuning van de gedrukte tekst. Op de prenten is veel meer te zien dan wat er in de tekst staat. Doordat prentenboeken worden gemaakt door kunstenaars worden kinderen ook geconfronteerd met diverse tekenstijlen. Ook op dat terrein leren ze zo hun smaak ontwikkelen. Nieuw zijn de digitale prentenboeken en interactieve animatiefilmpjes die van bestaande prentenboeken zijn gemaakt. Voorleesboeken Voorleesboeken laten de kinderen door middel van ander taalgebruik kennismaken met een andere, maar herkenbare wereld. Door de voorlezer gaat het verhaal leven, de luisteraar vertaalt de gehoorde tekst in beelden. Om een verhaal tot leven te wekken, moet de voorlezer het eerst zelf beleefd hebben (dat wil zeggen: zelf gelezen hebben). Er zijn voorleesboeken met korte verhaaltjes, vaak over een hoofdpersonen duo. En er zijn voorleesboeken met een doorlopend verhaal. Het is belangrijk dat het voorlezen niet ophoudt als kinderen zelf kunnen lezen, omdat voorlezen een bijzondere relatie tussen voorlezer en luisteraar bewerkstelligt. Bovendien verrijkt de geschreven taal de woordenschat en zinsbouw van kinderen. Boeken om te leren lezen Deze soort is er speciaal op gericht om kinderen te leren lezen in duo’s of tijdens het vrij lezen. In de eerste fase van de leesontwikkeling heeft de leerling de handen vol aan de techniek, wat een beperking oplevert voor begrip en beleving. Als een boekje er aantrekkelijk uitziet en een boeiend verhaal bevat, versterkt dat de motivatie om te leren lezen. Met name in de lagere niveaus worden veel serie-boekjes ingezet. Deze zijn door bekende kinderboekenauteurs geschreven en door bekende illustratoren van tekeningen voorzien. De verhouding tekst-tekeningen varieert per serie. De boekjes zijn meestal dun, zodat het kind er niet te lang over zal doen. Makkelijk lezen Voor kinderen in groep 6 en hoger die aanzienlijk meer moeite met het leren lezen hebben of die een hekel aan lezen hebben, zijn er speciale series met boeken op het eigen belevingsniveau. Het leesniveau is laag, de omvang van het boek en de hoeveelheid tekst zijn gering. Dit zijn de zogeheten “Makkelijk Lezen” boeken. Zo blijft hun motivatie voor lezen wel bestaan, waardoor zij blijven lezen en zo het technische lezen blijven oefenen en kunnen verbeteren. In veel bibliotheken zijn Makkelijk Lezen Pleinen ingericht. Zie ook: Doelgroep: groep (3) 4 t/m 6 (7/8) Voor hoogbegaafde kinderen zijn te makkelijke boeken een probleem. Deze kinderen hebben juist boeken nodig waarin moeilijkere onderwerpen worden aangesneden, die meer inlevingsvermogen en een grote leeservaring vragen. Kijk voor leeslijsten op Leesboeken of jeugdromans (fictie) Deze boeken zijn erop gericht het plezier in het zelf lezen van boeken te stimuleren. Het belevingsniveau is belangrijker dan het AVI niveau. Kinderen moeten kunnen kiezen welke categorie boeken ze graag willen lezen: recreatieve boeken, kinderjuryboeken, griffeljuryboeken. En het onderwerp of genre dat hen aanspreekt. Binnen deze boekencollectie gaan kinderen op zoek, met hulp van een volwassene of medeleerlingen, naar het beslissende boek. Doelgroep: groep (4) 5 t/m 8 Informatieve boeken (non-fictie) Dit soort boeken leert de kinderen greep te krijgen op de wereld door begrippen aan te duiden en samenhang te laten zien. Tot deze soort worden gerekend: de aanwijsboeken, de instructieve boeken, de informatieve prentenboeken, de informatieve boeken. Informatieve boeken geven in tekst en beeld informatie over bepaalde onderwerpen. Doelgroep: groep 1 t/m 8 Stripverhalen Het stripboek is een verhaal waarbij de tekening en tekst samengaan; de loop van het verhaal wordt aangegeven door de tekeningen. Door het samengaan van kijken en lezen zorgen zij voor een andere leesbeleving, vooral bij visueel ingestelde kinderen. Strips nodigen lezers uit om de humor, spanning en het verhaal te ontdekken in de tekeningen en het taalgebruik. Er is dan ook een grote overeenkomst tussen het prentenboek en het stripverhaal. Doelgroep: groep 3 t/m 8
8
Indeling kinderboeken in bibliotheek
AK Prentenboeken voor kleuters E Eerste leesboekjes tot 7 jaar A Leesboeken voor 7 t/m 8 jaar B Leesboeken voor 9 t/m/ 12 jaar C Leesboeken voor 13 t/m 15 jaar D Leesboeken voor 15 jaar en ouder AJ Non-fictie voor 4 t/m 8 jaar J Non-fictie voor 9 jaar en ouder Laat aan de hand de etiketten op de rug voorbeelden zien. Vertel hierbij ook kort over de pictogrammen op leesboeken – zie volgende sheet.
9
Genres bij leesboeken Laat een paar voorbeelden zien van boeken met genre etiketten achterop de rug.
10
Indeling in Avi niveau Bij de eerste leesboekjes wordt het AVI niveau toegevoegd AVI zegt iets over het technisch leesniveau CLIB zegt iets over het begrijpend leesniveau Leg uit dat er bij eerste leesboekjes nog een andere indeling gehanteerd wordt, namelijk het AVI niveau. Het AVI systeem geeft aan hoe goed een kind technisch kan lezen. Dat betekent dat het aangeeft hoe goed een kind de woorden in een tekst kan lezen. Ook geeft het AVI-systeem aan hoeveel moeilijk leesbare woorden een boek bevat. Twaalf AVI-niveaus Er zijn twaalf AVI-niveaus die zijn gekoppeld aan de leerjaren op de basisschool. Per leerjaar zijn er twee niveaus: een niveau halverwege het leerjaar (M voor Medio) en een niveau aan het einde van het leerjaar (E voor Einde). Bijvoorbeeld: AVI-M3 staat voor het technisch leesniveau van de gemiddelde leerling halverwege (medio) groep 3. AVI-E7 staat voor het technisch leesniveau van de gemiddelde leerling aan het einde van groep 7. Begrijpend leesniveau Naast het AVI-niveau is er ook het CLIB-niveau. Dit geeft aan hoe moeilijk een tekst te begrijpen is. Het begrijpend leesniveau van een kind geeft aan hoe goed een kind begrijpt waar een tekst over gaat. De resultaten van de toetsen Begrijpend lezen van Cito geven aan op welk CLIB-niveau uw kind kan lezen. Ook leesboeken worden naar CLIB-niveau ingedeeld. Bijvoorbeeld: CLIB-4 staat voor de gemiddelde vaardigheid van begrijpend lezen van leerlingen in groep 4. Maak duidelijk dat deze niveaus gebruikt worden bij het technisch lezen op school. Bij vrij lezen speelt deze indeling geen rol.
11
Vrij lezen op school Sluit af met een film over vrij lezen vanaf 2.18 tot 3.05 over kiezen van boeken. Vat samen wat de juf noemt (boek moet leuk zijn, sluit aan bij de interesse van het kind, zie er aantrekkelijk uit en voor het helpen bij het kiezen, moet je de collectie goed kennen).
12
Vijf vinger regel Hoe kan een kind zelf testen of een boek niet te moeilijk is? Kies een boek. Lees de eerste bladzijde. Steek bij elk woord dat je niet begrijpt een vinger op. Als je aan het eind van de bladzijde vijf opgestoken vingers hebt, is het boek waarschijnlijk te moeilijk voor je. Tot slot nog een handige tip om te testen of een boek niet te moeilijk is voor een kind.
13
Pauze
14
Lectuur of literatuur? “Je geeft kinderen boeken die in alle opzichten de moeite waard zijn, omdat ze er nog van moeten groeien” J. Linders (recensente jeugdliteratuur) Vertel kort over Bas Maliepaard – recensent van kinderboeken bij Trouw (zie ook Luister daarna naar een stukje uit het interview met Bas Maliepaard (vanaf 2.00 tot circa 5.10 min.). Vraag welke kenmerken hij noemt van ‘flutlectuur’ (humor, dicht op de huid van kinderen geschreven met thema’s als geheime liefde, populair zijn, juiste kleding, coole mobieltjes, geen verbeelding, simpel taalgebruik, geen beeldspraak, oppervlakkig, weinig psychologische diepgang, je hoeft niet zelf na te denken, geen suggestie, alles wordt gespeld ingevuld). Schrijf ze op de flip-over en vraag of ouders dit herkennen. Laat ze een paar voorbeelden van boeken noemen, ook uit hun eigen tijd (Kameleon e.d.). Noem een paar kenmerken van literaire boeken en schrijf ze op (beeldspraak, diepgang, fantasie, reflectie, rijk en creatief taalgebruik, wisselend vertelperspectief, flashbacks) en vraag ouders of ze voorbeelden van zulke boeken kunnen noemen. Sluit af met de conclusie dat voor de taalontwikkeling van het kind belangrijk is dat ze niet alleen flutboeken lezen en daar ligt een taak voor leerkrachten en ouders. Citeer Chambers: “Its our job to take children where they don’t go on their own”. Maak daarna de overgang naar het volgende onderdeel “De drie dimensies van het lezen”.
15
Drie dimensies van lezen
Er zijn drie categorieën kinderboeken: Recreatieve boeken Kinderjury boeken Griffeljuryboeken Recreatieve boeken (vaak serieboeken) – Het boek in dienst van de lezer Deze boeken doen een minimaal beroep op de eigen verbeelding: de auteur vertelt en beschrijft alles. Van hieruit kan de interesse van een kind verlegd worden naar de Kinderjuryboeken. Leesdoel leesplezier, even tijd voor jezelf, wegdromen Relatie lezer alles wordt beschreven en uitgelegd Uiterlijk clichématige kaft Auteur serie is bekender dan auteur Taalgebruik eenvoudig taalgebruik, lange beschrijvende zinnen, Verhaalstructuur chronologische verhaalopbouw Genre avonturen (vaak in clubverband beleefd Kinderjuryboeken (de keus van kinderen) – Lezer en boek zijn gelijkwaardig In deze boeken worden lezers actief bij het verhaal betrokken. Het verhaal doet een beroep op de fantasie van de lezer en identificatie met personages speelt een grote rol. Leesdoel opgaan in de wereld van het verhaal en daarvan deel uitmaken Relatie lezer lezer spiegelt eigen meningen en ideeën aan gebeurtenissen in het boek (identificatie) Uiterlijk realistische tekeningen of foto’s, trendvolgend Auteur favoriete schrijvers van kinderen; schrijft voor de doelgroep Taalgebruik eigentijds taalgebruik, moderne communicatievormen ( , sms’jes), beschrijvingen afgewisseld met dialogen Verhaalstructuur chronologische verhaalopbouw, meerdere vertelperspectieven Genre realistische verhalen (van deze tijd, uit verleden of spelend in ander land) soms met een fantasie-element, fantasy Griffeljuryboeken (de keus van volwassenen) – De lezer in dienst van het boek Deze boeken vragen om een creatieve fantasie en een bewust inzetten van literaire competenties en werken met verbeelding, complexe verhaalstructuren en oorspronkelijk taalgebruik. Leesdoel greep zien te krijgen op (de wereld van) het boek Relatie lezer lezer moet moeite doen om de auteur te volgen een groot beroep op de verbeelding lezer moet openstaan voor nieuwe verhaalstructuren en oorspronkelijk taalgebruik Uiterlijk aandachttrekkende, esthetisch verantwoorde vormgeving Auteurs ‘goede’ schrijvers, niet nadrukkelijk voor doelgroep, literair gehalte Taalgebruik literair taalgebruik, poëtische elementen, beeldspraak, spelen met taal-schrijven-tekenen, gebruik symbolen, verwijzing naar andere boeken Verhaalstructuur meer complexe compositie, meerdere verhaallagen en/of vertelperspectief, afwijkende vertelstructuur, mythische dimensie Genre fantasieverhalen, realistische verhalen, verhaal speelt in een minder bekende wereld: vroeger, ander land, onbekende situaties
16
Opdracht: Zoek een geschikt boek
Neem een kind in gedachten (je eigen kind, neefje of nichtje) Schrijf op een kaartje informatie over je kind: leeftijd, interesse of hobby, leest veel/weinig, leest graag/niet graag Ruil met je buurvrouw of –man van kaartje Zoek een geschikt boek voor het kind op het kaartje Vertel daarna aan je buurvrouw of-man waarom het je een geschikt boek lijkt. Klopt het? Deel kaarten en pennen uit. Vraag ouders hun eigen kind in gedachten te nemen en op een kaartje te schrijven: leeftijd, interesse of hobby, leest veel/weinig, leest graag/niet graag (sheet). Vraag vervolgens om met de buurvrouw of – man van kaartje te ruilen. Daarna gaan ze aan de hand van het kaartje een boek uitkiezen dat hen leuk en geschikt lijkt voor dat kind. Vervolgens vertellen zij aan de betreffende buurvrouw of – man waarom zij denken dat het boek geschikt is voor haar/zijn kind en checken of dat klopt. Daarna worden de rollen omgedraaid.
17
Afsluiting – wat is er allemaal besproken
Vrij lezen en het belang ervan Geoefend met een leuk boek zoeken Functies van boeken, soorten boeken en hun indeling Avi niveau en ClIB en de vijf-vingerregel Lectuur of literatuur Drie dimensies van lezen Oefenen met het zoeken van een geschikt boek Loop de onderwerpen nog even door en vraag of er nog vragen zijn.
18
Vooruitblik tweede bijeenkomst
Rol van de bibliotheek bij het lezen op school Rol van de ouders daarbij Hoe kiezen kinderen Hoe kan je kinderen helpen met vragen Zoeken in de catalogus Verleiden met de collectie Hoe blijf je bij Vertel dat deze bijeenkomst op de eigen school plaats vindt, met de betreffende leescoördinator en ouders. Vermeld de data als die al bekend zijn.
19
Opdracht voor de volgende keer
Lees het materiaal dat tijdens de cursus is uitgedeeld. Vragen? Neem een mooi kinderboek mee (bijvoorbeeld een lievelingsboek van vroeger of van nu of van je kind. Waarom vind jij (of je kind) dit zo’n mooi boek? Pas de vijf vingertest toe uit met kinderen in de schoolbibliotheek of met je eigen kind. Hoe ging dat? Sluit af met het voorlezen van een leuk fragment of gedicht. Geef de opdracht op papier mee en deel de reader voor de ouders uit.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.