Download de presentatie
1
Kijken naar Kinderen Week 3
2
Inhoud week 3 Observeren moet je leren Bespreken voortgang huiswerkopdrachten Betrouwbaarheid en validiteit Registreren van observatiegegevens Instructie huiswerkopdracht 3: ‘Observatiemethode binnen de eigen praktijkplek’
3
Voortgang huiswerkopdracht 1 + 2
Vragen en/of onduidelijkheden?
4
Objectiviteit Objectiviteit: ‘zich bepalend tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel, door je eigen ideeën, ervaringen of door vooroordelen’
5
Observatie oefening (objectief/ subjectief)
6
Objectief observeren bestaat niet…..
We kunnen hooguit spreken van ‘zo objectief mogelijk’ Je moet je hier van bewust zijn en de subjectiviteit tot een minimum proberen beperken
7
7 aandachtspunten om zo objectief mogelijk te observeren
Spreek af wat de doelstelling van de observatie is Spreek af welke centrale observatievraag en welke deelvragen er zijn Spreek af welk kenmerk geobserveerd wordt, welke dimensies dit kenmerk heeft en welke concrete gedragingen hierbij horen (= operationaliseren) Ga na welke concrete gedragingen geobserveerd kunnen worden: waar, door wie, wanneer en hoe lang Spreek af hoe de observatie in kaart wordt gebracht: voluit uitgeschreven of met observatieformulier Weet aan welke zintuigen jij ongemerkt de voorkeur geeft en train jezelf in het gebruiken van andere zintuigen Weet waar jij je aandacht als eerste op richt, oefen jezelf in het aandacht richten op de gebieden die je laat liggen
8
Observator-bias = fouten die de observator maakt bij zijn observatie
Observator-bias kent de volgende oorzaken: Aandacht: de observator richt zijn aandacht op bepaalde zaken en personen en niet op andere Selectie: de observator kijkt vooral naar iets wat zijn belangstelling heeft, de observator gebruikt voornamelijk het ene zintuig en het ander niet Perceptie: bij het omzetten van prikkels in betekenisvolle eenheden gebruikt de observator eigen associaties, herinneringen en betekenissen Plaats: de observator wordt beïnvloed door de omgeving waarin hij observeert Tijd: de observator wordt beïnvloed door het tijdstip van zijn observaties; wat er het eerst en het laatst gebeurde, onthoudt hij nog wel, maar wat daar tussen zit dreigt hij sneller te vergeten Wat vooraf ging: Als je eerst zeer druk gedrag hebt geobserveerd, zal gedrag van een ander hoe dan ook een rustige indruk maken Persoonlijke omstandigheden
9
Psychologische theorieën over hoe wij naar andere mensen en hun gedrag kijken en hoe wij dit gedrag interpreteren Halo – effect: de neiging om een persoon met een aantal prettige kenmerken (volgens de beoordelaar!) nog veel meer positieve eigenschappen toe te dichten Horn – effect: Een persoon die zich in eerste instantie irritant manifesteert, zal negatief worden beoordeeld
10
Betrouwbaarheid Wanneer we spreken over betrouwbaarheid bedoelen we vooral de herhaalbaarheid tot eenzelfde resultaat van de observatie Hoe meer resultaten overeenkomen van verschillende metingen, hoe betrouwbaarder de observatie Hoe veelomvattender de vraag, des te lager de betrouwbaarheid Hoe complexer de gedragingen, hoe moeilijker het is om betrouwbaarheid te waarborgen. 1. Inter- observatiebetrouwbaarheid: de mate van overeenkomst tussen de observaties van verschillende observatoren. 2. Intra- observatiebetrouwbaarheid: de mate van observaties van één en dezelfde observator.
11
Validiteit Een observatie is pas valide als je hebt gemeten wat je wilde meten De gedragingen die geobserveerd zijn moeten duidelijk betrekking hebben op de observatievraag (operationaliseren van begrip) Als bijvoorbeeld de geturfde gedragingen het gevolg zijn van iets anders (bijv. het gevolg van het feit dat jij zit te observeren) dan is de meting niet valide
12
Als je wilt weten of een kind moe is, ga je de term ‘moe’ operationaliseren in concrete gedragingen, zoals geeuwen, naar bed gaan, het hoofd op de tafel laten rusten…. Hoe zorgvuldiger dit gebeurt, des te groter de validiteit zal zijn.
13
Is er sprake van validiteit? Is er sprake van betrouwbaarheid?
Je wilt iemands lichaamslengte meten en gebruikt daarvoor een weegschaal Is er sprake van betrouwbaarheid? Je wilt iemands lichaamslengte meten en gebruikt daarvoor een meetlint van elastiek 16/2/2012 Expertmodule 3 Toetsanalyse / UT S&O en DAAD onderwijsadvies
14
Een observatie die heel betrouwbaar is, is ook altijd valide.
WAAR OF NIET WAAR? Een observatie die heel betrouwbaar is, is ook altijd valide.
15
Verschillende soorten validiteit
Constructvaliditeit (begripsvaliditeit) meet je wat je wilde meten? Zijn de geturfde gedragingen bijvoorbeeld inderdaad uitingen van welbevinden? Inhoudsvaliditeit Hoe groot is de inhoud van de meting? Is er een selectie gemaakt in de te observeren gedragingen? Predictieve validiteit In hoeverre zegt bijvoorbeeld de mate van zelfredzaamheid van een kind op de peuterspeelzaal iets over de zelfredzaamheid van dit zelfde kind binnen de basisschool? Concurrent validiteit In hoeverre voorspellen de observaties gedrag in het heden, bijvoorbeeld vergeleken met andere gegevens over hetzelfde gedrag
16
De CITO toets in het onderwijs
Meerkeuzevragen op het gebied van rekenen, taal, studievaardigheden en wereldoriëntatie * Wat wil deze toets meten? * Is deze toets betrouwbaar volgens jou? Welke factoren kunnen van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de uitslag? * Kun je iets zeggen over de constructvaliditeit en de predictieve validiteit van deze toets?
17
Observeren als dataverzamelingsmethode bij praktijkgericht onderzoek
Binnen praktijkgericht onderzoek vraag je je ook af of er sprake is van externe validiteit In hoeverre zijn de resultaten overdraagbaar naar andere situaties of andere geobserveerde personen? De externe validiteit zegt iets over de generaliseerbaarheid van de resultaten. Meestal is deze niet hoog en zegt de observatie alleen iets over de geobserveerde persoon/ personen op dat dat moment en/of die situatie
18
Registreren De betrouwbaarheid van je uiteindelijke observatie staat of valt met de registratie van die observatie Registreren is het vastleggen van observaties. Een registratie moet een zo objectief mogelijke weergave van deze observaties zijn en mag geen enkele interpretatie bevatten Oefening: ‘Het gerucht’ Welke 6 studenten willen meedoen aan een oefening? De andere studenten zijn observator
19
Ongestructureerde registratie:
Voordeel: voordelig bij ruime onderzoeksvragen; "Hoe gedraagt Tim zich in de nieuwe groep?" Nadeel: je kunt niet alles opschrijven, de observator maakt zelf een selectie, elke observator zal net even een andere selectie maken. Gestructureerde registratie: Structureren van bepaalde gedragingen, gedurende een bepaalde periode, van een bepaald persoon of personen in een bepaalde situatie.
20
Event sampling: gericht op het gedrag; Je gaat pas registreren Als de gebeurtenis, het gedrag dat je wilt observeren plaatsvindt. Bijv.: registreren hoe vaak een kind hulp vraagt van de PM’er. Dan wordt opgeschreven hoe laat dit gebeurde, in welke situatie dit gebeurde en wat er concreet gebeurde Time sampling: Er wordt op van te voren vastgestelde tijden genoteerd welke van de gekozen gedragingen plaatsvinden Bijv. elk uur een kwartier observeren en noteren waar het kind mee speelt. Het ligt aan het soort gedragingen welke tijdsinterval handig is
21
Opdracht: Observeren op de eigen praktijkplek
Op welke manier wordt er binnen de instelling waar jij werkzaam bent geobserveerd? Wordt er geobserveerd volgens een bepaalde observatie methode? Wat is jouw mening over deze manier van observeren?
22
Wordt er bijvoorbeeld geobserveerd vanuit een bepaalde VVE methode?
Kaleidoscoop Piramide Ko- Totaal Startblokken en Basisontwikkeling Sporen Ben ik in beeld
23
Voor deze opdracht ga je je verdiepen in de manier waarop er binnen je eigen praktijkplek wordt geobserveerd. De uitwerking van opdracht A (inventarisatie) en opdracht B (reflectie) verwerk je in een verslag. Je zorgt voor een heldere onderbouwing waarbij je zichtbaar gebruik maakt van de literatuur van Petra de Bil. A. Inventarisatie: Je inventariseert op welke manier er binnen jouw praktijkplek, wordt geobserveerd. Zorg voor zoveel mogelijk informatie, dus ga hiervoor in gesprek met je collega’s en verdiep je in het beleid van de instelling/ organisatie. Je geeft binnen de uitwerking van deze opdracht in ieder geval antwoord op de volgende vragen: Hoe ga je op zoek naar informatie? Hoe ga je de inventarisatie aanpakken? Wordt er op jouw praktijkplek geobserveerd? Wordt er op jouw praktijkplek gewerkt vanuit een bepaalde observatiemethode? Zo ja, welke? En met welk doel?
24
Wordt er gebruik gemaakt van een standaard observatielijst? Zo ja welke?
Is de observatiemethode gekoppeld aan een bepaalde VVE-methodiek? Zo ja welke? Op welke ontwikkelingsgebieden richten de observaties zich? Hoe vaak/ door wie en wanneer wordt er geobserveerd? Worden alle kinderen geobserveerd en gevolgd? Of alleen specifieke kinderen? Vindt er analyse plaats van de observatieresultaten? Zo ja, op welke manier? Wordt er n.a.v. kind observaties passende ondersteuning aangeboden? Illustreer dit met een voorbeeld. Is het team tevreden over de manier waarop er geobserveerd wordt? Wat voor verbeterpunten komen er vanuit het team naar voren? Worden ouders op de hoogte gesteld van de observatiegegevens van hun eigen kind? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Is er sprake van overdracht van observatiegegevens van de kinderen wanneer zij naar een andere groep/ basisschool gaan? Zo ja, op welke manier vindt deze overdracht plaats?
25
B. Reflectie: Na afloop van de inventarisatie reflecteer je kritisch op de wijze van observeren binnen je praktijkplek. Hiervoor beantwoord je de volgende reflectievragen: Wat is jouw mening m.b.t. deze manier van observeren? In hoeverre is er binnen de manier van observeren sprake van objectiviteit, validiteit en betrouwbaarheid? Wat zijn de sterke/ zwakke punten? Noem minimaal 3 realistische verbeterpunten en geef aan hoe deze verbeterpunten gerealiseerd zouden kunnen worden.
26
Tot zo ver… Voorbereiding voor volgende week: Lezen hoofdstuk 5 Petra Bil Starten met huiswerkopdracht 3
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.