Download de presentatie
GepubliceerdCamiel Beckers Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Vuistregels voor het spellingonderwijs http://www. klascement
2
Enkele constateringen
Doceerlessen over de regels van het Groene Boekje. ‘Je schrijft geen tussenletter s als het eerste deel van de samenstelling al op een ‘s’ of ‘x’ eindigt, bv. tennisveld, latexmatras.’ (Uit een veelgebruikt schoolboek) Invuloefeningen met losse letters. (Vul in: d/dd/dt/tt/t, c/k ei/ij enz.) Oefeningen met foutief gespelde woorden. Invuloefeningen met d’s en t’s op de computer zonder motivering of feedback. Lijstjes met moeilijke woorden die de leerlingen uit het hoofd moeten leren: o.m. alliantie, artillerie, faillissement, moratorium, pedicure en rekwisiet (eerste graad).
3
Letters en punten (2010): observaties
Er is geen doorgaande spellingleerlijn vanaf lager onderwijs tot en met eind secundair onderwijs. In het secundair onderwijs worden vooral regels herhaald in een deductief gerichte aanpak. Leerkrachten Nederlands staan met hun zorg voor spellingattitudes vaak geïsoleerd. Het spellingonderwijs zou meer rekening moeten houden met de inzichten van het wetenschappelijk onderzoek (werking van het geheugen). Er is behoefte aan betere instructiemethoden en aan betere instrumenten voor de toetsing van spelling.
4
Spellingstrategieën: hoe gaan we te werk bij het spellen en het leren spellen?
5
Twee soorten strategieën (1)
Directe spellingstrategie (‘spellen volgens schrijfmotorisch patroon’): zonder erbij na te denken. Niet door het woord vaak te lezen. Wel door het woord vaak genoeg te schrijven. Kan in principe voor elk Nederlands woord (behalve voor de werkwoordsvormen).
6
Vlgones een oznrdeeok op een Eglnese uvinretsiet mkaat het neit uit in wlkee vloogdre de ltteers in een wrood saatn, het einge wat blegnaijrk is is dat de eretse en de ltaatse ltteer op de jiutse patals saatn. De rset van de ltteers mgoen wllikueirg gpletaast wdoren en je knut vrelvogens gwoeon lzeen wat er saatt. Dit kmot odmat we neit ekle ltteer op zcih lzeen maar het wrood als gheeel. Giedlewg he!
7
Twee soorten strategieën (2)
Indirecte spellingstrategieën: een bepaalde denkhandeling toepassen. Vijf indirecte strategieën: Fonologische strategie Woordbeeldstrategie Regelstrategie Analogiestrategie Hulpstrategie
8
Welke strategie gebruiken we het meest?
De beginnende speller : vooral de fonologische strategie. De gevorderde speller : meestal de directe strategie (voor woorden die hij al vaak geschreven heeft). Geheugen bewust raadplegen voor ‘moeilijke woorden’: woordbeeldstrategie. Zelden de regelstrategie, de analogiestrategie of de hulpstrategie.
9
Conclusies Spellen leer je in de eerste plaats door te schrijven en het woordbeeld in je geheugen op te slaan. Spellingvaardigheid is in veel gevallen geen kwestie van inzicht, van intelligentie, maar vooral van geheugenkennis. Ook de juiste attitude speelt een belangrijke rol (spellinggeweten en spellingbewustzijn).
10
Vuistregels: aanbevelingen gebaseerd op de spellingstrategieën
11
1 Wees voorzichtig met de regels uit de leidraad van het Groene Boekje.
Niet bedoeld als strategieën voor het spellen of voor didactische doeleinden. Opgesteld ten behoeve van de samenstellers van het Groene Boekje en van de Nederlandse woordenboeken. Technische criteria die moeten leiden tot meer consistentie in de Woordenlijst.
12
2 Wees spaarzaam met spellingregels.
De taalgebruiker gebruikt die regels niet als spellingstrategie, maar doet vooral een beroep op zijn geheugen. Uitsluitend een beroep doen op regels in die gevallen waarvoor duidelijke regels te geven zijn. Meer gebruik maken van analogie: breedte zoals hoogte vind je zoals werk je verbrede zoals brede
13
3 Vermijd uitzonderingsregels.
Regels die betrekking hebben op enkele woorden achterwege laten en gewoon de woorden geven waar het om gaat. Regel 15.C: ‘Als het grondwoord eindigt op een u (uitgesproken als /oe/) of een y (na een medeklinker en uitgesproken als /ie/), dan gebruiken we een apostrof in het verkleinwoord.’ (Groene Boekje, p. 92) Voorbeelden: haiku’tje, tiramisu’tje, baby’tje. De enkele gevallen waar het om gaat behandelen als incidentele uitzonderingen.
14
4 Vermijd onduidelijke of inconsistente regels.
GB: ‘We schrijven doorgaans c in de uitheemse elementen cata-, cate enz., bv. catastrofe, categorisch enz. ‘(p. 26) Wat met katalysator, katapult, katalyse enz.? GB: ‘Een woord waarin we het uitheemse voorvoegsel niet los kunnen zien van het grondwoord behandelen we als ongeleed. Zo is co-ouderschap wel te herleiden tot co = ‘gezamenlijk’ + ouderschap, maar coördinatie is niet co+ordinatie.’ (p. 54) Wat met coöperatie? Betekent dat niet: ‘samen opereren’? Vergelijk ook: sociaaleconomisch en sociaal-cultureel Eskimo’s en indianen
15
5 Formuleer de regels zo eenvoudig en ondubbelzinnig mogelijk.
Veel van de regels, zoals in het Groene Boekje geformuleerd: volstrekt onverteerbaar voor scholieren. Spellingregels overzichtelijker ordenen en omzetten in eenvoudige vuistregels. ‘Schrijf tussenletter -e- als het eerste deel van de samenstelling een woord is dat eindigt op –e.’ Bv. seconde, ziekte dus: secondewijzer, ziekteverlof.
16
6 Breng de spellingregels zoveel mogelijk inductief aan.
Leerlingen leiden de regels zelf af uit voorbeelden. Zie mijn lesideeën en concreet lesverloop op Klascement. Taalbeschouwing: reflecteren op het taalsysteem. Regelkennis onmisbaar voor de spelling van de werkwoordsvormen.
17
7 Zorg ervoor dat nieuwe woorden volledig worden opgeslagen in het mentale lexicon.
Niet alleen het woordbeeld, maar ook de uitspraak, de betekenis, de morfologie, de gebruikswaarde enz. Nieuwe woorden zowel auditief als visueel aanbieden. Nieuwe woorden altijd in een zinvolle context aanbieden.
18
8 Leer de leerlingen spellen met gebruikmaking van hulpmiddelen.
Volwassenen gebruiken bij het schrijven hulpmiddelen: spellingcontrole van Word, spellinggids, woordenboek enz. De leerlingen moeten die hulpmiddelen leren gebruiken tijdens hun schooltijd. Oefeningen in het gebruik van de spellingcontrole en de digitale versie van het Groene Boekje.
19
9 Vermijd het invullen van letters in oefeningen.
Leren spellen = woordbeelden automatisch in het geheugen opslaan door ze te kopiëren. Oefeningen: alle woorden voluit schrijven en niet alleen maar letters invullen. Fouten verbeteren door opnieuw het hele woord juist te schrijven.
20
10 Breng de leerlingen niet in verwarring.
Leerlingen niet met foutieve woordbeelden confronteren. Leerlingen geen fouten laten zoeken in woordenreeksen. Leerlingen niet laten kiezen uit t, d, dt, tt, dd. Leerlingen wel in de passende context de juiste vorm van het werkwoord zelf laten produceren.
21
11 Kom tegemoet aan de concrete behoeften van de leerlingen.
Klassikaal spellingonderwijs is vaak tijdverlies. Wat voor de klas als geheel geen probleem is niet klassikaal behandelen. Klassikaal behandelen wat klassikaal een probleem is, individueel wat zich tot individuen beperkt.
22
12 Zorg voor de individuele remediëring van de leerlingen.
Leerlingen oefenen individueel volgens hun eigen noden. Leerlingen corrigeren zelf met behulp van een correctiemodel. Bij twijfel of vergeten raadplegen ze zelfstandig de hulpmiddelen. Leerlingen daarbij controleren en helpen.
23
13 Oefen de leerlingen in het controleren en reviseren van eigen teksten.
Leerlingen hun eigen teksten leren reviseren. Leerlingen mekaars teksten laten nakijken. Leerlingen bij het nakijken van eigen of mekaars teksten gebruik leren maken van alle mogelijke hulpmiddelen.
24
14 Integreer het spellingonderwijs in het schrijfonderwijs.
Om ongewenste systeemscheiding te voorkomen en de motivatie bij de leerlingen te verhogen. Spelling is maar één aspect van schrijfvaardigheid. In de eerste plaats aandacht schenken aan meer essentiële aspecten van het schrijven.
25
15 Werk aan een gezonde spellingattitude.
Spelling = een product van weten, kunnen en willen. Spelfouten zijn vaak het gevolg van een gebrek aan concentratie en motivatie. Een gezonde spellingattitude: een spellinggeweten en een spellingbewustzijn. Leerlingen bewust maken van het maatschappelijk belang van spelling in formele schrijfsituaties. Leerlingen motiveren om eigen teksten op fouten te controleren.
26
Taalbeschouwing (1) Met leerlingen nagaan wat het verband is tussen spelling en tekstsoort, boodschap en taalgebruik. Leerlingen bewust maken van het verschil tussen de schrijftaal en de sms- en chattaal. Leerlingen beseffen in welke gevallen een tekst goed verzorgd moet zijn en absoluut geen spelfouten mag bevatten.
27
Taalbeschouwing (2) Taalbeschouwing: ontdekken wat de verschillen zijn tussen de spelling van het Nederlands en die van andere talen. Taalbeschouwing: onderzoeken welke maatschappelijke attitudes, oordelen en vooroordelen tegenover correct spellen bestaan. Spelling kan onderdeel zijn van het taalbeleid van de school.
28
DICTEES Grouwe gebauwen, louwe thee, holadio, holadié, word je broer dominee? Heel gemakkelijk, zo'n dictee. Jan vermeid het komietee, en de mijd bleikt heel tevre, wat gemakkelijk, zo'n dictee. Heremejee... ik heb een twee.
29
A-u, o-u, a-u-w, o-u-w of dubbel ee, word je broer moet met dt, wat een smerig rot-dictee. En 't zijn niet alleen dictees waar ik hier op school voor vrees: ook elk opstel dat ik schrijf staat van rooie strepen stijf.
30
Streep toch niet zoveel, meneer, anders durven wij niet meer, worden wij ons leven lang zelfs voor brieven schrijven bang. A-u, o-u, a-u-w, o-u-w of dubbel ee, D of t of een dt – stop ermee! Stop ermee! (Willem Wilmink)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.