Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdRoeland de Winter Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Hoorcollege Interpretatie Inleiding Literatuurwetenschap
dr. Ewout van der Knaap
2
Interpretatie Drie vormen van interpretatie: - Auteursgericht
- Dialogisch - Deconstructivistisch
5
Schrift en schriftfobie
Schriftfobie: angst voor geschreven woord, dat buiten de onmiddellijke aanwezigheid van een spreker of auteur functioneert Jean-Jacques Rousseau: schrift is het supplement van gesproken taal: Gedachte Gesproken taal Schrift
7
Interpretatie Interpretatie die uitgaat van auteursintentie
Interpretatie die uitgaat van een dialoog tussen lezer en tekst Interpretatie die niet uitgaat van de mogelijkheid van een betekeniscentrum
8
Auteursintentie Reconstructie van de oorspronkelijke bedoeling van de auteur: aanwezig maken van de oorspronkelijke stem van de auteur. ‘Achterhalen’ van betekenis: het goed verstaan of begrijpen van de manier waarop een tekst tot stand is gebracht. Proces van uitleggen is omkering van het creatieve scheppingsproces.
9
Auteursintentie Dus: betekenisinhoud = resultaat van de reproductie van het scheppingsproces (van eindpunt (tekst) terug naar beginpunt). Meer dan alleen maar aanvoelen van de gesteldheid/bedoeling van de auteur. Zoeken naar wetenschappelijke basis hiervoor: toetsbaar, verifieerbaar.
10
Auteursintentie Friedrich Schleiermacher (1768-1834)
Hermeneutiek: systematisch geheel van literatuurinterpretatie Hermeneuein: uitspreken, verklaren, uitleggen, vertalen Aanzet tot algemene interpretatieleer op wetenschappelijke basis
12
Auteursintentie Methodologie tweeledig doel:
1] herhalen of reproduceren v/d oorspronkelijke gedachtegang van auteur 2] interpreteren van structuur van de tekst en zijn relatie tot andere teksten in zijn historische bepaaldheid > strikt historische benadering
13
Auteursintentie Deze methodologie heeft twee pijlers:
1] Psychologisch begrijpen 2] Grammaticaal begrijpen Ad. 1] bv. Anton Ehrenzweig, The Hidden Order of Art. A Study in the Psychology of Artistic Imagination (1967) Ad. 2] bv. de filologie, maar bv. ook: ‘authentieke’ muzikale uitvoeringen
14
Auteursintentie Mogelijkheid van een oorspronkelijke stem, mogelijkheid deze stem te achterhalen. E.D. Hirsch, The Validity of Interpretation (1967): wetenschappelijke fundering voor de interpretatie Bovenhistorische en historische betekenis = betekenis en duiding
16
Auteursintentie Hirsch: ‘Juist omdat de betekenis van een tekst steeds dezelfde blijft, is de betrekking ervan op een nieuwe situatie telkens anders’ Maar: kunnen we ontsnappen aan onze eigen historische gesitueerdheid? Is ‘oorspronkelijke’ betekenis bereikbaar? Is betekenis (‘oorspronkelijke’ betekenis) niet altijd al een duiding?
17
Dialoog tussen lezer en tekst
Hans-Georg Gadamer ( ) (!) ‘Wij kunnen ons niet uit de geschiedenis weghalen’ Interpreet is situatiegebonden Interpreet moet zich daarvan bewust zijn Interpreet moet dit bewustzijn expliciteren
19
Dialoog Verleden ‘als zodanig’ is onbereikbaar: je bent altijd gevangen binnen de grenzen van je eigen, specifieke historische situatie Voorverstaan, vooroordeel: traditie waarin de interpreet zich bevindt, die hij meeneemt ‘Oorspronkelijke’ stem ‘op zichzelf’ kan nooit worden achterhaald
20
Dialoog Onoverbrugbaarheid tussen verleden van de tekst en heden van de interpreet Hermeneutiek = vertaling van een tekst naar een latere historische situatie, waarbij een tekst tot een lezer spreekt die geen directe toegang tot het verleden (en daarmee: de oorspronkelijke stem) van de tekst heeft.
21
Dialoog Interpretatie: niet reproductief, maar productief, niet reconstructief, maar constructief, niet eenduidig, maar open. twee horizonnen: lezershorizon (historische gesitueerdheid) en teksthorizon (historische bepaaldheid) Interpretatie: dialoog tussen deze twee
22
Dialoog Horizonversmelting:
1] Interpreet getuigt expliciet van zijn/haar eigen positie (interpretatiekader); 2] Interpreet is zich ervan bewust dat een interpretatie nooit ‘af’ is.
23
Geen betekeniscentrum
Horizonversmelting: is dat mogelijk? Kun je zomaar een stukje van je eigen historische gesitueerdheid wegsmelten, om ‘dichter’ bij een tekst te geraken? Is er wel sprake van versmelting, niet van een toe-eigening?
24
Geen betekeniscentrum
Jacques Derrida (1930) Goede wil tot verstaan is dubieus Gadamer: ‘[Hermeneutiek] is de kunst om datgene wat iemand eigenlijk had willen zeggen te kunnen vatten’ Derrida: ‘Goed verstaan’ – verhulde machtsuitoefening?
26
Geen betekeniscentrum
Onmogelijkheid van verstaan: eenduidig verstaan wordt altijd door de tekst zelf ontweken. ‘Tekst zelf’ is niet: oorspronkelijk betekeniscentrum…, … maar: oppervlaktestructuur van het schrift – het vrije spel van talige tekens
27
Geen betekeniscentrum
Differentiedenken: gaat niet uit van logos,van oorsprongen en essenties, maar van verschillen. Differentiële structuur: ‘betekenis’ is aan structuur van verschillen gebonden aan momentane context gebonden
28
Geen betekeniscentrum
(Ferdinand de Saussure): 1] taal is arbitrair systeem 2] identiteit van talige tekens is niet gegeven, maar ontstaat via verschil met andere tekens Woorden: betekenissen staan niet op zichzelf, maar zijn het effect van verschillen
29
Geen betekeniscentrum
Betekenis is oneindig veranderlijk: - plaats van het woord in context - etymologie van het woord - klankassociaties met andere woorden Derrida: ‘beweging van betekenis is mogelijk voor zover elk element dat ‘aanwezig’ is, gerelateerd is aan iets dat anders is dan zichzelf’.
30
Geen betekeniscentrum
Voorbeeld: Stéphane Mallarmé (Franse dichter) ‘Or’ (goud): twee letters, lettergreep, woord Woord: d’éclats d’or, dorure Letters: majore, trésor, dehors Or = zelfstandig naamwoord (goud), maar ook adjectief (gouden) en een tussenvoegsel (welnu)
31
Geen betekeniscentrum
Mallarmé speelt met de volgorde en klanken van woorden. Vaak plaatst hij ‘or’ na ‘son’ (bezit. voornaamwoord: hij, maar ook zelfstandig naamwoord: geluid) ‘son or’ is dan: ‘zijn goud’, maar het klinkt tegelijkertijd als ‘sonoor’ of ‘weerklinkend’ Woorden laten aarzelen tussen hun grammaticale functie en hun betekenis
32
Geen betekeniscentrum
Ondermijnen van relatie betekenaar (klank, woord) en betekende (concept) Klank op conventies gebaseerd, betekende niet minder onvast: betekenis kan alleen worden uitgedrukt in woorden Woorden verwijzen naar woorden, verwijzen naar woorden, verwijzen naar woorden (zie: het woordenboek)
33
Geen betekeniscentrum
Lezers/interpreten blijven gevangen in het doolhof van betekenaars: nooit sta je oog in oog met het Concept (Oorsprong) Zelf. Betekenis: niet alleen effect van verschillen tussen woorden, maar ook: effect van de materialiteit (klank) van woorden Taal en literatuur: spel van betekenaars
34
Geen betekeniscentrum
Er gaat geen wereld vooraf aan dit spel: er is geen ‘oorspronkelijke’ of ‘vaste’ betekenis ‘achter’ of ‘onder’ het schrift Omkering van waarden: omkering van binaire opposities Één term binnen oppositie altijd bevoorrecht (man-vrouw, licht-donker)
35
Geen betekeniscentrum
Deconstructie: laten zien dat dergelijke opposities arbitrair, geconstrueerd zijn. Ontmaskering van tegenstellingen die wij ‘voor waar’, ‘gegeven’, ‘natuurlijk’ houden. Binaire opposities brengen het oneindig ‘woekeren’ van betekenis kunstmatig tot stilstand, want: iedere ‘gegevenheid’ creëert de illusie van een ‘vaste’ betekenis.
36
Geen betekeniscentrum
Aldus: Taal, schrift is voor Derrida een oncontroleerbaar, eindeloos verschuivend spel van betekenissen – je zult nooit bij de ‘oorsprong’, de ‘basis’, het ‘ding zelf’ uitkomen. Auteur heeft op dit spel uiteindelijk geen vat: betekenis holt voor lezer én auteur uit. ‘Sluitende’ interpretatie onmogelijk
37
Geen betekeniscentrum
Problemen: - zoektocht naar de ‘oorsprong’ noemt Derrida een metafysisch geweld: hier tegenover stelt hij het geweld van het vrije spel der tekens. - ’slecht’ geweld tegenover ‘goed geweld’: een nieuwe binaire oppositie…
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.