Download de presentatie
GepubliceerdGuus Lenaerts Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
1.1 Verlichting Stroming tegen de macht van de koning en kerk en wilde dat men zelf meer ging nadenken. Kennis moest gebaseerd worden op wetenschap en niet op katholieke ideeën Belangrijke verlichte denkers: Baruch Spinoza, Isaac Newton en John Lock.
2
Liberalisme Door de industriële revolutie ontstaat er een invloedrijke groep --> willen vrijheid en invloed op de regering. Liberalen willen vrijheid en gelijke rechten, kapitalisme.
3
Verenigde Staten Onafhankelijkheidsoorlog( 1775-1783)
Maakten zich los van Engeland en werden een Republiek.
4
Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap.
Eind 18de eeuw--> Frankrijk bijna falliet Staten Generaal (parlement 1200) moest praten over meer belasting. 10 juni 1789 Nationale Vergadering (groep uit de derde stand) --> grondwet rechten en plichten van de mens (ook de koning)
5
14 juli 1789 Bestormen van de Bastille(wapens)
Nationale vergadering --> nieuwe regering van Jacobijnen geleid door Robespierre. Volkssoevereiniteit -->het recht van een volk om over hun eigen lot te bepalen.
6
Veranderingen door de Jacobijnen.
Afschaffen het koningschap(Republiek) Alle burgers gelijk. Nationaliseren de kerkelijke bezittingen. Recht op werk en eten. Afschaffen slavernij in de Franse koloniën.
7
Terreur Periode van schrikbewind: iedereen die tegen de Jacobijnen waren werden onthoofd. Ieder die vroeger een belangrijke positie had, van Adel waren of politieke tegenstanders werden vermoord. Robespierre in 1794 terechtgesteld
8
1.2 Napoleon Nieuwe grondwet --> het volk heeft inspraak in het bestuur MAAR heeft de tegenovergestelde gedaan! Napoleon trok alle macht naar zich toe --> Dictatuur. Slavernij werd weer geïntroduceerd. Zichzelf tot keizer gekroond.
9
Conservatisme Na 25 jaar oorlog stond Frankrijk aan de rand van de afgrond. Ontstaan van Conservatisme: Tegen veranderingen; volgens conservatieven leiden revoluties alleen maar tot bloedvergieten en economische achteruitgang.
10
Congres van Wenen Na de val van Napoleon organiseren de overwinnende landen het Congres. De landen zijn erg conservatief en plaatsen weer de adel, kerk en koning aan de macht.
11
Revolutie 1848 Veel mensen ontevreden met het Congres want ze vonden hen te conservatief. 1848 opstanden --gevolg--> Franse Republiek uitgeroepen. In andere landen ook revoluties die eisten democratisering; ze eisten inspraak in de regering, stemrecht en afschaffen censuur.
12
De meeste revoluties werden neergeslagen.
Oorzaak: de onenigheid tussen de revolutionairen. Ze waren het niet eens met elkaar over de manier van regeren. Positief: Europese heersers waren geschrokken en probeerden langzamerhand te democratiseren. Koning Willem II (NL) was bang voor een revolutie en gaf hij het meeste van zijn macht aan het parlement --> Parlementaire democratie.
13
Nationalisme Nationalisme: liefde voor je eigen volk.
Vinden hun eigen land en volk het beste. Nationalisten zien een volk(natie) als een groep mensen met dezelfde cultuur, taal, achtergrond etc. Volkssoevereiniteit/ Jacobijnen zorgden ervoor dat men zich als volk voelde. Pas toen Napoleon bijna heel Europa veroverde realiseerde men hoe gehecht ze waren aan hun eigen gewoontes.
14
Natiestaat: Staat en volk zijn samen.
Meeste staten van adels --> meerdere naties in één land. Nationalisten vonden dat iedere natie zijn eigen staat moest hebben. Duitsland en Italië bestonden uit kleinere staten die later de staten tot een grote natiestaat wilde verenigen.
15
Imperialsme Door kapitalisme en nationalisme concurreerden de Westerse staten om de rijkste en machtigste land in de wereld te worden. GEVOLG--> Imperialisme. Imperialisme: het creëren van ongelijke verhoudingen tussen landen op economisch, cultureel en politiek gebied.
16
1.3 Klassenstrijd Door de Industriële revolutie en Imperialisme ontstaat er een nieuwe invloedrijke groep. Door de komst van deze groep verdwijnt de Standen samenleving. Klassensamenleving: samenleving waarin niet je geboorte maar je opleiding of sociale klasse je positie in de samenleving bepaalt.
17
Socialisme Door de grote ongelijkheden in inkomen ontstaat het socialisme. Socialisten wilden gelijkheid. Liberalen willen: persoonlijk eigendom, particulier bezit. Socialisten willen: dat bezit eerlijk wordt verdeeld, alle mensen gelijk, staat controleert over productiemiddelen, vinden nationalisme niet goed omdat willen dat iedereen gelijke rechten had.
18
Communisme Sommige socialisten wilden niet alleen dat bezittingen eerlijk werden verdeeld maar wilden bezit afschaffen, dit noemen we communisme. Karl Marx vond dat er een ongelijke verhouding was tussen de eigenaren van (kapitalisme) fabrieken etc en arbeiders. Marx wilde een dictatuur van het proletariaat(arbeiders). Marx dacht dat alle arbeiders in de wereld in opstand zouden komen tegen het kapitalisme.
19
Feminisme(emanicpatie)
De strijd om gelijke rechten van vrouwen. Doel: Het krijgen van gelijke politieke, economische en sociale rechten voor vrouwen. Eerste feministische golf: vrouwenkiesrecht. Tweede feministische golf: financiële en seksuele vrijheid.
20
Abolitionisme Afschaffing van de slavernij.
21
Afrika na de onafhankelijkheid
3.3 Afrika na de onafhankelijkheid
22
Waarom geen economische en politieke vooruitgang voor Afrika na dekolonisatie?
Het falen van politieke leiders Buitenlandse bemoeienis Economische afhankelijkheid
23
Falende leiderschap en buitenlandse bemoeienis!
Sommige landen kapitalisten en anderen communist. Staten leenden vaak geld van de voormalige kolonisator of de SU--> werden als verraders gezien. Leiders werden dictators om macht te houden.
24
Inspraak van anderen werd niet toegestaan.
Oppositie vaak vermoord Veel corruptie Vriendjes politiek
25
Economische afhankelijkheid en modernisering!
Afrikaanse staten afhankelijk van het Westen Probleem --> eenzijdige economie Door modernisering probeert men dit te veranderen --> probleem: veel geld lenen van het buitenland/ wereldbank.
26
Probleem met het lenen van geld?
Wereldbank kreeg kritiek omdat ze geld leenden aan corrupte leiders die het geld misbruikten. Door industrialisatie verwaarloosden ze de agrarische sector. Om rente te betalen op leningen moesten ze grote delen van voedsel geven. Na dekolonisatie--> veel droogte--> oogsten mislukken--> hongersnood.
27
Ontwikkelingssamenwerking
De naam Derde wereldlanden wordt niet meer gebruikt. Tegenwoordig --> ontwikkelingslanden Veranderd omdat klinkt als minderwaardige landen. Ontwikkelingssamenwerking: hulp geven voor de economie, sociale en politieke ontwikkeling.
28
Afrikaanse Unie Voorbeeld: samenwerking op de groene muur.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.