Download de presentatie
GepubliceerdEdith Vermeiren Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
POLITIEKE TEGENSTELLINGEN HOOFDVRAGEN VAN DE SOCIOLOGIE
WOUT ULTEE HOOFDVRAGEN VAN DE SOCIOLOGIE
2
(DIS)COHESIE ONDERSCHEID DOOR SYMBOLEN TOENEMEND DECORUM OP UNIVERSITEITEN SCHERPERE MAATSTAVEN VOOR BESCHAAFD GEDRAG TOENEMENDE OVERDRACHT VAN CULTURELE HULPBRONNEN
3
(DIS)COHESIE POLITIEKE (DIS)COHESIE GROEPSGEBONDEN STEMGEDRAG POLITIEKE ONVERSCHILLIGHEID THUISBLIJVEN BIJ VERKIEZINGEN LAGE KIJKCIJFERS ACTUALITEITEN- RUBRIEKEN GODS- DIENST EN CONFES- SIONELE PARTIJ KLASSE EN LINKSE PARTIJ OPLEIDING EN NIEUW RECHTS
5
Politieke en sociale tegenstellingen
Sociale tegenstellingen in de samenleving Politieke tegenstellingen in de samenleving Sociale positie van individuen Politiek gedrag van individuen
6
Historisch-materialistische hypothese:
De klassen van een samenleving hebben onverenigbare belangen En de leden van een klasse die een bepaalde groep vormen en zich tot bepaalde groepen aaneen hebben gesloten ijveren meer voor een politieke partij die de vrije markt aan banden legt en hun politieke en sociale rechten vergroot
7
(ook wel: Heath-index)
Een maat voor politiek-sociale tegenstellingen: Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
8
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
9
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
10
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
11
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
12
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
13
Oddsratio = (80*62)/ (20*38)=6.5 Odds ratio’s (ook wel: Heath-index)
Voorbeeld Zweden 1965 (zie ook UAF 2003, p.608)
15
Sociologische benadering van stemgedrag In UAF: Integratietheorie
ontstaan in de jaren ‘40 aan de Universiteit van Columbia Lazarsfeld, Berelson, Gaudet (1948); Lispet & Rokkan (1967) groeplidmaatschap heeft effect op stemgedrag stemmen is symbolisch gedrag om loyaliteit t.o.v. een groep uit te drukken ook socialisatie is van belang groepsnormen belichamen belangen
16
voorbeeld afleiding mobiliteitshypothese uit de integratietheorie
Naarmate mensen sterker in een klasse zijn geïntegreerd conformeren ze zich meer aan de in deze groepering bestaande normen over stemmen Mensen zijn hechter in een klasse geïntegreerd wanneer ze daar van kinds af aan deel van uit maken Mensen die sociaal mobiel zijn zullen minder volgens de normen van hun eigen klasse stemmen dan mensen die sociaal stabiel zijn
17
De samenhang tussen wel/niet handarbeider en wel/niet links stemmen in Nederland
19
Op de tweede dia over alleen stabielen
waren voor elk jaar de odds ratio’s hoger dan op de eerste dia voor alle mensen die tot een bepaald klasse behoren zowel voor mannen als voor vrouwen BEVESTIGING MOBILITEITSHYPOTHESE AFGELEID UIT DE INTEGRATIEHYPOTHESE EEN OG STERKERE BEVESTIGING BIJ HET VOLGENDE PLAATJE MET DRIE INTEGRATIEFACTOREN
22
In Nederland is het verband tussen klasse en al dan niet links stemmen
Veel zwakker dan het verband tussen religie en het al dan niet confessioneel stemmen De religieus-politieke tegenstellingen zijn in Nederland sterker dan de sociaal-politieke tegenstellingen
23
Stemmen op confessionele partijen in Nederland 1945-2006
24
Samenhang volgens odds-ratio’s tussen al dan niet kerklid zijn en al dan niet stemmen op religieuze partij Door de tijd heen
25
Samenhang volgens odds-ratio’s tussen al dan niet kerklid zijn en al dan niet stemmen op religieuze partij trend
26
Figure 1b: Trend in church membership, church attendance and denomination in percentages between 1971and 2006 Bron: NKO Figuur uit: De Graaf, Jansen, Need (2009, working paper)
27
Samenhang op basis van odds-ratio’s tussen denominaties en stemmen op religieuze partij (telkens vergeleken met onkerkelijken, de referentiegroep) Bron: De Graaf, Jansen, Need (2009, working paper)
28
Samenhang op basis van odds-ratio’s tussen denominaties en stemmen op religieuze partij (weer onkerkelijken als referentie) Bron: De Graaf, Jansen, Need (2009, working paper)
30
Sociale mobiliteit (-) Homogamie (+) Vakbondslidmaatschap (+)
Andere voorspellingen van de integratietheorie Sociale mobiliteit (-) Homogamie (+) Vakbondslidmaatschap (+) Kerklidmaatschap (-) Kerkgang (-)
31
De gevolgen van vijf factoren tegelijk: eigen klasse, mobiliteit,
lid vakbond, kerklidmaatschap en Kerkgang Leidt tot een odds ratio van 91,0 (91*90)/(10*9)
34
Een causaal model voor stemgedrag
Structurele factoren Lange termijn factoren Korte termijn factoren Sociale achtergrond- kenmerken Ideologie, partijbinding, waarden strijdpunten, voorkeuren, evaluaties Stemgedrag Klasse Religie Taal Etniciteit AOW Immigratiebeleid lijsttrekker voorkeur beoordeling kabinet Partij identificatie links-rechts ideologie (post)materialisme
35
Op welke partij stem je dan?
Als de norm van de ene groep waartoe je behoort je de ene kant op trekt en de norm van de andere groep waartoe je behoort de andere kant, Op welke partij stem je dan? Mensen met dergelijke innerlijke conflicten lossen het probleem op door minder belangstelling voor de politiek te gaan koesteren en helemaal niet te stemmen!
36
“Cross-pressure” Naarmate mensen sterker in een religieuze groep zijn geïntegreerd conformeren ze zich meer aan de in deze groepering bestaande normen over stemmen [op de Republikeinse kandidaat] Mensen zijn minder hecht in een religieuze groep geïntegreerd wanneer ook lid zijn van andere intermediaire groepen die andere normen voorschrijven [Afro-amerikanen: op de Democratische kandidaat] Zwarte protestanten stemmen minder vaak op John McCain dan blanke protestanten en ze blijven ook vaker thuis bij verkiezingen
38
Omkering van de vraag: waarom stemmen mensen niet?
Niet-stemmen beschreven Een toetsing van de integratietheorie voor niet-stemmen in twee contexten Nederland (hoge opkomst) en de Verenigde Staten (lage opkomst)
39
Opkomst bij nationale verkiezingen in 23 landen rond 2000
Australië 96 Spanje 71 België 91 Frankrijk 68 Luxemburg 87 Ierland 66 Denemarken Finland 65 IJsland 84 Japan 63 Duitsland 82 Canada Zweden 81 Israël 62 Italië Groot-Brittannië 60 Nederland Noorwegen 79 75 Portugal 51 Griekenland Verenigde Staten 50 Oostenrijk 74 Zwitserland 43
40
Opkomst bij nationale verkiezingen in Nederland en de Verenigde Staten 1964-2010
1967 94.9 1964 61.9 1971 79.1 1968 60.9 1972 83.5 55.2 1977 88.0 1976 53.1 1981 87.0 1980 54.0 1982 1984 1986 85.5 1988 50.1 1989 80.3 1992 55.0 1994 78.4 1996 49.1 1998 73.2 2000 50.4 2002 78.8 2003 79.9 Nederland TK TK 60.7 2008 (veel) hoger?
41
Integratiehypothese over niet stemmen
Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire groeperingen van Westerse industrielanden, leven ze de normen van deze groeperingen over al dan niet gaan stemmen sterker na. Mensen zijn hechter in een samenleving geïntegreerd wanneer ze daar langer deel van uitmaken. Ouderen houden zich meer aan de norm dat je behoort te stemmen dan jongeren.
42
Afleidingen uit de integratiehypothese die op één factor betrekking hebben:
Bij verkiezingen hebben: Ongehuwden een grotere kans niet te stemmen dan gehuwden/samenwonenden Onkerkelijken een grotere kans om niet te stemmen dan kerkleden Niet-vakbondsleden een grotere kans om niet te stemmen dan vakbondsleden Jongeren een grotere kans om niet te gaan stemmen dan ouderen Lager opgeleiden een grotere kans om niet te gaan stemmen dan hoger opgeleiden Ouderen een grotere kans om niet te gaan stemmen dan mensen van middelbare leeftijd
43
% niet-stemmers: verbanden in Nederland en de Verenigde Staten
Opleiding laag 11.1 36.9 Opleiding hoog 5.9 29.3 Verband opleiding (11.1*94.1)/(5.9*88.9)=2.0 (36.9*70.7)/(29.3*63.1)=1.4 Jong 14.5 58.2 Middelbaar 9.0 31.9 Oud 6.5 19.5 Verband jong vs middelbaar (14.5*91)/(9*85.5)=1.7 (58.2*68.1)/(31.9*41.8)=3.0 Verband jong vs oud (14.5*93.5)/6.5*85.5)=2.4 (58.2*80.5)/(19.5*41.8)=5.7 (%wel stemmen) 88.9 94.4
44
Wie ziet een fout in deze cijfers?
Afleiding uit de integratiehypothese over thuisblijven die op twee factoren tegelijk betrekking heeft Wie ziet een fout in deze cijfers? Er moet niet 5,6 staan, maar 8,6!
45
Afleiding uit de integratiehypothese over thuisblijven die op drie factoren tegelijk betrekking heeft Percentage vrouwen dat in zegt niet te hebben gestemd volgens de Verkiezingsonderzoeken
47
wie stemt op de nieuwe rechtse partijen, wie stemt extreem rechts?
De nieuwe vraag: wie stemt op de nieuwe rechtse partijen, wie stemt extreem rechts?
48
Wie zei in 2009 op de PVV te gaan stemmen?
En wie zei in 2009 zeker niet PVV te gaan stemmen? Gegevens uit de Familie-enquête Nederlandse Bevolking 2009 van de Sectie Sociologie van de Radboud Universiteit Nijmegen
49
WEL OF NIET PVV STEMMEN Alle personen 11,9 % Rest niet-westers
12,1 9,7 Mbo of lager hoger dan mbo 16, ,8 Vader mbo of lager vader hoger 17, ,1 Vader lager hoger 4,6 1,9 geen kerklid wel 24,6 9,7 geen wel 13,3 12,8 geen wel 4,8 4,3 geen wel 0,7 4,7
50
HET CONTRAST BINNEN DE ALLOCHTONEN
TUSSEN MBO OF LAGER EN HOGER DAN MBO LEVERT EEN ODDS RATIO OP VAN 5,1 HET CONTRAST BINNEN DE ALLOCHTONEN TUSSEN ENERZIJDS ZELF EN VADER MBO OF LAGER EN GEEN KERKLID EN ANDERZIJDS ZELF EN VADER HOGER DAN MBO EN WEL KERKLID LEVERT EEN ODDS RATIO OP VAN 6,6
51
Zeker niet PVV STEMMEN Alle personen 71,4 % Rest niet-westers
71, ,4 Mbo of lager hoger dan mbo 64, ,2 Vader mbo of lager vader hoger 64, ,4 Vader lager hoger 83,3 86,3 geen kerklid wel 58,5 72,2 geen wel 64,0 77,6 geen wel 82,6 84,3 geen wel 87,8 83,1
52
HET CONTRAST BINNEN DE ALLOCHTONEN
TUSSEN MBO OF LAGER EN HOGER DAN MBO LEVERT EEN ODDS RATIO OP VAN 2,9 HET CONTRAST BINNEN DE ALLOCHTONEN TUSSEN ENERZIJDS ZELF EN VADER MBO OF LAGER EN GEEN KERKLID EN ANDERZIJDS ZELF EN VADER HOGER DAN MBO EN WEL KERKLID LEVERT EEN ODDS RATIO OP VAN 3,5
54
IS DE PVV EXTREEM RECHTS?
EEN SUGGESTIEVE VRAAG. BETER: IN WELKE MATE EN IN WELKE OPZICHTEN IS DE IDEOLOGIE EN HET BELEID VAN DE PVV LINKS OF RECHTS?
55
HOE MEER VERHOGEN, DES TE LINKSER
EEN STAAT LEGT DE MENSEN PLICHTEN OP, EN DE BELANGRIJKSTE PLICHT IS MISSCHIEN WEL BELASTING BETALEN HOE MEER EEN PARTIJ DE BELASTING WIL VERLAGEN, DES TE RECHTER IS DIE PARTIJ, HOE MEER VERHOGEN, DES TE LINKSER
56
COLLECTIEVE GOEDEREN: CULTUUR MET EEN HOOFDLETTER
OVERHEDEN BETALEN UIT DE BELASTINGEN DE VOORTBRENGING VAN ALLERLEI COLLECTIEVE GOEDEREN ALS EEN PARTIJ WIL DAT BEPAALDE COLLECTIEVE GOEDEREN NEIT DOOR DE STAAT WORDEN VOORTGEBRACHT, IS DIE PARTIJ RECHTSER COLLECTIEVE GOEDEREN: WEGEN PUBLIEKE OMROEP CULTUUR MET EEN HOOFDLETTER
57
MENSEN HEBBEN TEN OPZICHTE VAN DE STAAT RECHTEN,
ZOALS SOCIALE RECHTEN EN DIE RECHTEN ZIJN UNIVERSEEL IEDEREEN KRIJGT AOW ALS EEN PARTIJ DIE RECHTEN TOT BEPAALDE CATEGORIEËN MENSEN WIL BEPERKEN OF VOOR ALLE MENSEN WIL AFZWAKKEN, IS DIE PARTIJ RECHTSER
58
MENSEN HEBBEN TEN OPZICHTE VAN DE STAAT ALLERLEI POLITIEKE RECHTEN, ZOALS STEMRECHT
ALS EEN PARTIJ EEN CATEGORIE MENSEN VAN STEMRECHT WIL UITSLUITEN, IS DIE PARTIJ RECHTSER
59
OOK INWONERS VAN NEDERLAND HEBBEN DIE
NIET ALLEEN PERSONEN MET DE NEDERLANDSE NATIONALITEIT HEBBEN BEPAALDE RECHTEN TEN OPZICHTE VAN DE NEDERLANDSE STAAT OOK INWONERS VAN NEDERLAND HEBBEN DIE HOER MINDER RECHTEN EEN PARTIJ AAN ENKEL INWONERS TOEKENT IN VERGELIJKING MET PERSONEN VAN NEDERLANDSE NATIONALITEIT DES TE RECHTSER IS DIE PARTIJ
60
EN HET RECHT OP EEN EERLIJK BEOORDELING VAN EEN ASIELVERZOEK
NIET ALLEEN INWONERS VAN NEDERLAND HEBBEN BEPAALDE RECHTEN TEN OPZICHTE VAN DE NEDERLANDSE STAAT OOK VREEMDELINGEN HEBBEN DIE, ZOALS HET RECHT OP ASIEL ONDER BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN EN HET RECHT OP EEN EERLIJK BEOORDELING VAN EEN ASIELVERZOEK HOER MINDER RECHTEN EEN PARTIJ AAN ENKEL VREEMDELINGEN TOEKENT IN VERGELIJKING MET INWONERS EN PERSONEN MET DE NEDERLANDSE NATIONALITEIT DES TE RECHTSER IS DIE PARTIJ
61
T.H. MARSHALL ONDERSCHEIDDE TUSSEN ECONOMISCHE VRIJHEDEN
BURGERRECHTEN ECONOMISCHE VRIJHEDEN POLITIEKE RECHTEN SOCIALE GRONDRECHTEN ZIE UAF, HOOFDSTUK 13
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.