Download de presentatie
1
Het heupgewricht
2
Anatomie van de heup Osteologie Ligamenten Myologie
3
Osteologie Heupgewricht: verbinden femur en os coxae
4
Femur Corpus femoris Collum femoris Caput femoris Trochantor major
Trochantor minor Linea intertrochanterica Crista intertrochanterica Condylus lateralis Condylus medialis
5
Os coxae Facies lunata
6
Articulatio coxae Gewrichtsvlakken - facies lunata - caput femoris
Facies lunata + labrum acetabulare => 2/3 caput femoris Ligamentum transversum acetabuli voltooit gewrichtspan
7
Ligamenten Ligamentum iliofemurale Ligamentum capitis femoris
Zona orbicularis Ligamentum pubofemorale Ligamentum ischiofemurale
8
Zuiver functionele stand van de heup
Gewrichtsvlakken vallen volledig samen bij - anteflexie van 90° - geringe abductie - geringe exorotatie => Stand op handen en voeten
9
Structuur van het femur
Lichaamsgewicht van caput naar femur via collum Speciale structuur proximaal uiteinde femur om grote krachten op te vangen
10
Myologie
11
Dorsale heupspieren Aanhechtend in gebied trochantor minor
Musculus iliopsoas= musculus psoas major(2) + musculus iliacus(1)
12
Aanhechtend in gebied trochantor major
M. tensor fasciae latae M. glutaeus maximus M. glutaeus medius M. glutaeus minimus M. piriformis
13
Ventrale heupspieren Triceps coxae= M. obturatorius internus + Mm. Gemelli (sup & inf) M. quadratus femoris M. obturatorius externus
14
Adductoren van het bovenbeen
M. pectineus M. gracilis M. adductor longus M. adductor brevis M. adductor magnus M. adductor minimus
15
Voorste spieren van het bovenbeen
M. sartorius (biarticulair) M. quadriceps femoris Rectus Femoris (biarticulair) Vastus Lateralis (Externus) Vastus Intermedius Vastus Medialis (Internus)
16
Achterste spieren van het bovenbeen
M. biceps femoris - caput breve (2) - caput longum (1) M. semitendinoses (3) M. semimembranoses (4)
17
Anteflexie en retroflexie
Beweging in het saggitale vlak omheen een transversale as in een frontaal vlak Anteflexie = beweging waarbij de voorkant van het bovenbeen de romp nadert, de onderste extremiteit ligt voor het frontaal vlak door het gewricht Retroflexie: onderste extremiteit ligt achter het frontaal vlak
18
Anteflexie Actieve anteflexie: - actief < passief
- afhankelijk van de stand van de knie gestrekt: tot 90° gebogen: tot 120° of meer
19
Anteflexie Passieve anteflexie: - afhankelijk van de stand van de knie
bij gestrekte knie < bij gebogen knie bij passieve anteflexie beide heupen: naar achter kantelen van het bekken
20
Retroflexie Actieve retroflexie < passieve retroflexie
gestrekte knie > gebogen knie
21
Retroflexie Passieve retroflexie
- tot 20° bij het naar voren uitvallen - 30° indien men met kracht trekt Opm: ballerina’s : uitrekking van het lig. iliofemorale
22
Functie van de ligamenten
Drie belangrijke ligamenten lig. pubofemorale lig. ischiofemorale lig. iliofemorale dorsaal ventrocaudaal
23
Functie van de ligamenten
Alle ligamenten zijn op dezelfde wijze rond het collum gedraaid - bij anteflexie: ontrolling - bij retroflexie: winding rondom het collum lig. iliofemorale (2) lig. pubofemorale (3) lig. ischiofemorale lateraal aanzicht van de rechterheup
24
Functie van de ligamenten
(1)Rechte stand: ligamenten matig gespannen (2)Retroflexie: alle ligamenten gespannen lig. Iliofemorale krijgt de grootste spanning en beperkt de naar achter kanteling van het bekken (3)Anteflexie: alle ligamenten worden ontspannen (1) (2) (3)
25
Functie van de ligamenten
Lig. capitis femoris het ligament draait rond zichzelf en speelt dus geen rol bij de beperking van de beweging laterocaudaal Lig. iliofemorale Lig. ischiofemorale Lig. pubofemorale
26
Anteflexoren Bevinden zich voor het frontale vlak door het middelpunt van het gewricht m. psoas major (1) m. iliacus(2) Vormen samen m. iliopsoas de krachtigste spier met het langste verloop m. sartorius(3) anteflexie (!) abductie exorotatie
27
Anteflexoren - m. rectus femoris(4)
gebruikt bij extensie van de knie gepaard gaande met anteflexie van de heup (cfr. Naar voor zwaaien van het been bij lopen) m. tensor fasciae latae(5) stabilisator van het bekken krachtige abductor en anteflexor
28
Anteflexoren Hulpanteflexoren - m. pectineus(6)
- m. adductor longus(7) - m. gracilis(8) - mm. glutaei minimus en medius(9) hebben nevenbewegingen in de vorm van adductie/abductie of exorotatie/endorotatie
29
Anteflexoren Mm.glutaei minimus en medius M. tensor fasciae latae
M. iliopsoas M. pectineus M adductor longus anteflexie adductie exorotatie anteflexie abductie endorotatie
30
Retroflexoren Twee grote groepen:
- 1e groep insereert aan het proximale uiteinde van het femur - 2e groep insereert in de buurt van de knie
31
Retroflexoren Eerste groep: - m. glutaeus maximus(1 en 1’)
levert meeste arbeid dikste en sterkste spier - mm. glutaei medius(2) en minimus(3) deze spieren geven ook exorotatie
32
Retroflexoren Tweede groep (ischiocrurale groep):
- m. biceps femoris caput longum(4) - m. semitendinosus(5) - m. semimembranosus(6) - m. adductor magnus (7) (hulpretroflexor) Hun effect is afhankelijk van de stand van de knie
33
Retroflexoren Nevenbewegingen: spieren boven de YY’as:
retroflexie en abductie spieren onder de YY’as: retroflexie en adductie
34
Retroflexoren Rol bij de stabiliteit van het bekken in voor-achterwaartse richting Kanteling van het bekken naar achter (cfr. retroflexie) stabilisatie door het lig. Iliofemorale (b) Zwaartepunt boven middelpunt heup labiel evenwicht: geen anteflexoren of retroflexoren nodig
35
Retroflexoren (c) Kanteling van het bekken naar voor
Spieren van de ischiocrurale groep houden het bekken recht (d) Kanteling van het bekken ver naar voor M. Glutaeus maximus zal sterk moeten contraheren
36
Abductie en Adductie Sagittale as
37
Abductie Onderste extremiteiten nr lateraal brengen
Theoretisch: 1 heup abduceren Praktisch: autom. even grote abductie in andere heup Max.abductie = 90° Beperking: collum femoris tg rand acetabulum ( + adductoren en ligg. iliofemorale en pubofemorale ) Training: abductie vergroten
38
Adductie Onderste extremiteiten nr mediaal brengen
geen ‘zuivere’ adductie mogelijk combinaties: retrofexie anteflexie adductie één heup, abductie andere heup zittende houding adductie + anteflexie + exorotatie minst stabiel
39
ligamenten kapsel van art.coxae wordt ventraal en dorsaal versterkt:
lig. iliofemorale superior inferior lig. pubofemorale lig. ischiofemorale
40
Rechte stand: ventrale ligamenten matig gespannen
Abductiebewegingen: lig. iliofemorale pars superior en lig. pubofemorale: aanzienlijk gespannen. lig. iliofemorale pars inferior: ontspannen lig. ischiofemorale: gespannen
41
Adductiebewegingen: lig. iliofemorale pars superior: gespannen lig. pubofemorale: ontspannen lig. iliofemorale pars inferior: enigszins gespannen lig. ischiofemorale: ontspannen
42
Abductoren M.glutaeus medius (rood) M.tensor fasciae latae (blauw)
M.glutaeus maximus (geel) M.glutaeus minimus (oranje) M. piriformis (groen)
43
Adductoren (vooraanzicht)
M.adductor magnus (rood) M.adductor longus (blauw) M.adductor brevis (blauw) M.gracilis (oranje) M.pectineus (bruin)
44
Adductoren (achteraanzicht)
Ischiocrurale groep M.semimembranosus M.semitendinosus M.bisceps femoris caput longum M.glutaeus maximus M.quadratus femoris M.obturatorius internus M.obturatorius externus M.iliopsoas
45
Adductoren M.adductor magnus M.gracilis Ischiocrurale groep
M.semimembranosus M.semitendinosus M.bisceps femoris caput longum M.glataeus maximus M.quadratus femoris en M.pectineus M.obturatorius internus M.obturatorius externus
46
Rol adductoren bij anteflexie/retroflexie
retroflexie (spieren achter frontaal vlak dr middelpunt van gewricht) M.adductor magnus M.adductor tertius Ischiocrurale groep anteflexie (spieren voor frontaal vlak) M.pectineus M.adductor longus M.adductor brevis M.gracilis
47
Enkele voorbeelden:
48
Exorotatie - Endorotatie - Circumductie
49
Exorotatie en Endorotatie
Verticale as Longitudinale as
50
Exorotatie Beweging waarbij de voorvoet naar buiten draait
Meten: - persoon op de buik ligt of op de rand v/e tafel zit Ref. stand: onderbeen 90° maakt met boven been en verticaal gehouden Omvang: 60° Zittende houding: omvang groter omdat bij anteflexie ligg. Iliofemorale en pubofemorale ontspannen Training: lotus-stand
51
Endorotatie Beweging waarbij de voorvoet naar binnen draait
Meten: - persoon op de buik ligt of op de rand v/e tafel zit Ref. stand: onderbeen 90° maakt met boven been en verticaal gehouden Omvang: 30° tot 40°
52
ligamenten kapsel van art.coxae wordt ventraal en dorsaal versterkt:
lig. iliofemorale Superior (1) Inferior (2) lig. Pubofemorale (3) lig. Ischiofemorale (4) lig. Capitis femoris (5) 1 1,2 3 2 3 5 4
53
Exorotatiebewegingen:
- Linea intertrochanterica beweegt van de rand van het acetabulum af => ventrale lig.: gespannen (ook craniaal en dorsaal-craniaal te zien) => lig. Ischiofemorale: ontspannen
54
Endorotatiebewegingen:
- Hierbij gebeurt het tegengestelde: => ventrale lig.: ontspannen (ook craniaal en dorsaal-craniaal te zien) => lig. Ischiofemorale: gespannen
55
Lig. Capitis femoris: Endorotatie en exorotatie: matig gespannen
- slechts een geringe rol bij het beperken van de bewegingen Endorotatie en exorotatie: matig gespannen Exorotatie: collum stoot tegen de rand van het acetabulum dat platgedrukt en omgeklapt wordt
56
De Exorotatoren Pelvitrochantere spieren: exorotatie
- m. piriformis (1) - m. obturatorius internus (2) - m. obturatorius externus (3) mm. Glutaei: maximus (7) en (7’), minimus en medius (8)
57
Adductoren die exorotatie geven: - m. Quadratus femoris (4)
- m. pectineus (6) - m. adductor magnus
58
Endorotatoren - minder dan exorotatoren => leveren 3 keer minder arbeid - deze lopen voor de verticale as - m. tensor fasciae latae (1) - m. glutaeus minimus (2) - m. glutaeus medius (3) - 30° à 40°: m. obturatorius externus (4) en m. pectineus (6) onder het middelpunt van het gewricht => geen exorotatie meer - meer endorotatie: - (4) en (6) voor verticale as => endorotatoren - (1), (2) en (3): exorotatoren - omkeren van de spierfuncties: ligging spiervezels verandert
59
Herhaling Exorotatoren
m. glutaeus medius m. piriformis m. glutaeus minimus m. tensor fasciae latae m. obturatorius externus m. pectineus m. quadratus femoris m. Glutaeus maximus
60
Voorbeelden
61
Circumductiebeweging
Combinatie van elementaire bew., gelijktijdig om de 3 assen Omvang max.: circumductiekegel Beschreven baan: onregelmatige kromme Bewegingen: - sagittale vlak: anteflexie en retroflexie - frontale vlak: abductie en adductie - hor. vlak Doorlopen sectoren: III, II, I, IV, V, VIII Strasser: voorstelling op een bol
62
Figuren circumductie
63
Gewrichtscontact van de heup
64
Factoren die gewrichtscontact bepalen
Zwaartekracht (bij rechte stand) Labrum acetabulare en zona orbicularis van het kapsel. Luchtdruk Ligamenten en spieren
65
zwaartekracht Drukt in rechte stand het acetabulum tegen het caput femoris. (in tegenstelling tot bij het schoudergewricht)
66
Labrum acetabulare en kapsel
Labrum acetabulare vergroot het acetabulum (>halve bol)  houdt dus het caput vast De zona orbicularis van het kapsel rondom het collum helpt hierin nog eens mee.
67
Luchtdruk Onderdruk in acetabulum ïƒ caput komt zelfs bij verwijderen alle aanhechtingen niet los. (Weber) Klein gaatje in fossa acetabuli ïƒ onderdruk weg. Analoog aan Maagdeburger halve bollen.
68
Ligamenten en spieren Ventraal: weinig spieren maar krachtige ligamenten. Dorsaal: spieren zijn het belangrijkst. Werking afhankelijk van de stand van de heup.
69
Recht of retroflexie Ligamenten gespannen, dus ze helpen mee met het gewrichtscontact. (vooral het ligamentum iliofemurale)
70
anteflexie Ligamenten ontspannen, het caput wordt niet krachtig in het acetabulum gehouden ïƒ Instabiele stand Anteflexie + adductie  met kleine kracht reeds luxatie naar dorsaal. (evt. breuk rand van het acetabulum). Gevaar bij auto-ongelukken. Deze houding nooit aannemen met heupprothese.
71
Invloed van spieren en botten op de stabiliteit van de heup
Spieren die in een dwarse richting werken Spieren die in de lengterichting werken Richting van het collum femoris
72
Spieren die in dwarse richting werken
Houden het caput in het acetabulum pelvitrochantere spieren: m. piriformis (1) en m. obturatorius externus (2). Bilspieren : m. glutaeus minimus en m. glutaeus medius (3). Stabiliserende component! (zwarte pijl)
73
Spieren die in de lengterichting werken
Adductoren(4) ïƒ willen caput naar craniaal luxeren! (als dak acetabulum uitgesleten) Congenitale afwijking van het acetabulum ïƒ hoek van Hilgenreiner > 30° Luxatie: centrum caput boven y-as (teken van Putti) samen met omkering hoek van Wiberg. Stabilisatie bij abductie
74
Richting van het collum femoris
Belangrijk zowel in frontale als in horizontale vlak. Frontale vlak: inclinatiehoek normaal 120°, bij congenitale heupluxatie kan deze 140° zijn. Instabiel bij adductie , stabieler bij abductie.
75
Richting van het collum femoris (2)
Horizontale vlak: declinatiehoek gemiddeld 20°. Anteversie van het collum: meer naar voren gericht (bvb 40°) ïƒ eerder luxatie naar voren, reeds bij 25° exorotatie valt as van caput op labrum en niet meer op acetabulum zelf. Endorotatie geeft extra stabiliteit.
76
Het evenwicht van het bekken in dwarse richting
Aan beide kanten ondersteund Aan één kant ondersteund
77
Aan beide zijden ondersteund
Gelijktijdige bilaterale activiteit van de adductoren en de abductoren. Activiteit in evenwicht ïƒ stabiele symmetrische stand. Overheersing één van beidenïƒ kantelen bekken.
78
Aan één zijde ondersteund
Evenwicht alleen verzorgd door abductoren aan zijde van ondersteuning. M. glutaeus medius en minimus en m. tensor fasciae latae.
79
Teken van Duchenne - Trendelenburg
Verlamming of insufficiëntie van de mm. Glutaei mininus en/of medius.
80
Vaak voorkomende heupafwijkingen en fracturen
81
Gebroken heup 3 types: collum-fractuur pertrochantere fracturen
subtrochantere fracturen
82
Heupdysplasie Kom niet mooi ontwikkeld en ondiep
Lichaamsgewicht duwt kop uit kom
83
Heupartrose Beschadiging van het kraakbeen dat het gewrichtsoppervlak bedekt
84
Heupkopnecrose Afsterven van de heupkop wanneer doorbloeding onderbroken
85
De heupprothese
86
Algemene vorm van de prothese
87
Geschiedenis Marius Nygaard Smith Peterson Sir John Churnley
Glazen prothese Faling na enige tijd Nieuwe weg geplaveid Sir John Churnley Cup uit kunsstof Caput femoris vervangen door metalen prothese Goede glijding => nieuwe standaard Standaard: kunststof op metaal Vele nieuwe technieken Zoals cementloze heupprothese Nieuwe materialen…
88
De grote stappen van de operatie
Scheiding van femur en gewrichtspan Beschadigde of gedegenereerde caput femoris verwijderen Uithollen en uitkuisen van gewrichtspan Gewrichtscup van prothese plaatsen en in plaats gehouden door schroeven of botcement Uithollen van dijbeen afhankelijk van ziekte of beschadiging Prothese in uitgeholde been geplaatst Eventueel ruimte opgevuld door botcement
89
Drie grote soorten Botcement Passing in ‘alle’ gevallen mogelijk
Cement degenereerd (niet voor jongere mensen) Steeds gebruikt bij ver gevorderde osteoporose
90
Zonder botcement ‘biologische fixatie’
Tragere revalidatie en pijnlijker Niet geschikt bij osteoporose
91
Hybride Combinatie van de twee
Dikwijls gebruikt bij matige osteoporose
92
Problemen met heupprothesen
Sleet Osteolyse (botslijtage) =>Loskomen uit femur Luxaties Mechanisme van sleet - kleine sleetpartikels => grotere lichaamsvreemde cellen - botresorptie
93
Heupprotheses op jonge leeftijd
Keramiek op keramiek Bio-inertie Minimale slijtage BHR= Birmingham Hip Resurfacing Metaal-metaal Minder slijtage Minder botdestructie Vermijden van stress-shielding Eenvoudigere revisie
94
BHR
95
Ontwerp heupprothese Bolgewricht is essentieel Materiaalkeuze Sleet
Aan oppervlak micropartikels en sleet Vooral belangrijk bij UHMWPE Keramiek, BHR Poreus oppervlak bij cementloos Eventueel met hydroxyapathiet
96
Krachtverdeling Essentieel door botgevoeligheid
Vb. Ti en Co: 10 Ã 20 keer stijver dan bot => verzwakken van femur => snellere revisie Nood aan materialen met eigenschappen analoog aan bot => composietmaterialen Sterkte, stijfheid, vermoeiingseigenschappen
97
Eindige elementen paketten (FEM)
98
‘Experimenteren is fun’ maar dikwijls minder aangenaam voor de patiënt
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.