Download de presentatie
GepubliceerdStijn Boender Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Par 3.1: Van stad naar stedelijke zone
2
Deelvragen die je na afloop kan beantwoorden….
1-Wat is de achtergrond van ruimtelijke veranderingen in de Nederlandse steden en buurten? 2-Waarom staat er wel een Hogeschool in Alkmaar en niet in Obdam? 3-Hoe moet een stedelijk gebied bestuurd worden?
3
1-Wat is de achtergrond van ruimtelijke veranderingen in de Nederlandse steden en buurten?
Urbanisatie, suburbanisatie, forensisme, groeikern, stadsgewest, stedelijke zone, re-urbanisatie, compacte stad beleid, stadsvernieuwing, Vinex-locaties, etc……… Kortom: Migratiebewegingen en ruimtelijke relaties (wonen, werken en recreëren)
4
2-Waarom staat er wel een Hogeschool in Alkmaar en niet in Obdam?
De theorie van Christaller over de spreiding van voorzieningen: draagvlak, drempelwaarde en reikwijdte EN de veranderingen op dit gebied
5
3-Hoe moet een stedelijk gebied bestuurd worden?
Als gevolg van migratiebewegingen en veranderingen in de spreiding van voorzieningen strekken heel veel ruimtelijke relaties zich uit over een groot gebied, waarbij regelmatig grenzen van bestuurlijke gebieden worden overschreden. Bestuurlijk gezien zou het handig zijn als al deze relaties onder 1 bestuur zouden vallen grotere bestuurseenheden met meer macht / bestuurskracht.
6
WB blz 37 Stad of dorp / platteland ? Het boek maakt onderscheid op basis van: inwonertal. (> inw = stad) bestuurlijke problemen / uitdagingen. voorzieningen niveau. culturele verschillen…… - leefstijlen / stedelijke mentaliteit - etniciteit - leeftijdsopbouw
7
Andere verschillen tussen stad en dorp / platteland:
bebouwingsdichtheid en bouwhoogte. bevolkingsdichtheid. adressendichtheid is een goede maatstaf van stedelijkheid. werkgelegenheid en aard van de werkgelegenheid.
8
Van stad agglomeratie stadsgewest st. zone
WB hfdst 3 blz 3
9
Stad = nederzetting, gekenmerkt door: hoog inwonertal, dichte bebouwing, hoge bebouwing, concentratie van werk, concentratie van voorzieningen, enz… Eind 19e eeuw (IR) beginnen de steden te groeien. Eerst op eigen grondgebied. Er is een scherpe overgang van stad naar platteland.
10
Agglomeratie = stad en randgemeenten groeien aaneen tot 1 stedelijk gebied.
Er is nog steeds sprake van urbanisatie = een trek naar de steden.
11
Stadsgewest = tussen de stad en omliggende voorsteden en platteland bestaan nauwe relaties.
Rond 1960 ontstaan door suburbanisatie voorsteden en verstedelijkt het platteland. Het ruimtelijk gedrag (= wonen, werken, recreëren) voltrekt zich in een groter gebied / niet meer op dezelfde plaats.
12
Stedelijke zone (Bijv. De Randstad) = Stadsgewesten lopen in elkaar over en tussen de stadsgewesten bestaan ruimtelijke relaties. Inwoners van verschillende stadsgewesten maken gebruik van voorzieningen in andere stadsgewesten.
13
Groeikern: door de overheid aangewezen plaats die de overloop / suburbanisatie uit de Randstad moest opvangen. (jaren ’60 en ’70) Suburbanisatie concentreren 1-om te voorkomen dat het platteland helemaal zou worden volgebouwd. 2-om binnen de reikwijdte voldoende draagvlak te creëren voor voorzieningen. Forensisme files
14
Vervolgens weer meer aandacht voor de centrale stad
Vervolgens weer meer aandacht voor de centrale stad. Aantrekkelijker maken om hoge inkomens en bedrijven vast te houden. (jaren ’80) Compacte-stad beleid Vinex-locaties = grote nieuwbouwwijk direct bij de centrale stad, zodat mensen die op die stad gericht zijn er ook kunnen wonen. (Auto) Mobiliteit terugdringen
15
Een belangrijk verschil tussen een stad en dorp / platteland is het aantal en de aard van de voorzieningen ! Dagelijkse voorziening = voorziening die je (bijna) dagelijks gebruikt. (supermarkt, bakker) Gespecialiseerde voorziening = voorziening die je maar heel weinig gebruikt. (juwelier) Stedelijke voorziening = voorziening die je niet in kleine plaatsen zal vinden.
16
Het Centrale Plaatsen Systeem van Christaller:
Kernbegrippen: -Draagvlak = het aantal mogelijke klanten (inwoners) in een gebied. -Reikwijdte = de maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken. Drempelwaarde = het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.
17
● Je kunt steden ordenen naar de kwaliteit van het pakket aan diensten
18
Het model van Christaller Centrale plaatsen theorie
Voor Quartaire diensten zijn mensen bereid de grootste afstand (vanaf de rand van het rode gebied) af te leggen. Dit soort diensten heb je normaal gesproken niet vaak nodig. Dus als ze nodig zijn ben je bereid er verder voor te reizen. Denk aan het bezoek aan een concert of musical ! Reikwijdte, draagvlak en drempelwaarde van dit soort voorzieningen zijn groot. Voor primaire diensten gaan mensen uit het blauwe gebied naar de centrale plaats. Dergelijke diensten heb je vaak nodig, dus mag de af te leggen afstand niet te groot zijn. Voor tertiaire diensten gaan mensen uit een nog groter (het bruine) gebied naar de centrale plaats. Voor deze diensten zijn mensen bereid een nog grotere afstand af te leggen. De bedrijven die deze diensten leveren hebben meer klanten nodig om te kunnen bestaan, dus een hogere drempelwaarde en draagvlak Voor secundaire diensten gaan mensen uit het groene gebied naar de centrale plaats. Voor deze diensten zijn mensen bereid een grotere afstand af te leggen. De bedrijven die deze diensten leveren hebben meer klanten nodig om te kunnen bestaan, dus een hogere drempelwaarde en draagvlak
19
Kritiek op Christaller:
-bevolking niet gelijk verdeeld -niet alle plaatsen zijn even goed bereikbaar -Voorzieningen gaan niet altijd buiten elkaars verzorgingsgebied zitten, maar zoeken elkaar juist op Clustering / agglomeratie-effect. Woonboulevard !!!!
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.