De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 5: Rekeningrijden

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 5: Rekeningrijden"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 5: Rekeningrijden
Vervoer Hoofdstuk 5: Rekeningrijden

2 Nog uitwerken… Extern effect, Positief & negatief Maatschappelijke kosten (hooligans) Maatschappelijke opbrengsten

3 Prijselasticiteit van de vraag
Bij de prijselasticiteit van de vraag gaat het om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van dat product (in procentuele veranderingen). Segmentelasticiteit

4 Prijselasticiteit van de vraag
v Procentuele verandering Qv Ep= Procentuele verandering P Gevolg Ev= Oorzaak Reactie Ev= Actie (nieuw – oud) %  Qv= oud x 100% (nieuw – oud) %  P= oud x 100%

5 Elastisch of inelastisch???
Elastisch Inelastisch Elastisch Luxe goederen Noodzakelijke goederen Luxe goederen Auto Eten & Drinken Diamanten I-pod Huisvesting Ferrari Laptop Kleding Volkomen inelastisch Prijselasticiteit van de vraag = 0 Medicijnen

6 Elastisch of inelastisch???
Als de prijs (oorzaak) in verhouding veel invloed heeft op de gevraagde hoeveelheid (gevolg). Getal achter het +/- teken is groter dan 1. Luxe goederen. Inelastisch Als de prijs (oorzaak) in verhouding weinig invloed heeft op de gevraagde hoeveelheid (gevolg). Getal achter het +/- teken is kleiner dan 1. Primaire goederen Volkomen inelastisch Als de prijs (oorzaak) in verhouding geen invloed heeft op de gevraagde hoeveelheid (gevolg). Getal achter het +/- teken is 0.

7 Elastisch of inelastisch???
Ev= -3 Als de prijs met 1% stijgt, zal Qv met 3% dalen Omzet daalt Inelastisch Ev= -0,2 Als de prijs met 1% stijgt, zal Qv met 0,2 % dalen Omzet stijgt Volkomen inelastisch Ev= 0 Als de prijs met 1% stijgt, zal Qv met 0 % dalen  Prijs heeft geen invloed op de vraag Omzet stijgt

8 Prijselasticiteit van de vraag is afhankelijk van:
- Substitutiegoederen Alternatieven die een product kunnen vervangen. Wel substituten  Ev = hoog Geen substituten  Ev = laag - Termijn die je bekijkt Korte termijn vaak geen alternatieven, op lange termijn wel Lange termijn  Ev = hoog Korte termijn  Ev = laag - Soort goed Luxe goederen  Ev = hoog Noodzakelijke goederen  Ev = laag

9 Oefenopdracht 1 a. Aardbeien hebben een prijselasticiteit van de vraag van –0,3. De prijs van aardbeien stijgt door een slechte oogst van € 2,10 per bakje naar € 2,52 Bereken met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid aardbeien verandert. Geef aan daling of stijging. v ? Ep= 2,52 – 2,10 2, x 100% = 20 Procentuele verandering Qv= 20 x –0,3 = - 6% Qv daalt met 6 %

10 Oefenopdracht 1 b. Gouden ringen hebben een prijselasticiteit van de vraag van –2,5, De gevraagde hoeveelheid stijgt met 10%. Bereken met hoeveel procent de prijs van gouden ringen is veranderd. Geef aan: Daling of stijging v Procentuele verandering Qv 10 Ep= Procentuele verandering P  -2,5= ? 10 Procentuele verandering P= -2,5  -4% Prijs daalt met 4 %

11 Oefenopdracht 2 a. Toon met behulp van de gegevens aan dat door reclame te maken de vraag naar computerspellen minder elastisch wordt. Geen reclame v Procentuele verandering Qv Ep= Procentuele verandering P 33,33% = - 1,7 ( – ) %  Qv= x 100% = -33,33 % (€ 12 - € 10) %  P= € 10 x 100% = 20 %

12 Inkomenselasticiteit
Een vermenigvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate de uitgaven voor een bepaald product reageren op een inkomensverandering. Segmentelasticiteit

13 Soorten goederen bij inkomenselasticiteit:
- Inferieur goed Ey < 0 Als het inkomen met stijgt, zal de vraag naar deze goederen dalen. Aardappels, gehakt. - Primair goed Ey 0 <1 Als het inkomen stijgt, zal de vraag naar deze goederen een klein beetje stijgen. Eten & drinken, kleding - Luxe goed Ey > 1 Zullen pas vanaf het drempelinkomen worden gekocht, als het inkomen dan stijgt, zal de vraag naar deze goederen erg stijgen. Auto

14 Inkomensvraagcurve: primaire goederen
De inkomensvraagcurve of Engelkromme geeft het verband aan tussen het inkomen en de uitgaven voor een bepaald(e) product(groep). Bij een primair goed beginnen de uitgaven reeds als er nog geen inkomen is; ze worden betaald uit spaarmiddelen. De curve loopt verder degressief stijgend totdat er verzadiging optreedt. Qv Y

15 Inkomensvraagcurve: secundaire goederen
Bij een secundair goed beginnen de uitgaven pas bij het minimaal inkomen dat nodig is om de uitgaven te kunnen betalen, het drempelinkomen. De curve loopt dan eerst progressief (door een zeker inhaaleffect) en daarna degressief stijgend tot het verzadigingspunt. Drempel-inkomen en verzadigingspunt liggen telkens elders. Qv Y

16 Inkomensvraagcurve: inferieure goederen
Er is sprake van een inferieur goed als er bij stijgend inkomen minder van wordt gekocht. De reden hiervoor is dat dit (primaire of secundaire) goed weliswaar technisch in orde kan zijn, maar economisch minder in trek is dan eentje waarvoor nu voldoende inkomen beschikbaar is. Shag is economisch inferieur aan een Havana-sigaar. Qv Y

17 Dia Plaatjes afkomstig van site:


Download ppt "Hoofdstuk 5: Rekeningrijden"

Verwante presentaties


Ads door Google