Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdDirk Wouters Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
3
Totstandkoming Duitse eenheid
Hoe? Door Duitse staten en staatjes te laten samenwerken: door economische samenwerking (Zoll-Verein) in een oorlog tegen Oostenrijk in een oorlog tegen Frankrijk ( ). Waar? In Frankrijk, in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles (1871). Door de plechtigheid in het buitenland te houden werd niet één van de Duitse staten bevoordeeld en werd Wilhelm I keizer van alle Duitsers.
5
Veel macht voor de keizer en de Reichskanselier
De Rijkskanselier benoemde op zijn beurt de ministers. En kon de Rijksdag ontbinden. De Rijksdag mocht de Rijkskanselier en zijn ministers niet ter verantwoording roepen of hen tot aftreden dwingen. De keizer benoemde de Rijkskanselier CONCLUSIE: Het keizerrijk Duitsland is geen constitutionele, democratische monarchie
6
Belangrijkste politieke stromingen in het Keizerrijk
Das Zentrum (RK) De socialisten De conservatieven en nationaal-liberalen Vooral aanhang onder de katholieke bevolking Vooral aanhang onder industriearbeiders Vooral aanhang onder de hogere lagen van de bevolking
7
Gelaagdheid bevolking
Adel (Junkers), officieren en hoge ambtenaren Grote fabrikanten en bankiers Werknemers in de dienstensector, lagere ambtenaren, kleine ondernemers Boeren, arbeiders in de landbouw en de industrie, lagere ambtenaren
8
Alliantiepolitiek van Bismarck
Voorbeeld 1 Congres in Berlijn (1878): Bismarck nodigt landen uit om over problemen op de Balkan te praten. Voorbeeld 2 Conferentie van Berlijn (1884): Bismarck nodigt Europese landen en de VS uit om te praten over de koloniale verdeling van Afrika. Alliantiepolitiek van Bismarck Duitsland is door industrialisatie een sterke economische macht geworden Duitsland is door de eenwording een sterke politieke macht geworden. Duitsland is omringd door sterke landen, die de macht van Duitsland vrezen Bismarck wil machtsevenwicht bewaren door alliantiepolitiek Let op: Bismarck probeerde vooral Engeland te vriend te houden.
9
Weltpolitik Wilhelm II
Begin 20ste eeuw De Weltpolitik had geen succes: - Engeland en Frankrijk bleken machtiger. - Duitsland ging zich meer richten op Europa. Na WO-I Duitsland verliest WO-I en raakt vooraanstaande positie kwijt. Weltpolitik Wilhelm II Eind 19e eeuw Wilhelm II wil dat Duitsland een wereldmacht wordt, dus veel koloniën, grote nadruk op militarisme en een sterke vloot = Weltpolitik Dus: Wilhelm II gedraagt zich als autocraat (Bismarck ontslagen) Industrie in teken van leger Generaals bedenken aanvalsplannen Vlootwet: Duitsland breidt oorlogsvloot enorm uit.
11
Eerste Wereldoorlog Oorzaken Aanleiding Wie tegen wie?
Toenemend militarisme en bewapeningswedloop De moordaanslag op Frans-Ferdinand (1914) Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en het Osmaanse Rijk Rusland, Frankrijk, Engeland en (later) Italië en de VS. 2. Koloniale wedloop leidt tot spanningen tussen Engeland, Frankrijk en Duitsland. 3. Bondgenootschappen vergroten de kans op oorlog 4. Nationalisme leidt tot spanningen op de Balkan.
12
Von Schlieffenplan Doel
Snelle verovering van Frankrijk om vervolgens Rusland aan te (kunnen) vallen. Hoe? door België naar Noord-Frankrijk Het Von Schlieffenplan mislukte, omdat: de Belgen onverwacht sterke tegenstand boden; de Russen sneller gemobiliseerd waren dan verwacht; de Fransen verplaatsten hun troepen sneller dan verwacht; de Engelsen verklaarden onmiddellijk na de inval in België aan Duitsland de oorlog.
13
Kenmerken Eerste Wereldoorlog
OOSTFRONT Kenmerken Eerste Wereldoorlog De vijandelijke legers voerden een bewegingsoorlog. WESTFRONT De vijandelijke legers stonden in loopgraven tegenover elkaar met een niemandsland ertussen van 50 tot enkele honderden meters. THUISFRONT Het soldatenleven in een loopgraaf was verschrikkelijk (water, modder en ongedierte) Burgerbevolking nauw betrokken door: vele aanvallen op steden en dorpen; iedereen kende wel een soldaat; industrie in dienst van oorlog; voedseldistributie; propaganda en nieuwsvoorziening (rol van de krant) Het aantal doden en gewonden was vooral onder de aanvallende partij buitengewoon groot. Aanvallen leverden doorgaans weinig of geen terreinwinst op. Enorme vuurkracht door industrialisatie en techniek De leiders hielden lang vast aan een loopgravenoorlog enorme verliezen zijn onvermijdelijk ; door de vijand uit te putten, kun je winnen.
14
Wapens in de Eerste Wereldoorlog
‘oude’ wapens ‘nieuwe’ wapens Kanon Houwitser Machinegeweer Pistool Vlammenwerper Torpedo Tank Vliegtuig Gifgas
15
Verloop van de Eerste Wereldoorlog
1914 1 augustus eerste oorlogsverklaring (andere volgden snel) Slag bij de Marne – begin loopgravenoorlog 1915 Slag om Ieper (gifgas) Italie naar de geallieerden 1916 Slag bij Verdun ( den slachtoffers) Slag aan de Somme 1917 Duitsland begint een onbeperkte duikbotenoorlog Revolutie in Rusland (maart / november) – vrede met Duitsland Verenigde Staten verklaart de oorlog aan Duitsland 1918 Laatste offensief Duitsland Okt.ober - Wilhelm II benoemt een nieuwe regering die vredesonderhandelingen moest beginnen – opstanden – regering treedt af – socialisten vormen nieuwe regering. Keizer Wilhelm II vlucht naar Nederland. De socialistische regering roept de republiek uit en tekent een wapenstilstand. 1919 Verdrag van Versailles
16
Vrede van Versailles Schuldvraag
Duitsland kreeg alle de schuld van de oorlog Reacties Frankrijk was blij met de zware straf; In Duitsland sprak men van het ‘Dictaat van Versailles’ Engeland en de VS waren minder blij met de zware straf, maar waren blij met de oprichting van de Volkerenbond. Bepalingen t.a.v. Duitsland: - Duitsland moest grondgebied afstaan: • een klein gebied aan België, • een groot gebied aan Polen, • Elzas-Lotharingen aan Frankrijk, • de Duitse koloniën werden verdeeld onder Geallieerden. Duitsland moest ontwapenen: het mocht alleen kleine oorlogsschepen en een klein beroepsleger hebben. Duitsland moest een enorme schadevergoeding betalen (herstelbetalingen; 132 miljard goudmark plus betalingen in natura)
17
Republiek van Weimar (1918-1933)
Periode 1918 – 1923: grote problemen weinig politieke steun drie staatsgrepen economische crisis / hyperinflatie Periode : voorspoed - economische groei (door Dawes) politieke rust en stabiliteit o.l.v. Von Hindenburg culturele bloei (Brecht, Lang, jazz) Periode 1929 – 1933: Weimar stort in massawerkloosheid na crisis van 1929 groeiende populariteit communisten en nationaalsocialisten zwakke Duitse regeringen Werkloosheid Duitsland (1929 – 1939)
18
Democratie in de Republiek van Weimar
GESTEUND DOOR: de socialistische SPD,; de katholieke Centrumpartij; de vooruitstrevend liberale DDP. Maar: de DDP verloor al snel veel zetels; de socialisten en katholieken wantrouwden elkaar NIET GESTEUND DOOR: de communisten (KPD): zij willen een revolutie conservatieve nationalisten: zij willen de (autocratische) keizer terug fascisten: zij willen een groot Duitsland o.l.v een sterke man en intrekken V.v.V. teleurgestelde, werkloze ex-soldaten: zij gaven de Republiek van Weimar de schuld (dolkstootlegende) ‘Zij dragen de letters van de firma, maar wie draagt de geest?’
19
Politieke onrust: staatsgrepen 1919-1923
De communistische staatsgreep / revolutie (Spartacusbond/ KPD ) (1919) Een radicaal-conservatieve staatsgreep door een legereenheid (Kapp-putsch) (1920) Een reactionaire staatsgreep door de NSDAP (Bierkellerputch, 1923) Deze staatsgreep mislukt door: Hard optreden van het leger Inmenging van Freikorpsen Moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht Deze staatsgreep mislukt door: - een algemene staking, nadat het leger niet wilde optreden Deze staatsgreep mislukt door: een algemene staking leiders, waaronder Hitler opgepakt
20
Jaren ‘20 tijd van de economische crisis
1923 Oorzaak: Wegens achterstand in de betalingen bezetten Franse en Belgische troepen in 1923 het Ruhrgebied. Duitse arbeiders zijn boos en gaan in staking Duitse regering betaalt lonen door en drukt op grote schaal bankbiljetten bij Gevolg: hyperinflatie. Dawesplan (1924): aflossing van de herstelbetalingen wordt gekoppeld aan de economische draagkracht van Duitsland; de VS lenen geld aan Duitsland om de Duitse economie weer op de been te helpen. 1929 Oorzaken: Overproductie in de VS Te groot optimisme in New Capitalism Banken en bedrijven bieden consumenten enorme leningen Aanleiding: paniek op de beurs (beurskrach) in New York na berichten over stagnerende economie Directe gevolgen voor de VS: veel banken en bedrijven gaan failliet enorme werkloosheid en armoede Jaren ‘20 tijd van de economische crisis Duitsland extra zwaar getroffen, want: Dawesplan opgeheven Herstelbetalingen gaan gewoon door 1 Ruzie in coalitie SPD / Zentrum - Kanselier Brüning regeert verder door noodverordeningen. 2 Groeiende aanhang voor communisten en voor nationaal-socialisten
21
Kenmerken fascisme en nationaal-socialisme
1 Het fascisme is negatief: tegen de parlementaire democratie; tegen persoonlijke vrijheid, enz. 2 Het belang van de eigen groep wordt vooropgesteld. 3 Het fascisme is sterk nationalistisch. 12. De lebensraumgedachte 4 Het fascisme wil een corporatieve staat. 11. De rassenleer: Alleen het Arische ras was in staat de mensheid vooruit te helpen. Verderfelijke rassen, zoals zigeuners (Roma) en de Joden, zijn parasitair. Minderwaardige rassen, zoals de Slaven in Oost-Europa moeten dienstbaar zijn aan de hoogwaardige volken. 5 De mensen zijn niet gelijk, ‘hogeren’ moeten het volk leiden. 6 Aan het hoofd staat één Leider. (Führerprinzip) 10 Vrouwen en mannen hebben aparte taken 7 De fascistische partij beheerst alle uitingen van cultuur in de staat. 8 Gevoel is belangrijker dan verstand 9 Het fascisme verheerlijkt geweld.
22
1933: machtsovername Januari 1933: Hitler wint verkiezingen en wordt rijkskanselier; De conservatieven hebben de meerderheid in de regering. Februari 1933: Rijksdagbrand → duizenden communisten gevangen genomen en KPD uit de Rijksdag gezet. Maart 1933: Machtigingswet aangenomen door: steun van de Centrumpartij (in ruil voor garanties) het ontbreken van de communisten in de Rijksdag. Gevolg Machtigingswet: parlement uitgeschakeld; Duistland wordt een dictatuur o.l.v. de NSDAP Rest van het jaar 1933: De nazi’s wisten al het andere verzet uit te schakelen: vakbonden: vervangen door één nationaal-socialistische organisatie, het Deutsche Arbeits-front (DAF); - politieke partijen: SPD verboden; andere partijen heffen zichzelf op; - SturmAbteil (SA): in Nacht van de Lange Messen worden ‘interne’ vijanden gedood; - president: na overlijden Von Hindenburg nam Hitler al zijn bevoegdheden over en werd ‘Führer’; - leger: Hitler liet soldaten een persoonlijke eed van trouw afleggen; - kerk: Hitler probeerde de Kerken tot bondgenoten te maken.
23
Kenmerken nazi-Duitsland
Het bedrijfsleven werd ingeschakeld ter voor-bereiding van oorlog: kapitalisme blijft, maar vrijemarkt gedeeltelijk uitgeschakeld: grote rol van de staat als opdrachtgever; banken blijven bestaan; Duitsland wordt een oorlogsindustrie (geen planeconomie!) - De landbouw in dienst van aanstaande oorlog. Kenmerken nazi-Duitsland Nazificatie van de jeugd: opvoeding op school; in jeugdbewegingen (verplicht): - Hitlerjugend (HJ) - Bund deutscher Mädel (BdM); door werk: ‘Arbeidsdienstplicht’. Nazi’s greep op kunst en publiciteit, door: de ‘Rijkscultuurkamer’ , waarvan kunstenaars lid moesten zijn; het ‘ministerie voor Volksvoorlichting en Propaganda’(Goebbels): verbood en verbrandde boeken; censuur bij films, etc. Nazi’s greep op meisjes en vrouwen: verheerlijking van de vrouw als moeder; alle getrouwde vrouwen met een baan bij de overheid kregen ontslag; in het bedrijfsleven werd het aantal vrouwen sterk beperkt; - Meisjes werden ‘opgevoed’ in de BdM.
24
Terreur van de nazi’s Doel: Gevaarlijke tegenstanders uitschakelen;
Weifelaars schrik aanjagen . De SS kreeg vier taken: 1 - Bescherming van de leiders van de NSDAP; 2 - Het beheer van de concentratiekampen; 3 - Met een eigen troepenmacht in WO II deelnemen aan de strijd aan het front; 4 - Het vermoorden van mensen in vernietigingskampen (gaskamers) Hoe? Door moord, intimidatie en geweld (op straat; nachtelijk bezoek, enz.) Door arrestatie van socialisten, communisten en geestelijken die zich tegen het beleid van de nazi’s hadden gekeerd. Later ook zigeuners, homoseksuelen en Joden. Door de bouw van concentratiekampen (Dachau, Buchenwald, Oranienburg / Sachsenhausen, Ravensbrück, Mauthausen )
25
Rassenpolitiek Vóór WO II : De Duitse Joden tot emigratie te dwingen, door: boycotten van Joodse winkels Joden ontslaan Joden hun burgerrechten ontnemen openbare voorzieningen ‘voor Joden verboden’ verklaren. Tijdens WO II: De Endlösung: het vermoorden van het Joodse volk (genocide), door: Executie door speciale Einsatzgruppen van de SS; Vergassen en verbranden in vernietigingskampen. Sobibor en Treblinka (alleen vernietiging) Auschwitz-Birkenau (vernietiging en werkkamp) Mauthausen (alleen werkkamp) Krijgsgevangenkampen.
26
Verzet Verzet was moeilijk, want
Gestapo en SS hielden bevolking in de gaten; de meeste Duitsers waren vóór Hitler; sommige mensen in de bezette gebieden steunden Hitler (Vichy-Frankrijk, NSB, etc) het Lutherse geloof gebood je te gehoorzamen; nazi’s / SS namen enorm wraak. Wat deed het verzet? helpen met vluchten / onderduiken verspreiden van anti-Hitlerpamfletten sabotage (meer in bezette gebieden dan in Duitsland, zoals in Amsterdam – brand in het bevolkingsregister) geweld – aanslagen op Hitler / aanslagen op andere nazi’s en NSB’ers . Wie gingen in het verzet? Studenten (Die weisse Rose) Communisten / socialisten Katholieken (nadat Hitler het Concordaat = Verdrag met de paus had geschonden) Protestanten van de Belijdende Kerk
27
1933: - Duitsland trekt zich terug uit de Volkerenbond Duitsland 1938: Duitsland annexeert Oostenrijk (der Anschluss); Op de conferentie van Munchen ‘krijgt’ Duitsland Sudetenland in Tsjechië. 1935: Duitsland voert algemene dienstplicht in en breidt leger en vloot uit. 1939: Duitsland pikt heel Tsjechië in; Duitsland en Sovjet-Unie sluiten een niet-aanvalsverdrag (met een geheime bepaling dat Polen tussen beide landen zal worden verdeeld) 1936: Duitsland neemt het Rijnland (grens met Frankrijk) in; Duitsland wordt bondgenoot met fascistisch Italië; Duitsland helpt de fascistische Franco in Spanje met bombardement.
28
Militaire verloop Tweede Wereldoorlog
Na atoombommen op Nagasaki en Hiroshimo (augustus 1945) geeft Japan zich over = einde WO-II Hitler sluit een niet-aanvalsverdrag met Stalin om een tweefrontenoorlog te voorkomen (1939). Grote delen van Europa worden bevrijd – de Russen zijn het eerst in Berlijn. Duitsland geeft zich tien dagen na de zelfmoord van Hitler over (9 mei 1945) Hitler valt Polen binnen (1 september 1939). In juni 1944 besluit de VS / Engeland tot een invasie op de kust van Frankrijk (D-Day) – begin Westfront. Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog (3 september 1939) Na Polen verovert Hitler in korte tijd grote delen van Oost- en West-Europa ( ) Bij de Slag om Stalingrad (SU, ) lijdt Duitsland zijn grootste nederlaag –Oostfront rukt op. In de zomer 1941 valt Hitler toch de Sovjet-Unie aan; Japan (bondgenoot van Duitsland) valt de VS aan (Pearl Harbor) – Duitsland verklaart de VS de oorlog. Bij de Slag om El Alamein (Egypte) lijdt Duitsland eerste nederlaag – via Afrika en (later) Italië rukken de geallieerden op.
30
Schuldvraag Tweede Wereldoorlog - 3 Theorieën
Hitler is de hoofdschuldige, maar Frankrijk, Engeland en Sovjet-Unie zijn mede-verantwoordelijk, want: Op de Conferentie van München gaven Frankrijk en Engeland toe aan Hitlers eisen; Stalin maakte door zijn verdrag met Duitsland de weg vrij voor Hitler om Polen aan te vallen. 2. De schuld ligt eerder bij Frankrijk en Engeland dan bij Hitler, want: Het Verdrag van Versailles was te streng geweest. Frankrijk en Engeland lieten Hitler zijn gang gaan. Engeland en Frankrijk zagen Stalin als een groter gevaar dan Hitler. 3. De oorzaak ligt bij Hitler en niet bij Frankrijk en Engeland, want: Hitler schond het Verdrag van Versailles; Hitler pikte na Oostenrijk, ook Tsjechië in; Hitler tekende een niet-aanvalsverdrag met Stalin, om sterker te staan tegen Engeland en Frankrijk.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.