Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Transitie Zorg in Natura
Bevindingen en resultaten
2
Rapport transitie ZiN Doel van het rapport
Transparantie bieden in de initiële transitiemethodiek Transparantie rond de aangeleverde gegevens van de gebruikte parameters: zorgzwaarte en zorggebruik Transparantie bieden omtrent de resultaten van de transitie Info voor uitwerken correctie-oefening Opbouw rapport Methodiek oorspronkelijke transitie en aangeleverde gegevens, controles en resultaten Vaststellingen, pogingen tot bijsturing en voorlopige conclusies
3
In het achterhoofd cliënten uit FAM en 373 cliënten uit thuisbegeleiding Toestand 31 december 2016 Twee fasen van doorgave gegevens : toestand 31 maart 2016 en in –en uitstroom 1 april – 31 december 2016 Zorgzwaarte-inschatting versus controle-inschalingen Sectorale correctiefactor (=kaasschaaf) bij initiële piste Doorgave zorggebruik via uniforme simulatietool en afgesproken definities van de ondersteuningsfuncties
4
Resultaten oorspronkelijke transitie : 21. 572 PVB’s en 2
Resultaten oorspronkelijke transitie : PVB’s en gebruikers worden toegeleid naar RTH.
5
Globaal overzicht dalers en stijgers
Percentage stijging/daling middelen Grootte van de zorgaanbieder (in personeelspunten) TOTAAL 0 – 999 > + 40 % stijging 4 2 1 7 30-40 % stijging 6 20-30 % stijging 3 11 10-20% stijging 12 13 46 0-10 % stijging 8 5 48 0-10 % daling 15 55 10-20 % daling 9 23 20-30 % daling 30-40 % daling + 40 % daling Voor 50,4% van de zorgaanbieders stellen we een stijging of daling vast met minstens 10%, voor 18,75% van de zorgaanbieders stellen we een stijging of daling vast met minstens 20%, en voor 8% van de zorgaanbieders stellen we een stijging of daling vast met minstens 30%. De ongewenste effecten spelen vooral bij heel kleine en heel grote voorzieningen, wat doet veronderstellen dat er een schaaleffect speelt.
6
Resultaten transitie : FAM ondersteuning zeer zware zorgondersteuning
Voorziening Percentage aanpassing personeelspunten 1 14,19% 2 13,26% 3 7,27% 4 11,27% 5 10,09% 6 0,61% 7 10,28% 8 5,80% 9 4,15% 10 4,25% 11 -1,95% 12 -6,40% 13 -1,78% 14 -4,21% 15 -7,46% 16 -10,41% Er is een zeer divers beeld waar te nemen. Voor een aantal voorzieningen zou er een billijke correctie komen naar boven; andere zouden moeten inleveren. Er is geen éénduidige verklaring voor deze verschillen. Mogelijkheden zijn: - Een voorzichtige inschatting van zorgzwaarte door de voorziening. - Al dan niet historisch laag gefinancierd in verhouding tot andere voorzieningen. Hoe dan ook zou een vermindering bij deze voorzieningen, terwijl andere zorgaanbieders die zich op lichtere doelgroepen richten gevoelig zouden bij krijgen, niet aanvaardbaar zijn, ook niet voor de gebruikers. In navolgende tabel wordt een overzicht gegeven van 16 voorzieningen die in de sector en bij het VAPH gekend zijn als voorzieningen die zich haast uitsluitend richten tot personen met zeer zware ondersteuningsnoden
7
Resultaten transitie : voormalige diensten zelfstandig wonen
Percentage aanpassing personeelspunten 1 -32,42% 2 -20,49% 3 -31,58% 4 -34,27% Bij de voormalige diensten zelfstandig wonen merken we dat er zware verminderingen zijn van het beschikbare personeelseffectief, ondanks de bijgestuurde inschattingsoefening. De continuïteit van de dienstverlening zou niet gewaarborgd kunnen worden als we deze resultaten gebruiken in functie van herverdeling van middelen.
8
Controles 1. controles B- en P- inschattingen
2. controles procedure zorgregie en PEC – tickets 3. controles domicilie gebruiker 4. controles zorggebruik Vergelijking met FAM- registraties VAPH - medewerkers - Controles procedure zorgregie De check op de instroom binnen FAM gaf eveneens aanleiding tot correctie van de aangeleverde gegevens door de FAM. In totaal werden er bij 168 personen wijzigingen van de ondersteuningsfuncties doorgevoerd in kader van deze controle. - Controles tijdelijke PEC – beslissingen en geen geldige PEC – beslissingen Uit controles met de databanken rond inschrijving bij het VAPH bleek dat 26 cliënten niet beschikten over het correcte PEC – ticket. Ook zijn er 17 cliënten die binnen een FAM ondersteuning genieten op basis van een tijdelijke PEC – beslissing. Eveneens werden er, naar aanleiding van een aantal tijdelijke convenanten, bij 4 cliënten aanpassingen gedaan. - Controle domicilie gebruiker Gebruikers die hun domicilie buiten Vlaanderen hebben kunnen geen gebruik maken van een PVB, met uitzondering van een aantal personen die vallen onder het samenwerkingsakkoord met Wallonië. Deze personen ontvingen een brief met een terbeschikkingstelling. Controles gaven aan dat 45 gebruikers die nu ondersteund worden door een FAM geen recht hebben op een PVB. Deze personen dienen nog geïnformeerd. - Controle VAPH–medewerkers : Afdeling Financiering en zorgplanning De resultaten van de transitieoefening werden ook intern met de zorgcoördinatoren doorlopen. Vanuit hun inzicht en praktijkkennis van de sector werd hen gevraagd om de individuele resultaten van de voorzieningen te screenen. Algemeen was er een vermoeden van overschatting/onderschatting bij sommige voorzieningen de zorgzwaarte. Het verhoogde zorggebruik van sommige voorzieningen kon niet gestaafd worden met gegevens vanuit zorgregie. Er was geen link met het invullen van open plaatsen en de verhoging van de doorgegeven ondersteuningsfuncties. Dit zou er eerder op kunnen op wijzen dat er eerder een verhoogd zorggebruik doorgegeven werd van de huidige gebruikers. LET OP : deze subjectieve inschattingen hebben niet geleid tot de definitieve beslissing om de transitieoefening te wijzigen. Wel hebben deze bevindingen een rol gespeeld om een lijst van voorzieningen op te lijsten waar de nodige kritische vragen dienen bij gesteld. Uiteindelijk werden er bij 94 van de 208 voorzieningen vragen gesteld en waren er ernstige twijfels bij 19 van die 94.
9
Resultaten controle-inschalingen (3436)
ZZI inschalingswaarde B Totaal 1 2 3 4 5 6 Inschatting B-waarde door voorziening 16 10 35 28 12 86 25 106 91 22 249 130 546 581 1278 11 876 315 1334 162 299 473 77 280 791 1642 624 3436 Algemeen : vooral de grote variatie is zeer opvallend , en dit zowel wat betreft de controle-inschalingen door de MDT’s als wat betreft de inschattingen van de voorzieningen. Bij 1868 cliënten (54%) wordt de inschatting van de B-waarden door de voorziening bevestigd door de controle-inschaling. Bij 1070 cliënten (31%) valt de controle-inschaling hoger uit, bij 498 cliënten (15%) lager.
10
Resultaten controle-inschalingen (3436)
ZZI inschalingswaarde P Totaal 1 2 3 4 5 6 7 inschatting P-waarde door voorziening 18 12 15 52 21 22 29 20 8 100 72 94 54 252 9 56 231 302 630 103 868 473 26 1483 130 497 133 770 10 50 86 148 66 187 464 1373 1051 245 3436 Algemeen : vooral de grote variatie is zeer opvallend , en dit zowel wat betreft de controle-inschalingen door de MDT’s als wat betreft de inschattingen van de voorzieningen. Bij 1794 (52%) wordt de inschatting van de P-waarde door de voorziening bevestigd door de controle-inschaling. Bij 1205 cliënten (35%) valt de controle-inschaling hoger uit, bij 437 cliënten (13%) lager.
11
Resultaten controle-inschalingen
UIT DE RESULTATEN : Ongeveer 53% bevestiging van de inschatting door FAM Ongeveer 33% onderschat door FAM Ongeveer 14 % overschat door FAM In meer dan 90% maximaal verschil van 1 waarde
12
Doorgave zorggebruik De controles gebeurden door een vergelijking te maken tussen de aangeleverde gegevens en de FAM – registratietool. Deze vergelijking gebeurde niet op individueel niveau maar op sectorniveau en verfijnd tot FAM – niveau. De tabel geeft een zicht op het vergelijk tussen de ingezette ondersteuningsfuncties binnen FAM (2015) en de het doorgegeven zorggebruik per ondersteuningsfunctie in kader van de inschattingsoefening. Om een vergelijk mogelijk te maken werd de aantallen omgezet op weekbasis. Dit is de eenheid zoals ook gebruikt binnen de inschattingsoefening. De laatste rijen geven het verschil weer tussen het zorggebruik FAM (2015) en de inschattingsoefening (2016). We merken over het algemeen stijgingen bij alle geboden ondersteuningsfuncties. Zeer grote stijgingen zien we bij de geboden nachten woonondersteuning en dagbesteding in de inschattingsoefening. Een mogelijke reden van stijging is de doorgave van de ondersteuning door de voormalige diensten zelfstandig wonen en de doorgave vanuit de voormalige diensten kortverblijf. Maar beide redenen verklaren nog niet de zeer grote stijging.
13
Vaststellingen, pogingen tot bijsturing en voorlopige conclusies
Effectief vastgesteld bij het bekijken van de resultaten: Op sectorniveau verschuiven de middelen van de voorzieningen met zware zorgnoden naar voorzieningen met eerder matige zorgnoden. Er is geen verklaarbare lijn te trekken in de resultaten op sectorniveau. Op voorzieningenniveau waren er voorzieningen waarvan de som van de ingeschatte PVB’s tot 40 % hoger of lager lag dan de som van de huidige personeelspunten. Vaststellingen Begin juni werden de gegevens besproken met enkele experten uit de sector. Deze eerste, voorlopige resultaten gaven reeds een trend aan. Alhoewel op deze gegevens nog meer controles dienden te gebeuren was het bekomen resultaat van de sectorale correctiefactor hoog (7,23 %). Vanuit het VAPH gebeurden allerlei analyses naar de oorzaak van de resultaten maar deze leidden niet onmiddellijk tot een eenduidige uitleg. Wat werd effectief vastgesteld bij het bekijken van de resultaten: Op sectorniveau verschuiven de middelen van de voorzieningen met zware zorgnoden naar voorzieningen met eerder matige zorgnoden. Een aantal voorzieningen die zware zorgnoden ondersteunen zouden middelen genereren die (als we de som van hun ingeschat PVB zouden nemen) lager liggen dan de personeelspunten die zij vandaag hebben. Als hun cliënten in 2017 vertrekken, krijgen ze dus een lager budget dan wat ze vandaag aan zorg gebruiken. Op 1/1/2018 zou zo’n voorziening middelen moeten afstaan aan een voorziening waarvan de som van de PVB’s van hun cliënten hoger ligt dan hun huidig personeelskader. Uit de controle-inschalingen bleek dat voorzieningen hun cliënten niet systematisch hebben overgewaardeerd op vlak van zorgzwaarte. Wel stellen we vast dat in voorzieningen met een zwaardere doelgroep de controle-inschalingen met het ZZI hogere zorgzwaartes opleveren dan ingeschat door de voorzieningen. Hoewel we niet konden controleren of elke voorziening vanuit dezelfde standaard is vertrokken, blijkt toch sprake van een zekere intersubjectiviteit tussen voorzieningen. We stellen ons de vraag of een cliënt, die in voorziening A (met bijvoorbeeld een eerder beschermende ingesteldheid) is ingeschat, dezelfde inschatting zou kunnen hebben als iemand met nood aan erg intensieve begeleiding en continu toezicht in een andere voorziening (die bijvoorbeeld een meer inclusief ondersteuningsbeleid voert). We zien een parallel met een gelijkaardig probleem uit de oorspronkelijke studie zorggradatie: zorgaanbieders kunnen tussen hun cliënten onderling goed differentiëren in zorgzwaarte, maar hanteren hierbij het door hen vertrouwde referentiekader: ze slagen erin hun eigen cliënten te ‘ordenen’ van ‘minder naar meer zorgbehoevend’ maar houden hierbij geen rekening met de mate van zorgbehoevendheid van cliënten uit andere voorzieningen. Hierdoor kan het ‘zwaarste zorgprofiel’ in een voorziening met cliënten met een gemiddeld eerder lagere zorgnood bij het inschatten sterk verschillen van het ‘zwaarste zorgprofiel’ bij een voorziening met cliënten met een gemiddeld erg zware ondersteuningsnood. Er is geen verklaarbare lijn te trekken in de resultaten op sectorniveau: • Het is bvb. niet zo dat alle voorzieningen met historisch lage middelen naar aanleiding van PR/PN ‘winnen’ wanneer we de herverdeling doorvoeren met de voorliggende inschattingen. • Ook zit er ook geen logica in de resultaten per zorgvorm (bvb. We stellen bijvoorbeeld niet vast dat alle dagcentra achteruit maar alle tehuizen vooruit gaan) Op voorzieningenniveau waren er voorzieningen waarvan de som van de ingeschatte PVB’s tot 40 % hoger of lager lag dan de som van de huidige personeelspunten. Bij de voorzieningen die meer dan 40% bij zouden krijgen strookt dit niet met ‘het buikgevoel’ over de zorgzwaarte in deze voorzieningen, het is ook vreemd dat men al die jaren die ondersteuning heeft kunnen bieden met de huidige middelen. Bij voorzieningen die meer dan 40% zouden dalen brengt dit de zorgcontinuïteit in gevaar.
14
Pogingen tot bijsturing
Alternatieve pistes zonder afbreuk principes transitie Waarheidsgetrouwe en aanvaardbare resultaten Verwachtingen op cliëntniveau: individuele correcte middelen Verwachtingen op voorzieningenniveau: kloof middelen vandaag en nodig i.k.v. PFV Verwachtingen op sectorniveau: rechtzetten historische verschillen Geen correcties op de inschattingen (geen duidelijk patroon dat oorzaak van resultaten daar lag) Begin oktober werd dan vanuit de informele werkgroep getracht om alternatieve pistes, zonder afbreuk te doen aan de principes van het BVR Transitie, te bedenken om de resultaten meer waarheidsgetrouw en dus aanvaardbaarder te maken. De ingrepen waren dan ook eerder gericht op het doorgegeven zorggebruik dan op de ingeschatte zorgzwaarte. Wel zijn er nog technische wijzigingen aangebracht bij het in kaart brengen van de totale beschikbare middelen (verhogen van de beschikbare middelen met de werkgeversforfait en de daaraan gekoppelde verlaging van de omrekensleutel). Deze aanpassing resulteerde erin dat de kaasschaaf zakte tot 7,23%. Bij het simuleren van alternatieve pistes werd steeds consequent teruggegrepen naar de doelstellingen van de transitie ZiN, namelijk: De verwachting op cliëntniveau: zo goed mogelijk benaderen van het individueel pakket middelen dat nodig is om, rekening houdend met zorgzwaarte/ profiel en vertrekkend vanuit het actuele zorggebruik, de huidige ondersteuning te kunnen continueren; bedoeling om cliënten die de huidige voorziening wensen te verlaten om ondersteuning anders te organiseren (of in andere voorziening) meteen het zo correct mogelijk bepaalde budget mee te kunnen geven. De verwachting op voorzieningsniveau: bepalen van de kloof tussen de middelen die vandaag beschikbaar zijn om de zorg en ondersteuning voor de huidige cliënten te realiseren en de middelen die –rekening houdend met de zorgzwaarte en het actuele zorggebruik- nodig zijn om die zorg en ondersteuning te realiseren; bedoeling om die kloof in een periode van 4 jaar te dichten. De verwachting op sectorniveau: over een periode van 4 jaar de historisch gegroeide verschillen tussen voorzieningen zo goed mogelijk corrigeren; bedoeling om voorzieningen die traditioneel cliënten met zware zorgnoden opnemen hier correct(er) voor te vergoeden gebruik makend van middelen die verschoven worden vanuit voorzieningen met traditioneel cliënten met minder zware zorgnoden. Er werd geen alternatieve piste weerhouden die voldeed aan de doelstellingen van de transitie ZiN.
15
Voorlopige conclusies
Ook al kunnen we correcties doorvoeren die op sectorniveau meer aanvaardbare resultaten geven, de verschillen tussen individuele voorzieningen blijven onaanvaardbaar. complex samenspel van allerhande factoren die moeilijk te vatten zijn verdergaan met de initiële methodiek onvoldoende zou zorgen voor het behalen van de doelstellingen, en technische correcties eveneens geen oplossing leken te bieden Voorlopige conclusies Bovenstaande maakt duidelijk dat we er niet in geslaagd zijn de complexe realiteit (van de financiering) van de sector voor personen met een handicap te vatten in eenvoudige en eenduidige parameters. Ook al kunnen we correcties doorvoeren die op sectorniveau meer aanvaardbare resultaten geven, de verschillen tussen individuele voorzieningen blijven onaanvaardbaar. We kunnen dan ook veronderstellen dat sprake is van een complex samenspel van allerhande factoren die moeilijk te vatten zijn. Aangezien we uit de voorgaande analyses konden concluderen dat verdergaan met de initiële methodiek onvoldoende zou zorgen voor het behalen van de doelstellingen, en technische correcties eveneens geen oplossing leken te bieden, kwam het voorstel om een opsplitsing te maken tussen het bepalen van het budget per cliënt en het bepalen van de correctie over voorzieningen heen. Dit om zo grondig te kunnen bekijken hoe deze tweede oefening idealiter kan verlopen en dit pas op 01/01/2018 vast te leggen.
16
Vergelijk initiële en gewijzigde transitie
Initiële transitie Gewijzigde transitie Ter info De ambitie van de oefening was om over voorzieningen heen te komen tot een billijkere verdeling van middelen, rekening houdende met de zorgzwaarte en het zorggebruik, zodat historisch gegroeide verschillen tussen voorzieningen zouden afgezwakt worden. Tijdens de verwerking van de gegevens is het VAPH echter op een aantal knelpunten gestoten waardoor op basis van de verzamelde gegevens een correcte herverdeling niet mogelijk is. In de meeste gevallen duidden de controle-inschalingen er op dat de zorgzwaarte-inschatting ofwel correct was, ofwel licht afweek, maar in een aantal gevallen werden wel onlogische resultaten geconstateerd. Het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 2016 met betrekking tot de transitie wordt dan ook bijgestuurd. De bijsturing houdt in dat de middelen binnen een voorziening worden verdeeld over haar gebruikers op basis van de ingestuurde gegevens over de zorgzwaarte en de geboden ondersteuning. Concreet betekent dit dat: - Per FAM wordt bepaald hoeveel zorggebonden en organisatiegebonden middelen er momenteel in een FAM beschikbaar zijn. Het VAPH heeft iedere FAM op de hoogte gebracht van deze verdeling binnen haar organisatie. - Op basis van de gegevens uit de transitietool wordt bepaald hoeveel middelen RTH de zorgaanbieder krijgt die nodig is om de ondersteuning van gebruikers die verplicht naar RTH gaan te continueren. Deze middelen worden afgescheiden van de FAM-middelen. De PVC-middelen ingezet in de FAM, worden aan de FAM-middelen toegevoegd. - Vervolgens wordt in de FAM-middelen een opsplitsing gemaakt tussen de zorggebonden middelen (100/125.35) en de organisatiegebonden middelen (25.35/125.35). - De zorggebonden middelen worden vervolgens verdeeld over de persoonsvolgende budgetten van de gebruikers van deze FAM, en dit op basis van de gegevens (zorgzwaarte en geboden ondersteuning) die door de FAM of de dienst thuisbegeleiding aan het VAPH werden bezorgd. Indien de beschikbare zorggebonden middelen binnen de FAM minder zijn dan de som van de persoonsvolgende budgetten volgens de transitietool zullen alle persoonsvolgende budgetten binnen de FAM pro rata worden verminderd. Als de beschikbare zorggebonden middelen van de FAM hoger zijn dan de som van de persoonsvolgende budgetten volgens de transitietool zullen alle persoonsvolgende budgetten binnen de FAM pro rata worden verhoogd. - Voor de personen die een persoonsvolgend budget krijgen maar enkel gebruik maken van individuele ondersteuning, zal het budget bij die zorgaanbieder bepaald worden op basis van de hoeveelheid individuele ondersteuning (uren psychosociale begeleiding, globale individuele ondersteuning, praktische hulp en oproepbare permanentie) die verstrekt werd. Hier krijgen de personen dus maximaal 100% van het budget zoals vastgesteld volgens de transitietool. Hoe de resterende punten moeten worden aangewend, is vermeld binnen het transitiebesluit van 23 december Deze resterende punten worden overgeheveld in een erkenning RTH of bijgevoegd bij een bestaande erkenning in de subsidiëringseenheid (SE) van de betrokken voorziening.
17
Vergelijk tussen aantal PVB bij de oorspronkelijke en gewijzigde transitiemethodiek
Nieuwe methodiek Oorspronkelijke methodiek
18
Opdracht Taskforce n.a.v. rapport
Afspraak TF : opmaken rapport dat zicht biedt op de stappen én de resultaten van de initiële transitie Opdracht TF : consolideren standpunt omtrent de effecten/ impact van de beslissing om de zorggebonden middelen niet te herverdelen over voorzieningen heen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.