Hoofdstuk 4: Voeding HAVO 4.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Enzymen (in het spijsverteringskanaal)
Advertisements

Voedingsvezel (ballaststof): stoffen in plantaardige voedingsmiddelen (b.v. cellulose) die niet door enzymen van de mens kunnen worden afgebroken. Voedingsvezel.
Spijsvertering 22 maart 2011.
Voeding en vertering 6A.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Enzymen voor de vertering
Hoe nemen we die voedingsstoffenstoffen op?
Het spijsverteringsstelsel
Hoofdstuk 4 Voeding.
Animatie 1 Enzymen Bioplek Animatie 2 Enzymen Bioplek
Spijsvertering.
Thema 2: Voeding en Vertering
Overzicht van de stofwisseling
Voortgezette assimilatie =
Voedingsstoffen.
Basisstof 1: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Verteringsstelsel.
Voortgezette assimilatie =
Inleveren verslag opdracht 9
Voedingsmiddelen & voedingsstoffen
Voeding en vertering 5 Havo.
T4 – Voeding en Vertering
Hoe vervoert je verteringsstelsel voedsel
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
J Bügel Noorderpoortcollege
Voorbereiding geboortestage. Onderwerpen: Doel voeding Voedingsbestanddelen Voeding in de praktijk Voeding.
Het verteringsstelsel
Voeding & Vertering.
Dikke darm en de lever.
Voortgezette assimilatie 1
Maagdarmkanaal V31, VOEDING. Voedsel en maagdarmkanaal A. Plantaardig materiaal B. Vlees C. Insecten D. Zowel plantaardig als dierlijk materiaal 1. Carnivoor.
VERTERING. CELLEN WEEFSEL orgaan organenstelsel.
Thema 5 Voeding en vertering
Het verteringsstelsel
Voeren en verzorgen Klas D21 MBO Doetinchem
Quiz: de voedingsstoffen
Het menselijk spijsverteringsstelsel.
Klas DD31 en DD41 MBO Doetinchem
Spijsvertering.
Voortgezette assimilatie 1
Antwoorden college 3 Noem de 5 structuren/ruimten waar de keelholte mee in verbinding staat. Neusholte, mond, luchtpijp, slokdarm, buis van Eustachius.
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
Voedingsstoffen Bouwstoffen
Voeding en Vertering 2 VMBO – KGT Thema 2.
Thema 4 Voeding en vertering
Diëten H 5.1 Ruststofwisseling Waar hangt dit van af? lichaamsgewicht
VOEDING 31 dia’s.
Digestie anatomie en fysiologie
Voeding en vertering Hoofdstuk 2.
Biologie voor jou; Thema 2.
Thema 4 Voeding en vertering
Voeding Kenmerken van voeding.
T2. Voeding en Vertering B1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen B2. Het aantonen van voedingsstoffen B3. Gezonde voeding B4. Het verteringsstelsel van.
Vertering van voedingsstoffen
Hoofdstuk 6.8 Spijsverteringsenzymen
Voeding en vertering.
Vertering en opname van voedingsstoffen in het bloed
Voeren en verzorgen Periode 1 – Introductie en H1.
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
Spijsvertering Bijgewerkt
Thema 2: Voeding en Vertering
Thema 2 Voeding en vertering
De organen voor vertering
Voortgezette assimilatie 1
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 4: Voeding HAVO 4

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt. Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Voedingsvezel: verzameling voedings-stoffen die niet door de enzymen uit het verteringsstelsel kunnen worden verteerd (ook wel ballaststoffen genoemd)

Voedingsstoffen Voedingsstoffen kunnen we onderverdelen in zes groepen: eiwitten (proteïnen) koolhydraten vetten (lipiden) water mineralen (zouten) vitamines

Voedingsstoffen De voedingsstoffen kunnen verschillende functies vervullen als bouwstof: worden gebruikt voor de vorming van cellen en weefsels. (Groei,ontwikkeling, herstel en vervanging van cellen.) als brandstof: worden gedissimileerd om energie te leveren. (Arbeid leveren, op peil houden van lichaamstemperatuur).

Eiwitten (proteïnen) Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen. Eiwitten versnellen (katalyseren) chemische reacties in cellen. Eiwitten regelen processen in het lichaam. Eiwitten hebben een functie bij het transport van stoffen.

Eiwitten Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren Sommige aminozuren moeten in het voedsel voorkomen omdat het menselijk lichaam deze niet zelf kan synthetiseren. (essentiële aminozuren) Aminozuren die niet worden gebruikt bij de synthese van eiwitten worden gedissimileerd.

Koolhydraten Koolhydraten worden ingedeeld in: monosachariden, disachariden en polysachariden. Koolhydraten dienen vooral als brandstoffen. Een teveel aan koolhydraten wordt voor een klein deel opgeslagen als glycogeen, maar voor een groot deel als vet in het onderhuidse bindweefsel of rondom de organen. Koolhydraten kunnen ook een rol spelen als bouwstof.

Vetten (lipiden) Een vetmolecuul is opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie vetzuren. Vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn. Vetten dienen vooral als brandstof. Een teveel aan vetten wordt onder de huid opgeslagen en rondom de organen. Vetten kunnen ook dienen als bouwstof.

Water Water is een belangrijke bouwstof voor ons lichaam. Water is een belangrijk oplosmiddel voor allerlei stoffen. Water is ook een transportmiddel Water speelt een rol bij de regeling van de lichaamstemperatuur.

Mineralen (zouten) Je hebt allerlei soorten mineralen als bouwstof nodig. Mineralen heb je slechts in kleine hoeveelheden per dag nodig. In je voeding moeten vooral Calcium, kalium en ijzer voorkomen. Spoorelementen: mineralen waarvan je slecht hele kleine hoeveelheden per dag nodig hebt.

Vitamines Vitamines zijn organische stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft. De belangrijkste vitamines zijn: A, B, C, D en K. Vitamine B is een verzameling van verschillende stoffen > het vitamine B- comlex.

Het aantonen van voedingsstoffen Een indicator is een aantoonstof. Op de volgende dia vind je een overzicht van de verschillende voedingsstoffen en hun indicator

Tabel Voedingsstof Indicator Eiwitten Salpeterzuur Glucose Fehling-reactie of Hains reactie Zetmeel Joodoplossing Vitamine C DCPIP- oplossing Vetten Sudan 3-oplossing LEREN!

Gezonde voeding De basis van gezonde voeding is variatie! In voedsel mogen niet teveel additieven voorkomen. Het voedingscentrum geeft belangrijke adviezen over gezonde voeding. Het voedingscentrum heeft een voedingswijzer met tien spelregels samengesteld. (afb. 23 op blz. 16)

Gezonde voeding Behalve variatie is ook de hoeveelheid van belang voor een gezonde voeding. De hoeveelheid is vooral afhankelijk van de energiebehoefte. De energiebehoefte in rust is afhankelijk van een aantal factoren: geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht. Bij activiteit is de energiebehoefte afhankelijk van de lichamelijke inspanning.

Gezonde voeding Wanneer je overgewicht hebt, kun je het vet alleen kwijtraken wanneer je met je voedsel minder binnenkrijgt, dan wat je gebruikt > vermageringsdieet. Dit alles gaat natuurlijk wel in overleg met een diëtiste.

Het conserveren van voedsel Door het conserveren van voedsel worden de omstandigheden van de micro- organismen ongunstig gemaakt. Manieren van conserveren: Invriezen Steriliseren Pasteuriseren Inblikken Vacuüm verpakken

Additieven (toegevoegde stoffen) Conserveermiddelen worden toegevoegd om voedsel langer houdbaar te maken. Natuurlijke conserveermiddelen Onnatuurlijke conserveermiddelen Additieven om het voedsel aantrekkelijker te maken.

Het verteringsstelsel van de mens Bij de mens vindt de vertering plaats in het darmkanaal. De vertering gebeurt met behulp van verteringssappen die worden gemaakt in verteringsklieren. Veel verteringssappen bevatten enzymen. Afb 37 blz 25 kennen

Het verteringsstelsel van de mens Het verteringsstelsel bestaat uit de volgende onderdelen: Mondholte Keelholte Slokdarm Maag

Het verteringsstelsel van de mens Maagportier Lever Alvleesklier Twaalfvingerige darm Dunne darm

Het verteringsstelsel van de mens Blinde darm Dikke darm Endeldarm met anus

De verteringssappen De verschillende verteringssappen in het lichaam van de mens zijn: Speeksel Maagsap

De verteringssappen Gal Alvleessap Darmsap

Resorptie Resorptie: het opnemen van stoffen door darmepitheelcellen. Resorptie vind plaats in het gehele darmkanaal. In de dunne darm vindt, door het grote oppervlak, de meeste resorptie plaats.

Resorptie Resorptie is een actief proces. Dat blijkt o.a. uit: Er kunnen stoffen worden geresorbeerd tegen het concentratieverval in. Stoffen worden selectief geresorbeerd. Bij resorptie vindt in de darmepitheelcellen een intensieve dissimilatie plaats. Door dood darmepitheel kunnen geen stoffen meer worden geresorbeerd.

Resorptie In de darmepitheelcellen worden vetten gevormd uit glycerol en vetzuren. Hierna vindt opname plaats in bloed of lymfe. Aminozuren, monosachariden, vetten met kleine vetzuren, water, mineralen en vitamines worden opgenomen in het bloed. Vetten met grote vetzuren worden opgenomen in de lymfe. Het bloed uit de haarvaten van een groot deel van het darmkanaal stroomt door de poortader naar de lever.