1.Het Genesisverhaal herinnert ons er aan dat de essentie van het kwade (en van het goede) zich situeert in het register van de relaties, zowel t.a.v. God als naar de mens toe. Is dat nog actueel? 2.Bespreek in dit kader de manier waarop Jezus de essentie van de Torah samenvat in Mat 22:37-40
“De mens, Adam, had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld. ‘Met de hulp van de HEER,’ zei ze, ‘heb ik het leven geschonken aan een man!’ 2 Later bracht ze zijn broer ter wereld, Abel. Abel werd herder, Kaïn werd landbouwer.”. Genesis 4 :1-2 ≠ een baby ≠ een zoon = ISH -> (volwassen man) ≠ een baby ≠ een zoon = ISH -> (volwassen man) vader genegeerd – laat zich negeren ≠ vis-à-vis Kaïn QaNaH = verkrijgen, verwerven, vormen // QaNA = jaloers zijn Kaïn QaNaH = verkrijgen, verwerven, vormen // QaNA = jaloers zijn Abel HeVeL = damp Prediker: ijdelheid Abel HeVeL = damp Prediker: ijdelheid
1.Nog vooraleer de fout van Kaïn ter sprake te brengen, suggereert het bijbelverhaal de verantwoordelijkheid van de ouders… Hoe analyseer jij deze verantwoordelijkheid? Kun je actuele voorbeelden geven over de invloed van de gezinssituatie? Vertel! 2.Iedereen is het product van de opvoeding die hij kreeg. Hoe sta je hier tegenover als ouder? Neemt dit de persoonlijke verantwoordelijkheid weg? Lees in dit verband vers 7 van het vierde hoofdstuk…
Op een keer bracht Kaïn de HEER een offer van wat hij had geoogst. 4 Ook Abel bracht een offer; van de eerstgeboren dieren van zijn kudde koos hij de mooiste uit. De HEER merkte Abel en zijn offer op, 5 maar voor Kaïn en zijn offer had hij geen oog. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker” Genesis 4 :3-5
1.Het offer toont de ingesteldheid van beide broers: een oppervlakkige onverschillige relatie, of een intense toewijding. Is vormendienst een reëel gevaar in jouw geestelijke beleving of in die van je kerk? Wat is heel concreet het verschil met een authentieke diepe innerlijke attitude? 2.God wil dat mensen ‘vis-à-vis’ zijn, waar betrokkenheid en dialoog belangrijk zijn. Wanneer God vraagt: “Waar is je broer Abel?” (of ook: waar ben je aan toe in je relatie met je broer?) antwoordt Kaïn: “Ben ik mijn broeders hoeder?” (vers 9). Zijn wij de hoeders (wakers) van elkaar? Wat betekent dit? Zijn er ook grenzen die beter niet overschreden worden? 3.Hoe kunnen we een geest van eerlijke, respectvolle en broederlijke dialoog bevorderen in ons gezin / onze werk- of studieomgeving / onze kerk? Wat kan broederzin kapotmaken? Het je dat al ervaren?
Lamech nam twee vrouwen; de ene heette Ada, de andere Silla. (…) Lamech zei tegen zijn vrouwen: ‘Ada en Silla, hoor wat ik zeg! Vrouwen van Lamech, luister naar mij! Wie mij verwondt, die sla ik dood, zelfs wie mij maar (NBG: een knaap, een kind) een striem toebrengt. Kaïn wordt zevenmaal gewroken, Lamech zevenenzeventigmaal.’ Genesis 4 :19-24
1.Het verhaal van Kaïn en Lamech toont in welke mate het kwade een verderfelijke maalstroom is. Als we niet opletten dan vreet het kwaad dat we niet beheersen ons kapot (4:7), het breidt uit en verandert het leven in een hel. Is dat nog steeds zo vandaag? Denk aan de actualiteit op wereldvlak, maar misschien ook aan de problemen tussen mensen… 2.Wat stelt Jezus voor om de lawine van het kwaad te stoppen in het kader van de intermenselijke relaties? Lees Mat 5:21-24 (zijn antwoord aan Kaïn?) en 18:21-22 (zijn antwoord aan Lamech?).
“Zo kwamen er steeds meer mensen op aarde, en zij kregen dochters. 2 De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden. 3 Toen dacht de HEER: Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven, hij is im- mers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. 4 In die tijd en ook daarna nog, zolang de zonen van de goden gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde helden uit het verre verleden. De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht.” Genesis 6 :1-5
“Beneden zag hij een vrouw die aan het baden was. Ze was heel mooi (TOV) om te zien. 4 David liet haar bij zich komen en sliep met haar. (let.: David stuurde bode om haar te nemen).” 2 Sam.11 :2-4, Gen 6 :2 De zonen van God zagen hoe mooi (TOV) de dochters der mensen waren en ze namen de vrouwen die ze maar wilden Gen 3:6 De vrouw zag dat de boom goed (TOV) was om van te eten ze nam van de vrucht en at
“Net als de vrouw op aangeven van de slang, zién die personages, nemen en gebruiken ze. Ze reproduceren een ingesteldheid van begeren. Dit verstoort de intermenselijke relaties grondig. In hun ogen zijn de ‘dochters van de mensen ’begeerlijke objecten’, die ze vrij kunnen uitkiezen en bezitten op een exclusieve manier (‘voor hen’)” “Deze ‘zonen van de Elohîm’ zijn ongetwijfeld machtige mannen met een goddelijk aura, individuen die men goddelijk waant of die van zichzelf denken dat ze ‘voortkomen uit de dij van Jupiter’ die met de vrouwen van gewone mensen handelen zoals David deed met Batseba (2 Sam 11:2-4). Een dergelijk gedrag toont hoever ze in werkelijkheid verwijderd zijn van de ware God.” André Wénin, « D’Adam à Abraham ou les errances de l’humain », p. 183 et 184.
1.Menselijke wezens die verheven worden tot een(quasi) goddelijke statuut, afgodisch en verafgood… Dit fenomeen is niet verdwenen, wel integendeel. Hoe verklaar je deze heldenverering, dit ‘sterrendom’? Hoe komt het dat wij ons hierin zo makkelijk laten meesleuren? Hoe reageer jij hierop? 2.De begeerte die is binnengeslopen bij Adam en Eva ontwikkelt zich en neemt ‘de dochters van de mensen’ tot doelwit. Die vrouwen worden voorwerp van begeerte, die met geweld kunnen genomen worden. Is dit nog actueel? 3.Het boek Genesis toont in welke mate het kwade een kanker is die zowel de mens als de maatschappij aanvreet. Hoe wil God deze nefaste maalstroom counteren? Hoe kunnen wij er tegen ingaan? Welke levensprincipes zijn in jouw ogen onontbeerlijk om dat te verwezenlijken.