Jozua, de dienaar van de HEER, was gestorven toen hij 110 jaar oud was. Toen ook zijn leeftijdsgenoten met hun voorouders waren verenigd, kwam er een volgende generatie, die niet vertrouwd was met de HEER en wat hij voor Israël had gedaan. De Israëlieten begonnen te doen wat slecht is in de ogen van de HEER: zij gingen de Baäls dienen. Ze keerden de HEER de rug toe, de God van hun voorouders, die hen uit Egypte had geleid, en begonnen achter andere goden aan te lopen die werden vereerd door de volken waartussen zij woonden. Rechters 2:9-13 NBV
Micha dacht bij zichzelf:Nu ik een Leviet als priester in dienst heb, ben ik ervan verzekerd dat ik van de HEER niets dan goeds te verwachten heb. Rechters 17:13 NBV
Terwijl de 600 gewapende Danieten postvatten bij de toegangspoort, liepen de verkenners door. Ze drongen het huis binnen en namen het priestergewaad en de godenbeeldjes mee, en ook het beeld met het zilverbeslag. De priester stond dus met de 600 gewapende mannen bij de toegangspoort, terwijl de vijf het huis van Micha binnengingen en het beeld met het zilverbeslag, het priestergewaad en de godenbeeldjes meenamen. ‘Wat moet dat daar?’ riep de priester. ‘Stil’, antwoordden ze. ‘Zeg niets, en ga met ons mee en word onze raadgever en priester. U kunt toch beter priester zijn voor een hele stam Israëlieten dan voor het huishouden van één man?’ Rechters 18:16-19 NBV
U zult zwanger worden en een zoon krijgen. Zijn haar mag nooit door een scheermes worden aangeraakt, want hij zal al vanaf de moederschoot als nazireeër aan God gewijd zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen. Rechters 13:5 NBV
Ik wil nog wel even blijven, maar ik zal niet eten van wat u mij aanbiedt. Als u echter een brandoffer aan de HEER wilt opdragen, mag u dat doen. Rechters 13:18 NBV
‘Als God ons had willen doden, had hij vast ons offer niet aanvaard en ons niet laten zien wat we nu gezien hebben. En dan had hij ons daarnet zeker niet zulke beloften gedaan.’ Rechters 13:23 NBV