Hoy es lunes Vandaag is het maandag

Programa Proefwerk bespreken in vorm van SPEL Proefwerk uitdelen Eigen woordenlijst afmaken en inleveren Bron C Bron D

Spelregels We gaan een spel doen in 6 teams. Teams: 2havotrw.wikispaces.com. Je zit als team bij elkaar. Ieder team begint met 10 X-en op het bord. Ieder team krijgt een vraag, je schrijft dit antwoord op een papier en houdt dit papier omhoog. Het team dat het antwoord goed heeft, mag 2 X-en van een ander team van het bord verwijderen.

Voordat je de X-en verwijdert, mag je een bal in het doel schieten. Lukt dat vanaf LIJN 1: Dan mag je 4 X-en weghalen. Lukt het vanaf LIJN 2: Dan 5 X-en. Het is niet toegestaan X-en van je eigen team te verwijderen! Als jouw groep uit het spel ligt (geen X-en meer) dan kun je opnieuw een plek verdienen door: – Een juist antwoord – Scoren Je krijgt dan 4 of 5 X-en terug op het scorebord

Het winnende team heeft aan het einde de meeste X-en op het bord staan. Doel is dus: zorg dat je teams wegspeelt! Dit spel kent 8 rondes (8 vragen) BOEKEN/SCHRIFT weg, alles van tafel. Spreek af wie er gaat schrijven.

¿LISTOS?

Ronde 1 – vraag 1 Geef het juiste lidwoord (de/het): Team 1: _____ pueblo Team 2: _____ tienda Team 3: _____ canción Team 4: _____ presentador Team 5: _____ ciudad Team 6: _____ camping

Ronde 2 – vraag 2 Schrijf de getallen uit in het SPAANS. Team 1: 18 Team 2: 11 Team 3: 9 Team 4: 17 Team 5: 15 Team 6: 3

Ronde 3 – vraag 3 Zet alle woorden in het meervoud (ook lidwoorden): Team 1: una ciudad Team 2: un actor Team 3: una bicicleta Team 4: un amigo Team 5: un profesor Team 6: una chica

Ronde 4 – vraag 4 Geef de vertaling van de onderstreepte woorden in het Nederlands: Team 1: La ciudad está en España. Team 2: El camping es fantástico. Team 3: El hijo se llama Andrés. Team 4: El pueblo está en México. Team 5: El chico es mi amigo. Team 6: El camping es fantástico.

Ronde 5 – vraag 5 Vul de juiste vorm in van het werkwoord SER Team 1: ¿Vosotros __________ españoles? Team 2: Ellas _______ inteligentes? Team 3: Nosotros _______ holandeses. Team 4: ¿Tú ______ inteligente? Team 5: Él ______ Enrique Team 6: Yo ______ una estudiante.

Ronde 6 – vraag 6 Stel jezelf in 3 zinnen voor in het Spaans.

Ronde 7 – vraag 7 Geef antwoord op de volgende vragen in het Spaans: Team 1: ¿Qué tal? Team 2: ¿Cuál es tu número de teléfono? Team 3: ¿Hablas español? Team 4: ¿Eres mexicano? Team 5: ¿Cuántos años tienes? Team 6: ¿Dónde vives?

Ronde 8 – vraag 8 Geef de Spaanse vertaling van de volgende woorden: Team 1: Het liedje Team 2: De vakantie Team 3: De broer Team 4: Zingen Team 5: De Spanjaard Team 6: Het zwembad

Bron C Leestekst – HOE AANPAKKEN?

Bron D – ESTAR (zijn) (yo)estoyik ben (tú)estásjij bent (él, ella, usted)estáhij, zij is, u bent (nosotros/nosotras)estamoswij zijn (vosotros/vosotras)estáisjullie zijn (ellos, ellas, ustedes)estánzij zijn, u bent (meervoud)

ESTAR: waar is iets of iemand? (plaats) El instituto está cerca de mi casa De school is (bevindt zich) dichtbij mijn huis. Estoy en el instituto Ik ben op school -> plek waar je bent

Er is/ er zijn HAY Als je wilt zeggen er is of er zijn dan gebruiken we daar in het Spaans één woordje voor: HAY. Hay una piscina en mi pueblo. Er is een zwembad in mijn dorp. Hay dos supermercados cerca de mi casa. Er zijn twee supermarkten dichtbij mijn huis.

Oefeningen maken/nakijken

Toetsen Week 45 les 2 (2-6 nov): SO Unidad 2 Leren: eigen woordenlijst, vaste woordenlijst t/m el instituto, Bron D Week 46 les 2 (9-13 nov): Leestoets Inleveren taak U2 (in een snelhechter!!!!) Week 47 les 2 (16-20 nov): PW Unidad 2 Leren: vaste woordenlijst, eigen woordenlijst, Bron D, Bron E, Bron G, Bron I