Opkomst van machtige vorsten 1.4
Vorsten brengen een scheiding aan tussen Kerk en Staat Tot de dertiende eeuw dachten de meeste Europeanen dat God maar één heerser over de samenleving wilde: de paus. Volgens de Kerk had hij de macht over de wereld gekregen. Vorsten hadden daarom hun macht aan de Paus te danken en waren dus aan hem ondergeschikt. Zij moesten zorgen voor een goed bestuur en vechten tegen de heidenen. deden zij dat niet goed dan konden zij door de paus worden afgezet. De vorsten stelden de zaak liever anders voor. Volgens hen wilde God een verdeling van de macht: de paus had alles te zeggen over godsdienstige zaken en de vorsten waren baas op hun terrein (bestuur van het land, rechtspraak en oorlogvoering). Men noemt dit scheiding tussen Kerk en Staat.
Het absolutisme ontstaat Vanaf de late Middeleeuwen nam de macht van de vorsten toe. Op den duur moest de paus bekennen, dat hij niet genoeg macht bezat om de vorsten te kunnen afzetten. En de paus kon de vorsten dan ook niet meer dwingen tot een andere politiek. In de meeste Europese staten ontstond een autocratie, een regering door één man. De vorst en zijn aanhangers gingen er van uit, dat een koning door God was aangesteld om zijn onderdanen te besturen. het was de plicht van deze onderdanen hem te gehoorzamen zonder vragen te stellen. Deze regeringsvorm wordt absolutisme genoemd. Het Franse absolutisme werd hét voorbeeld voor de rest van Europa.
Alleen in Engeland en de Republiek der Nederlanden had het parlement invloed In de meeste Europese staten bestaat al sinds de Middeleeuwen een parlement. lange tijd waren alleen de adel, de geestelijkheid en de bourgeoisie (rijke burgers) vertegenwoordigd. Met het toenemen van de macht van de vorsten stelden deze parlementen steeds minder voor. In enkele staten waren in de Nieuwe Tijd geen koningen met een absoluut gezag. Daartoe behoorden Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden.
L’etat cést moi
Een beetje koning heeft natuurlijk: /lodewijk/index.html /lodewijk/index.html