Maatschappijleer Oefentoets hoofdstuk 4 Multiculti
1. Gerben’s vader is Nederlands, zijn moeder is Duitse 1. Gerben’s vader is Nederlands, zijn moeder is Duitse. Gerben is in Nederland geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit. Gerben is een: A. autochtoon. B. immigrant. C. emigrant. D. allochtoon.
2 Wie kwamen veertig jaar geleden vooral naar Nederland? A. Irakezen omdat ze op de vlucht waren vanwege een oorlog in hun eigen land. B. Bosnische moslims op de vlucht voor de oorlog met Servië. C. Turken en Marokkanen die op zoek waren naar werk. D. Illegalen uit Afrika om asiel aan te vragen.
3. Het aantal asielzoekers dat als politiek vluchteling wordt erkend is tegenwoordig ongeveer: A. 50 procent. B. 30 procent. C. 15 procent. D. 5 procent.
4. Uit welk land komt de grootste groep allochtonen in Nederland? A. Turkije. B. Indonesië. C. Marokko. D. Duitsland.
5. Wat waren vroeger koloniën van Nederland? A. Suriname en Indonesië. B. De Nederlandse Antillen en Australië. C. Indonesië en New York. D. India en Suriname.
6. Mag in Nederland een Pakistaanse vader zijn dochter tegen haar zin uithuwelijken? A. Ja, want dit is een belangrijk kenmerk van de Pakistaanse cultuur. B. Ja, want in Nederland is vrijheid van meningsuiting. C. Nee, want dit is tegen de Nederlandse wet. D. Nee, maar wel als de bruidegom een autochtoon is.
7. Op welke manier passen veel autochtonen zich aan de nieuwkomers in Nederland aan? A. Ze leren de taal van de nieuwkomers. B. Ze nemen de feestdagen over van de nieuwkomers. C. Ze eten de gerechten uit de landen van de nieuwkomers. D. Ze bekeren zich tot de godsdienst van de nieuwkomers.
8. Ali Yildirim wordt (in Nederland) lid van de Turkse voetbalclub Türkyemspor. Dit is een voorbeeld van: A. assimilatie. B. integratie. C. wederzijdse aanpassing. D. Geen enkel antwoord is juist.
9. Christelijke partijen, zoals het CDA: A. zijn tegen de komst van islamitische immigranten. B. vinden dat islamieten zich in Nederland moeten laten bekeren tot het christendom. C. vinden dat nieuwkomers zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren spreken. D. zijn tegen de komst van nieuwe asiel zoekers: vol is vol!
10 Sommige allochtonen hebben moeite om te integreren in de Nederlandse samenleving. Welke mogelijke redenen zijn er? I. Ze spreken slecht Nederlands. II. Ze hebben geen goed diploma. III. Ze worden gediscrimineerd. A. I en II zijn juist. B. I en III zijn juist. C. II en III zijn juist. D. Alle antwoorden zijn juist.
11Allochtonen van de tweede generatie zijn vaak beter geïntegreerd dan allochtonen van de eerste generatie omdat zij: A. hier geboren zijn en het ze minder moeite kost om zich aan te passen. B. intelligenter zijn dan hun ouders. C. minder vaak worden gediscrimineerd dan hun ouders. D. geen last hebben van werkloosheid.
12 Als een islamitisch meisje een hoofd doekje draagt: A. laat ze daarmee zien dat ze streng islamitisch is. B. krijgt ze minder respect van islamitische jongens. C. kan dat een reden voor werkgevers zijn om haar niet aan te nemen bij een sollicitatie. D. is dat een goed voorbeeld van assimilatie